Vervolg, toch geen herhaling

Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van ds. E. Th. van den Born (1900-1982).[1]


Maar Jezus antwoorde en zei tegen hen: U dwaalt, omdat u de Schriften niet kent en ook nit de kracht van God. ~ Matt. 22: 29

Het is niet zonder opzet, dat de Sadduceën, na de intocht van Jezus te Jeruzalem komen met het vraagstuk van de opstanding van de doden. Deze Sadduceën zijn onder Israël de verhumaniseerde Joden, de grote bewonderaars van de Griekse beschaving, de vrienden van het Romeinse Rijk, de mensen van de voorzichtige politiek, waarmee zij zich trachten te handhaven in de veranderde tijdsomstandigheden. En wanneer deze mensen van de hoge Joodse aristocratie, deze verfijnde beschavingsmensen, zich met de Nazarener bemoeien, dan moet daar wel een bijzondere reden voor zijn. En deze is voor hen hierin gelegen, dat zij Jezus hebben zien komen – zoals zij dat zeggen – van woorden tot daden. De Nazarener gaat beginnen. En dat betekent voor hun besef wapengeweld en oproer, om op die manier het zogenaamde eeuwig vrederijk van de Messias te vestigen. En daarin zien zij verstoring van hun voorzichtige politiek, vernietiging van hun positie, verlies van de Romeinse vriendschap.

En waar “de gehele wereld Hem naloopt” en alle mensen vol zijn van Jezus’ optreden, daar zullen zij nu trachten Hem voor aller ogen in Zijn onbetrouwbaarheid, in Zijn volksmisleiding ten toon te stellen. En wel ten aanzien van dat tere puntje, waar het bij dat “eeuwig” vrederijk om gaat, namelijk de opstanding van de doden. Zij zullen “bewijzen”, dat er geen opstanding van de doden is, en dat dus daarmee heel de verwachting van een Messiaanse vrederijk, waarin men zal aanzitten met Abraham, Izak en Jakob, naar het rijk van de fabelen wordt verwezen, ja dat daardoor ook iemand, die zich als Messias opwerpt, niet anders kan zijn dan een verleider, die speculeert op de verwachting van eenvoudige naïeve mensen.

Zo zullen zij Jezus onmogelijk maken bij de menigte. Hij kan niet eens beginnen aan punt één van Zijn program: een eeuwige vrederijk, want dat vrederijk moet stranden op het feit, dat er geen opstanding van de doden is. Immers opstanding betekent wederkomen, en wederkomen betekent vervolgen, weer hetzelfde doen, wat men eenmaal gedaan heeft. En weer hetzelfde doen is onmogelijk, want hoe moet het dan… En dan volgt dat prachtig in elkaar gezette verhaal: “Mozes heeft gezegd…”Als er een opstanding van de dood is, hoe moet het dan met een vrouw, die zeven mannen heeft gehad? Hoe moet het dan – want nu zijn de voorbeelden maar voor het grijpen – met iemand, die vele huizen en akkers heeft bezetten, of met een, die vele schulden heeft nagelaten? Opstanding is wederkomen, en wederkomen is vervolgen, en vervolgen is weer hetzelfde doen. Mar wie neemt alle afgebroken draden weer op en wie herstelt dat hopeloos verward afgebroken aardse leven? Opstanding is immer een onmogelijk ding? En als er geen opstanding is, hoe wilt U dan een “eeuwig” vrederijk stichten, hoe kunt U zich dan als Messias bij het volk aandienen? Heel die Messiaanse verwachting schrompelt toch weg onder de kritiek van het nuchtere denken?

En deze Sadduceën kunnen rekenen op een aandachtig gehoor. Het is maar niet een theologisch dispuut, dat de man van de straat niet interesseert, maar dit gaan hun allen aan, want hiermee staat of valt heel de Messiaanse verwachting van Israël: de opstanding uit de doden, opdat men met Abraham, Izak en Jakob de glorie mag erven van de “stad, die fundamenten heeft”.

Voor het forum van het menselijk denken is dus de opstanding een onmogelijk ding, want, zo zegt het soevereine denken van de mens, opstanding is wederkomen, en wederkomen is vervolgen, en vervolgen is weer hetzelfde doen. En dat nu is onbestaanbaar. Wat zal Jezus nu antwoorden? En zie, Hij antwoordt: “U dwaalt, omdat u de Schriften niet kent en ook niet de kracht van God”. Opstanding is wel wederkomen, maar wederkomen is nog niet: weer hetzelfde doen. God, Die een God van de levenden is, bewaart de levensvoortgang van de Zijnen in de dood en Hij laat de Zijnen bij het wederkomen vinden de wereld van de eeuwigheid, waarin de mens niet meer huwt, niet meer zaait, niet meer eet. Dus de Heere kent het probleem niet bij de opstanding van de dood: wiens vrouw is zij, wiens akker is dit, wiens goud is dat, omdat Hij alle dingen nieuw maakt. De Heere heeft het probleem niet, hoe alle draden weer opgenomen zullen worden, opdat er een vervolg zij, want Hij roept een wereld, die nog geen oog gezien, geen oor gehoord en geen mensenhart bedacht heeft. Daarom hetgeen onmogelijk is bij de mensen, dat is mogelijk bij God.

Deze Sadduceën hebben hun denken laten heersen over de Schriften, en zij leven bij wat mogelijk is bij de mensen. Nu zien zij het graf van Abraham als een voor altijd gesloten graf, en het aardse leven van deze patriarch als voor eeuwig voorbij. En nu kennen zijn niet meer de kracht van God, waardoor de Heere de doden kan levend maken, en de levensvoortgang van de Zijnen bewaren kan, waardoor het wonder kan plaatsvinden, dat dezelfde mens wederkomt uit het rijk van de doden, en zijn dienst van God vervolgt op een nieuwe wereld, onder geheel nieuwe verhoudingen. Een wonder, dat niemand heeft kunnen bedenken, maar dat mogelijk is bij Hem, Die een God van de levenden is. En nu menen zij met hun denken Jezus in Zijn armoede ten toon te stellen, maar juist hun denken schrompelt weg onder de majesteit van Hem, Die in een punt van de tijd roepen kan de wereld van de eeuwigheid, zodat iemand vandaag in het graf kan gaan, terwijl zijn leven hopeloos verward schijnt af te breken en reeds morgen uit de doden kan opstaan, om de wereld van de eeuwigheid te vinden, zonder zijn levensvoortgang verbroken te zien, zonder één onderbreking gekend te hebben in het dienen van God. Daarom durft Jezus, de Schriften wetende en de kracht van God, over dat tere puntje, waar het op aankomt, gerust te spreken, en wel waar iedereen bij staat. En Hij durft ook gerust te sterven, want God zal Zijn levensvoortgang bewaren en tevens Hem maken tot een levenmakende Geest. En Hij zal een ieder, die in Hem gelooft, het eeuwige leven schenken, het wonder, dat de levensvoortgang bewaard blijft, ook in de tijdelijke dood, ook bij de opstanding van de doden. Een levensvoortgang waarbij de mens eerst God gediend heeft in deze wereld, en Hem daarna dient in de wereld van de eeuwigheid, en achteraf mag zien, dat het alles één dienst is, zonder onderbreking, één dienst in verbondsverkeer met God, Die een God van de levenden is.

Ik geloof de opstanding van het vlees. Dat is wederkomen, en vervolgen de éne dienst van God. Maar deze éne dienst van God betekent niet altijd weer het zelfde doen. Nee, ook deze dienst komt van heerlijkheid tot heerlijkheid, zij komt tot haar pleroma, haar volheid. Hoe, dat weet ik niet, maar ik heb mijn denkmogelijkheden prijsgegeven voor de rijkdom van de openbaring in Jezus Christus.

[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: E.Th. van den Born, Van Souvereine Liefde (Goes: Oosterbaan & Le Cointre, z.j.).

image_pdfimage_print