Werkverbond? (1)

Door: M.R. Vermeer

 

“Reformatorische theologen bereiken overeenstemming over het verbond” – zo kopte een tijdje terug een christelijk dagblad.[1] Na vele gesprekken is door een aantal theologen een tekst opgesteld waarin in tien punten wordt uitgelegd wat het verbond inhoudt. Een overeenkomst die volgens de initiatiefnemer (dr. W. van Vlastuin, Hersteld Hervormde Kerk) smaakt naar meer: “Onze consensus geeft een signaal af: Als je echt de tijd neemt, kunnen er dingen veranderen.”[2] In dit (en een volgend) artikel willen we een onderdeel van deze ‘consensus’ bespreken.[3]

 

Gereformeerd is eenvoudig
Nadenken over het verbond is niet nieuw. In de geschiedenis van allerlei reformatorische en presbyteriaanse kerken is heel wat gedacht, gesproken en gestreden over het ‘verbond’. Vele constructies zijn bedacht, vraagstellingen zijn opgeworpen: ‘Wat is de verhouding tussen het verbond der verlossing en het verbond der genade?’ ‘Wat is de verhouding tussen het verbond op de Sinaï en het werkverbond?’ Spitsvondigheden zijn als waarheid verdedigd, kerkelijke uitspraken zijn gedaan en soms is er bovenschriftuurlijk gebonden.[4]

Nu dus weer een ‘consensus’ tussen theologen van verschillende kerken. Wat in deze ‘verklaring’ opvalt is reeds het begin:

“Terwijl wij in de positie verkeren dat wij het werkverbond verbreken en middenin de dood liggen, schenkt God in de weg van de bediening van het genadeverbond het door Hem beloofde heil aan Zijn bruidsgemeente van alle tijden.”

Een duidelijke tweedeling tussen een ‘werkverbond’ en ‘genadeverbond’ dus.[5] Is er echter wel zoiets als een ‘werkverbond’? Klopt deze structuur wel? [6] Gelukkig hebben de Gereformeerde Kerken (anders dan de presbyteriaanse kerken) nooit gebonden aan de leer van een ‘werkverbond’. We willen een aantal opmerkingen van dr. C. van der Waal hierover weergeven. Om te laten zien dat het gereformeerde geloof eenvoudig is in plaats van ingewikkeld – en grote blijdschap geeft.

 

Kon Adam de zaligheid verdienen?
Allereerst wordt door dr. Van der Waal gewezen op de opvatting van Ursinus hierover:

Er is vaak de voorstelling gegeven dat Adam op grond van zijn gehoorzaamheid de zaligheid zou kunnen hebben verdienen. Eerst toen Adam viel, kreeg het verbond het karakter van een genadeverbond. Het was nu op schuldvergeving gegrond (vergelijk de offers bij verbondssluitingen  en de term: het verbond “snijden”[7]).

Er is in dit verband ook gesproken van een foedus naturale, een natuur-verbond. Van nature zou de zedewet aan de mens bekend zijn. Zonder “bovennatuurlijke genade” zou de mens in staat zijn geweest om het verbond te houden, krachtens de ingeschapen zedewet.

Iemand als Ursinus stelt in antwoord 36 van de Maior (het voorontwerp van de Heidelbergse Catechismus): “De wet bevat het natuurverbond, in de schepping door God met de mensen aangegaan. Dit is (het verbond) dat aan de mensen van nature bekend is. Het eist van ons volmaakte gehoorzaamheid jegens God, en belooft aan wie deze metterdaad betonen het eeuwige leven. Het bedreigt echter met eeuwige straffen hen die deze (gehoorzaamheid) niet betonen.”

Van het evangelie zegt Ursinus dat dit geenszins van nature bekend is. Van de wet van de tien geboden zegt hij in antw. 158 dat deze niet voor het eerst bij de Sinaï gegeven is. Nee, toen is voor Israël herhaald en afgekondigd, dat waartoe alle redelijke schepselen in staat gesteld zijn (ad quid omnes creaturae rationales sint conditae).

We zien dus dat de structuur van het verbond door Ursinus goed omschreven is: hij onderscheidt een bevel, een belofte en een bedreiging. Zijn leermeester Melanchton heeft echter zoveel humanistische invloed op hem gehad dat er een heel brok “aangeboren ideeën” voor de dag komt.

Gelukkig is dit niet allemaal in de Catechismus van Heidelberg terechtgekomen, omdat anderen zich tegen deze constructie verzet hebben.

 

Westminster Confessie
Nee, gelukkig is dit alles niet in de Catechismus terecht gekomen. Maar er is een belijdenisgeschrift waarin deze onderscheiding ongelukkig genoeg wel terecht is gekomen: de Westminster Confessie. Door dr. Van der Waal wordt de vinger gelegd bij het discutabele en soms onschriftuurlijke spreken van deze belijdenis op dit punt:

Anderen hebben echter deze draad voortgesponnen en zo lezen we in de Grote Catechismus van Westminster. Antwoord 30, van “het eerste verbond, gewoonlijk het werkverbond genoemd.” In de Confessie van Westminster (1643) wordt het ook nadrukkelijk genoemd. Hoofdstuk VII: “Het eerste met de mens gesloten verbond was een werkverbond, waarin leven werd beloofd aan Adam, en in hem aan zijn nageslacht, op voorwaarde van volmaakte en persoonlijke gehoorzaamheid”. De formulering lijkt als twee druppels water op die van Ursinus.

Wat Ursinus verder gezegd heeft over de repetitie van de wet op Sinaï[8] vinden we hier echter ook weer terug. Hoofdstuk XIX zegt van deze in het hart geschreven wet, “gewoonlijk zedenwet genoemd”, dat dat deze door God op de berg Sinaï in tien geboden werd gegeven.

De volgende zinnen uit hetzelfde artikel dienen hierbij tevens vermeld te worden: “De zedenwet verbindt allen, zowel gerechtvaardigde personen als anderen, voor altijd tot gehoorzaamheid aan haar”.

“Hoewel ware gelovigen niet onder de wet als een werkverbond staan, om daardoor te worden gerechtvaardigd of veroordeeld, toch is zij voor hen evengoed van groot nut als voor de anderen”.

In de laatste zin komt heel duidelijk uit hoe men over de aard van het zogenaamde werkverbond (en tevens over de herhaling ervan in de wet van Mozes!) dacht. Gehoorzaamheid daaraan zou rechtvaardiging uit de werken bewerken.

 

Adam was geen Farizeeër
Dit alles moeten we afwijzen, want er is geen sprake van dat Adam ‘punten kon verdienen’ door zich aan de ‘zedewet’ te houden en zo het eeuwige leven te beërven:

Dit alles dient radicaal afgewezen te worden.

Men kan verschillen over de naam die men aan het verbond van vóór de val wil geven. Er is gesproken van een scheppingsverbond, een paradijsverbond, een verbond van Gods gunst. Feit is echter dat de God, die Zijn genade bewezen heeft aan Zijn volk na de val en die dat nog doet in Jezus Christus, Zijn verbond met de eerste mens sloot. Daarin was Hij de Soeverein en de mens de geheel van Hem afhankelijke.

Adam was niet geschapen om een legitieme Farizeeër, pelagiaan of remonstrant te zijn. Als Israël Gen. 1 en 2 las, had het geen reden om te denken: Kijk, daar heb je nu een ideale mens, die door wetsgehoorzaamheid zijn eigen zaligheid opbouwt. En het feit dat zeventiende-eeuwse puriteinen van Adam toch eigenlijk wel zo’n rationeel schepsel gemaakt hebben dat met aangeboren Gods- en wetskennis  zijn heil kon uitwerken, heeft wel Descartes en het rationalisme benevens een werkheiligheid, en een perfectionisme in de kaart gespeeld, maar het heeft in feite aan het evangelie tekort gedaan.

Ja, het blijde evangelie – dat is het eenvoudige gereformeerde geloof. In het volgende artikel geven we nog een paar opmerkingen van dr. Van der Waal daarover en wijzen we nog kort op het praktische belang van dit alles voor ons geloofsleven.

 

[1] In het Reformatorisch Dagblad van 11 december 2020.
[2] Idem.
[3] We doen dit aan de hand van: C. van der Waal, Het Verbondsmatig Evangelie (Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1990), pp. 65 e.v.
[4] Vaak worden drie verbonden onderscheiden: a) het ‘verlossingsverbond’ (ook wel ‘vrederaad’ genoemd), wat de naam is voor het raadsplan van Vader, Zoon en Heilige Geest tot de verlossing van de uitverkoren vóór de schepping, b) het werkverbond wat met Adam in het paradijs is gesloten, en c) het genadeverbond, als verbond van God met de gelovigen en hun kinderen na de zondeval. De Christelijke Gereformeerde Kerken leren deze drie verbonden, terwijl de Gereformeerde Gemeenten het ‘verlossingsverbond’ en het ‘genadeverbond’ laten samenvallen. De achtergrond hiervan is een zekere spanning die men ziet tussen ‘verkiezing’ en ‘verbond’, waarbij de Gereformeerde Gemeenten het verbond willen beschouwen vanuit de verkiezing: het verbond is naar haar wezen alleen gesloten met de uitverkorenen.
[5] Een andere zaak is het spreken in deze verklaring over de ‘bediening’ van het genadeverbond. Is er dan ook zoiets als het ‘wezen’ van het verbond?
[6] De benaming ‘werkverbond’ werd ook door gereformeerde theologen rond de Vrijmaking van 1944 nog gebruikt (bijv. door B. Holwerda en K. Schilder), maar is inhoudelijk terecht onder kritiek komen te staan. Dat in deze ‘consensus’ niet slechts de term werkverbond wordt gebruikt, maar een inhoudelijk onderscheid is bedoeld, blijkt uit een opinie-artikel van de initiatiefnemer: “In de gereformeerde traditie zijn er bepaalde gemeenschappelijke inzichten rond het genadeverbond. Zo is er een onderscheid tussen werkverbond en genadeverbond” (Reformatorisch Dagblad 16 december 2020).
[7] Van der Waal wijst hiermee op het gegeven dat wanneer in de Schrift wordt gesproken over het maken van een verbond tussen partijen regelmatig het Hebreeuwse woord voor ‘snijden’ wordt gebruikt. Bij het sluiten van een verbond worden immers vaak slachtdieren geofferd (‘gesneden’)!
[8] Van der Waal wijst hier op de gedachte van Ursinus/Westminster Confessie dat het werkverbond een soort ‘natuurverbond’ zou zijn, wat dan de geboden voor de gehele mensheid zou bevatten. Deze ‘natuurwet’ is dan vervolgens herhaald (repetitie) bij de verbondssluiting op de Sinaï met het volk Israël.

image_pdfimage_print