Werelddiaconaat (4)

Door: J. Bos

 

Voordat we over de ‘Sustainable Development Goals’ (SDG’s) gaan schrijven, willen we eerst nog kijken naar de houding van de Wereldraad van Kerken ten opzichte van de VN en de ‘rechten van de mens’, die in het vorige artikel aan de orde zijn geweest. Dit is van belang met het oog op wat later nog ter sprake zal komen. We doen dit aan de hand van enkele citaten uit het boek ‘Antithese of synthese?’ van C. van der Waal.[1]

In mei 1938 vond de voorlopige oprichting van de Wereldraad van Kerken plaats te Utrecht. Daarna werden er veel koersbepalende activiteiten ontplooid, waaronder in 1946 het stichten van het ‘Kerkelijk Comité voor Internationale Aangelegenheden’. Dit comité had mede als taak de Wereldraad te vertegenwoordigen bij de VN en de UNESCO[2], en wel

‘(…) om “de stem van de Wereldkerk” te doen horen betreffende de rechten van den mens, godsdienstvrijheid, sociale, culturele, humanitaire en paedagogische hulp, (…). Evenals vroeger tegelijk met de Volkenbond ook menige kerkenbond ontstond, (…) zo groeit thans het contact tussen de Wereldstáát en de Wereldkerk: een centralisatie van apocalyptische afmetingen.’ (p. 168)

Tijdens de eerste assemblée in Amsterdam in augustus 1948 werd de Wereldraad van Kerken definitief opgericht. Van der Waal ontleedt scherp de valse leer die aan de Wereldraad ten grondslag ligt. Hoe belangrijk en leerzaam dat ook is, gezien ons onderwerp voert het helaas te ver om daar nu breed uit te citeren. We noteren slechts een samenvatting van wat deze leer inhoudt: ‘De oecumenische gedachte verbindt zich met het ideaal van de politieke wereldeenheid. Een Wereldkerk en een Wereldstaat. Geen antithese meer; louter synthese. “Tot èlke prijs”.’ (p. 181) In dit artikel beperken we het tot de manier waarop de leer in de rapporten en resoluties van de assemblée tot uiting komt op het terrein van internationale aangelegenheden. Daarover schrijft Van der Waal onder meer het volgende.

De mens en zijn rechten staan hier in het midden, niet de Here en Zijn ordinantiën. De mens wordt niet getekend in zijn verloren staat: “Wij verklaren, dat alle mensen gelijk zijn voor Gods aangezicht en dat de rechten van den mens rechtstreeks voortvloeien uit zijn status als kind Gods.” Bij de zondeval kwam dus niet een radicale breuk, genade is niet nodig om weer beeld Gods te zijn en door den Vader geadopteerd te worden. Alle mensen zijn van nature kind’ren van één Vader, met rechten en plichten. Ten gevolge van deze beschouwing wordt het streven der Verenigde Naties met instemming begroet. Gevaren worden niet gezien. Internationaal moeten “de rechten van den mens” vastgelegd worden. “De kerken hebben een belangrijke taak te volbrengen bij het leggen van de gemeenschappelijke grondslag van zedelijke overtuiging, zonder welke elk rechtsstelsel zal te gronde gaan. Terwijl zij moeten aandringen op een meer omvangrijke en gezaghebbende wereldorganisatie, moeten zij nu reeds alle pogingen steunen, die ten doel hebben onderling begrip en welwillendheid onder de volken te bevorderen, eerbied voor het internationale recht aan te kweken en internationale instellingen, die thans reeds levensvatbaarheid hebben, op te richten. Zij moeten ook alle pogingen steunen, die op een universele basis de vele specifieke vragen van internationale betekenis willen beantwoorden, waarvoor de wereld thans geplaatst is, zoals: het gebruik van atoomwapens, de alzijdige vermindering der bewapening, de gezondheidszorg en de voedselvoorziening voor alle mensen. Zij moeten er naar pogen te bereiken, dat de Verenigde Naties zich verder ontwikkelen, zodat ze aan deze opgave kunnen voldoen. Zij moeten er op aandringen, dat de interne wetgeving van elk land in overeenstemming is met de beginselen van het progressieve internationale recht; en zij erkennen dankbaar, dat de huidige vraag naar een formulering van de principes van menselijke rechten een neerslag is van een nieuw bewustzijn van internationale verantwoordelijkheid voor de rechten en vrijheden van alle mensen.”
De Wereldraad van Kerken kiest zo vóór de Wereldraad van Volken. Een moderne autonome torenbouw gesteund, zonder ook maar enigszins critisch er tegenover te staan.’ (p. 186-187)

(…) In plaats dat de Wereldraad van Kerken tegenover het “getuigen van het geloof in de elementaire mensenrechten” van de U.N.O. spreken gaat van het recht van Jezus Christus, dat alléén den mens en de wereld redden kan, begroet hij vol vreugde de wereldorganisatie der Verenigde Naties. Deze voldoet aan de wens naar wereldbroederschap. De Wereldraad doet christendom en humanisme huwen en de kerken assistentie verlenen bij de stichting van het láátste wereldrijk, dat er komen zal vóór Christus’ wederkomst.
“De Raad zal zich ten doel stellen de internationale verzoening te bespoedigen door zijn eigen leden en door de samenwerking van alle Christelijke kerken en van alle mensen van goeden wille”. Het humanisme, dat uitgaat van de goede wil van den mens, wordt dus dankbaar als bondgenoot aanvaard. Verzoening is de doelstelling. Synthese. “(…) De kerken dragen de verantwoordelijkheid de mensen op te voeden om uit te stijgen boven de beperkte nationale gezichtspunten en de economische en politieke verschillen te doen zien in het licht van de Christelijke visie, die ieder mens vrijheid van alle economische of politieke gebondenheid garandeert”. (…)
Stanley Jones[3] heeft deze ideologie eens aldus onder woorden gebracht: “De hoop voor de toekomst is de schepping van de nieuwe mens, waarin beide delen opgenomen zijn, het individualisme en het collectivisme. Dan zal er vrede zijn, ja dan alleen”. (…) Hoeveel tegenstrijdigheden er ook schijnen te zijn, alle politieke systemen kunnen elkaar verdragen in de hogere eenheid van de Wereldstaat.
De conclusie ligt nu voor de hand: Laat de groeiende Wereldstaat de groeiende Wereldkerk ten voorbeeld nemen! De oprichting van de Wereldraad van Kerken kan van grote betekenis worden voor het leven der volkeren. (…) De enige strijd waar de Wereldraad van weten wil, is strijd tégen de strijd. De pax oecumenica, die er in kerkelijk opzicht reeds tot stand gekomen is, wordt aan de Verenigde Naties tot een exempel gesteld. Ja, het schijnt alsof déze vrede het belangrijkste oogmerk is waarnaar zij streeft. De Wereldkerk ziet zichzelf blijkbaar slechts als een middel tot het doel: de Wereldstaat. “De hoop voor de toekomst”.’ (p. 187-189)

‘Het doorlopend getuigenis van de Schrift is, dat de HEERE wakker is om Zijn Woord te doen. Daarom mag echter niet zomaar gedaan worden, alsof alle dingen, ook die, welke niet beloofd zijn, mogelijk zijn. Een vrederijk op aarde is niet beloofd. (…) Utopieën zijn niet mogelijk bij God, omdat Hij daarvoor geen beloften gegeven heeft. De Schrift verkondigt ons een wereldcatastrophe. De apocalyptische ruiters zullen over de wereld blijven draven. Al mag dit ons tot geen défaitisme verleiden, anderzijds gaat het tegen de Schrift in, als rapport IV, uitgaande van de vrijheid van de mens en van een algemene verzoeningsleer, het voorstelt, alsof de mens als Gods medearbeider de Wereldvrede kan realiseren.’ (p. 190)

‘De Wereldraad wekt voorts zijn leden op om bij de U.N.O. aan te dringen op het aannemen van een internationale wet betreffende rechten van den mens en van andere dergelijke conventies, die het eerbiedigen van de menselijke rechten en de fundamentele vrijheden over de gehele wereld bevorderen.’ (p. 190-191)

Dank zij “kerkelijke” bemoeiïngen spreekt het Handvest der U.N.O., dat in 1945 te San Francisco aanvaard werd, van geloof in de elementaire rechten van den mens, in de waardigheid en waarde van den mens.
Zo drong de humanistische filosofie der afvallige kerk door tot in de zalen der Verenigde Naties. Dat de genade particulier is? Rechten der kerken? O neen, de kerk beziet alles nu veel breder. Mocht de wereld de grondstellingen der franse Revolutie vergeten zijn, dan zal zij deze wel meer inprenten. Droit de l’homme. Recht van den mens. (…) (p. 193-194)

‘Gods Woord zegt, dat we in onszelf geen enkel (zelfbeschikkings-)recht hebben. Slechts in Christus ontvangen we rechten. We mógen Hem volgen, Zijn geboden houden. We mógen ons afscheiden van den duivel en zijn rijk.
Maar de resolutie van Amsterdam doet de kerken tegen de staten zeggen, dat ieder het recht heeft te geloven wat hij wil, te leren wat hij wil, zich te verenigen met wie hij wil. Dit is libertinisme van de zuiverste soort. Hierdoor komen de kerken óók voor heidendom en voor de religieusiteit van den antichrist op. De kerken wetten het zwaard, waarin zij straks zullen vallen. Van de stelling, dat ieder mens het recht heeft op eigen manier zalig te worden, zullen de antichrist en zijn profeet dankbaar gebruik maken. Niets is hun zo lief als kerken, die bij voorbaat haar absolute aanspraken prijsgeven en zich gelijkgeschakeld hebben.’ (p. 194-195)

Dit zijn maar enkele fragmenten uit het gedeelte dat over dit onderwerp handelt. Toch kan hieruit wel duidelijk zijn dat Van der Waal reeds kort na de gebeurtenissen die hij in zijn boek beschrijft, de fundamenten van de houding van de Wereldraad van Kerken ten opzichte van de VN en de ‘mensenrechten’ heeft weten bloot te leggen. We kunnen eenieder nogmaals aanraden het boek ‘Antithese of synthese?’ te lezen, om zodoende de ‘synthese’ waarvoor gewaarschuwd wordt, en die inmiddels een enorme omvang heeft aangenomen, ook in de huidige tijd beter te leren herkennen.[4]

We waren van plan in dit artikel ook nog iets over de ‘Sustainable Development Goals’ (SDG’s) te schrijven. We hebben echter wat uitgebreider uit het boek geciteerd dan we van te voren bedacht hadden. Om een en ander overzichtelijk te houden, stellen we het schrijven over de SDG’s uit tot de volgende keer.

 

[1] C. van der Waal, Antithese of synthese? De oecumenische beweging beschreven en getoetst. Enschede, J. Boersma, 1951
[2] https://nl.wikipedia.org/wiki/UNESCO
[3] https://en.wikipedia.org/wiki/E._Stanley_Jones
[4] Dit geldt eveneens voor: dr. C. van der Waal, Liquidatie der Reformatie. Over de oecumenische beweging en haar theologie. Enschede, J. Boersma, 1966

image_pdfimage_print