Wat verwachten we van de prediking (1)

In de erediensten van de Gereformeerde Kerken staat de preek centraal: de verkondiging van Gods Woord voor Zijn volk. In een drietal korte artikelen, geschreven in 1965, is ds. M.J.C. Blok (1914-1976) ingegaan op de vraag: wat mogen wij verwachten van de prediking?[1] Ook voor deze tijd nog actueel! Onderstaand geven wij het eerste artikel weer.

 


 

 

Wat verwachten we van de prediking

“Over de preek praten” is iets, dat onder ons niet vreemd is gelukkig, al gebeurt het toch wel te weinig.

 

Laten we ook in onze gesprekken maar bezig zijn met het Woord, dat Christus ons ’s zondags doet verkondigen. Maar dat zal dan ook de opzet en het doel van ons gesprek moeten zijn, dat we met elkaar over dat verkondigde Woord spreken. Dan kunnen we elkaar ook nog helpen in het verstaan van dat woord.

 

Uit dat gesprek over de preek kunt u intussen ook leren, wat er soms van de prediking verwacht wordt en hoe ernaar geluisterd wordt. En dan is het niet te ontkennen, dat er ook wel eens vreemde verwachtingen uitgesproken worden. Dat er van de prediking iets verwacht wordt, dat aan die prediking zelf vreemd is, omdat het aan de kerk vreemd is en omdat het vreemd is aan datgene wat Christus met zijn kerk begeert te doen.

 

Om dat “vreemde” te kunnen onderscheiden, wil ik nu eerst iets zeggen over wat we van de prediking in de kerk mogen en moeten verwachten. Wat moeten wij willen horen, wanneer wij ‘s zondags naar de kerk gaan? Dat is een vraag, waarop natuurlijk niet ieder zo maar op zijn eigen houtje een antwoord kan geven. Wij zijn niet vrij om van de prediking te verwachten wat we zelf willen. We zijn ook in dezen met ons oordeel en onze verwachtingen gebonden door het Woord Gods.

 

Het karakter der prediking wordt bepaald door het karakter van het gemeenschappelijk samenzijn waarin gepreekt wordt. Dat is het samenzijn van de gemeente Gods, van het volk des verbonds in deze wereld.

 

De preekstoel staat op een bepaalde grondslag: die van het verbond Gods met zijn volk. Zodat prediking dus is de verkondiging van het Woord des HEEREN voor en over het volk des HEEREN.

 

Dit is dus een van de eerste dingen, die van de prediking verwacht mogen worden en die wij daarin moeten willen horen: hier wordt niet maar een willekeurig groepje mensen “toegesproken”, maar het volk des verbonds, dat door Jezus Christus als zijn eigendom wordt gekend. Wanneer wij dit nu weten – en het geloof in de Schriften wéét dit! – dan gaat het erom, wat de HEERE nu in zijn Woord aan zijn volk openbaart, en dít zal uit de prediking gehoord en herkend moeten worden.

 

Welnu, wie als lid der kerk, zich bewust van zijn gemeenschap met het volk des HEEREN, het Woord Gods leest en onderzoekt ook voor zichzelf, die hoort daarin klinken de belofte, de roeping en de bedreiging van het verbond Gods.

 

De belofte, dat de HEERE getrouw is om zijn volk te zegenen met zijn verlossende genade in de Heer Jezus Christus.

 

De roeping, waarin de HEERE vraagt om deze Heer Jezus Christus nu ook in zijn genade-heerschappij te erkennen en te dienen in heel het leven. En de dreiging, die de HEERE uitroept over hen, die in zijn verbond deze roeping verachten en deze Heer Jezus Christus als hun Heiland verwerpen.

 

Dit alles horen wij uit het Woord Gods, zo vaak wij dit lezen en onderzoeken. In dit alles openbaart de HEERE ons, wie Hij voor zijn volk is, wat Hij van zijn volk vraagt en daaraan doet. Daarom zal dit dan ook in de verkondiging van het Woord des HEEREN gezegd en gehoord moeten worden, en daarom zal het dit ook zijn, wat wij van de prediking moeten verwachten, wat wij daarin willen horen. Wij zullen als het centrale, het allesbeheersende daarin moeten verwachten de verlossende genade van de Heiland Jezus Christus en de verlossende roeping (want Gods roeping is altijd verlossend), die daarin en daarmee tot de kerk komt.

 

In de vele variaties, die het Woord Gods zelf op dit thema biedt en die in de prediking terugkeren, zal dit altijd als het centrale begeerd moeten worden.

 

Zo geeft de Schrift dus zelf ons leiding voor de verwachtingen, die wij omtrent de prediking mogen koesteren.

 

En ons gesprek over de prediking, waarin wij ook zeggen, dat we “aan de preek gehad hebben”, zal daarom aan deze leiding der Schrift onderworpen moeten zijn.

 

Als we dit vasthouden, kunnen we ook onze gesprekken over de prediking voortzetten, en elkaar, in gelovige onderwerping aan het Woord, helpen en bijstaan in het verstaan van de prediking.

 

Maar dan zullen we ook kunnen onderscheiden de “vreemde” verwachtingen, waarmee de prediking soms tegemoet getreden wordt en waarnaar zij dan beoordeeld en besproken wordt. Over enkele van die “vreemde” verwachtingen een volgende keer.

 

[1] Deze artikelen zijn: M.J.C. Blok, ‘Wat verwachten we van de prediking’, Stichtse-Klanken, mededelingenblad van de Gereformeerde Kerken van Utrecht-Centrum en Utrecht-Noord-West, jaargang 1, no. 8 (21 mei 1965); ‘Vreemde verwachtingen van de prediking’, Idem, jaargang 1,no. 10 (4 juni 1965) en; ‘De prediking, die wij mogen verwachten’, Idem, jaargang 1, no. 13 (25 juni 1965).