Vandaag aflevering 11 in de rubriek ‘Genade geneest’.
Wie de geloofsmoed heeft om de Heiland te belijden voor de mensen, die – zo belooft Hij – zal Hij belijden voor de engelen Gods.
Als wij Christus belijden, zoals Hij wil worden beleden als wij van Hem spreken, door het geloof van het hart, dan ervaren wij het grote wonder van de genade van God. De Heiland zal dan ons belijden. Zoals wij van Hem spreken – maar onvolmaakt – tot mensen, zo spreekt Hij van ons – maar dan volmaakt – tot Zijn engelen.
Voor en ten overstaan van, ten aanhore van de engelen, die heerlijke wezens, de engelen van God, zegt de Heiland met nadruk en met opzet, om daardoor nog te meer opmerkzaam te maken op de heerlijkheid van de engelen, voor die engelen van God zal Hij belijden eenieder, die Hem belijdt voor de mensen. Hij zal voor het oor van de engelen zeggen: die man en die vrouw, die eenzame hier en die worstelaar daar, en die strijder ginds, die harde en trouwe werker, die zieke in de ziekenkamer of in het ziekenhuis, die horen bij Mij, die zijn Mijn eigendom, die heb Ik verlost, die zijn erfgenamen van het eeuwige leven, die zijn bevrijd van de heerschappij van de Satan, die staan in de gunst van de Vader. Het is of Hij wil zeggen tot die engelen: ziet u ze wel? Ziet u ze in de strijd en moeite, ter wille van de belijdenis van Mijn Naam? Ziet u ze in hun zorgen en gevaren, omdat ze weigeren te zwijgen van Mij? En het is daarbij alsof Hij zegt: denkt aan hen, zorgt voor hen, omringt hen met uw trouw, komt hen te hulp met uw macht en als het zover is, zorgt er voor, dat ze worden gedragen in de schoot van Abraham. Nu verstaan we hoe we kunnen zingen: Des Heren Engel schaart zich als een grote legermacht, rondom hem die Gods wil betracht:
zo is hij wél bewaard.
Zullen wij dan bang zijn? Is er reden voor? Zullen we ons door vrees, door schaamte, of wat dan ook, laten overmannen? Zullen wij dan niet de kracht kunnen opbrengen om getrouw te zijn? Als Hij u toch belijdt voor de engelen van God, u die misschien hier door de mensen in het vergeetboek geraakt bent, u die soms meent u niet meer nuttig te kunnen maken, u, die hier als het ware aan de kant bent komen te staan, u, die misschien machteloos neerligt als Hij toch u belijdt, is dat niet een alles te boven gaande rust en rijkdom? Als ook van u geldt: Want God beveelt zijn englenwacht, te waken op uw wegen; zij vergezelt u dag en nacht en houdt het onheil tegen.
Belijden voor de engelen van God, die krachtige helden. Die ja, die moeten en zullen weten, dat u Christus’ eigendom bent.
Is dat niet bemoedigend en sterkend in onze gedurige belijdenisstrijd, vooral in onze dagen? Het zou toch geen wonder zijn als deze of gene van ons uit vrees of gemakzucht zou doen alsof er geen Heiland is. Omdat het toch allemaal niets helpt, omdat onze moeite er alleen maar groter door wordt. Nietwaar, wat schieten we er tenslotte ook mee op, met al dat geharrewar? Maar mogen wij het zo stellen? Wat schieten wij, wij er mee op? Of moet de vraag zijn: wat eist de Heere? Daarop weet u zelf het antwoord wel.
En als u hier doet, wat de Heere van u eist, ja, dan schiet u, u zelf er toch ook mee op. Want dan zal Hij u belijden voor de engelen van God.
Is het niet hartverblijdend dat Hij u wil belijden voor de engelen van God? U ook? Ja, u ook. Als u Zijn Naam belijdt.
Voor de engelen van God!