Vandaag aflevering 48 in de rubriek ‘Genade geneest’.
De opstanding van onze Heere Jezus Christus heeft voor wie in Hem geloven, grote gevolgen, een rijke toekomst.
Immers, wij zullen ook eenmaal opstaan, het graf heeft het laatste woord – Gode zij dank – niet.
Maar als de grote dag is aangebroken, dan komen wij niet uit het graf zoals wij er in gelegd zijn, maar met een verheerlijkt lichaam, dat onverderfelijk en onsterfelijk is.
Wij zullen allen veranderd worden.
En deze verandering, zo leert ons de Schrift, is ook absoluut noodzakelijk, het kan er niet buiten.
Dit vergankelijke, zegt Paulus in 1 Cor. 15, moet onvergankelijkheid aandoen, en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.
De apostel gebruikt hier het woord ‘moeten’. Dit moet, dit is een plicht van al wat vergankelijk en sterfelijk is.
Hij bedoelt nu niet maar te zeggen, het kan en het mag niet anders. Zoals wij zeggen bijvoorbeeld, als het regent: het moet eerst droog worden, eer ik buiten arbeiden kan. In dat geval heeft moeten niets te maken met plicht.
Dat is echter bij Paulus wel het geval.
Want wat vergankelijk en sterfelijk is, kan in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde niet zijn bij God.
God is onsterfelijk en onverderfelijk en alles in de nieuwe schepping, de vernieuwde schepping, moet zijn als Hij. Daar kan niets vergankelijk en sterfelijk zijn, dat zou Gods eer te na komen, dat zou Gods glorie verduisteren. Want de heerlijkheid van God straalt juist uit in wat onvergankelijk en onsterfelijk is.
Daarom moet dit vergankelijke onvergankelijkheid aandoen en moet dit sterfelijke onsterfelijkheid aandoen.
Als de apostel hier spreekt van ‘aandoen’ dan bedoelt hij natuurlijk niet een uitwendige heerlijkheid, die alleen maar aan de buitenkant zit, alsof wij een onverderfelijk kleed over een verderfelijk en sterfelijk lichaam zouden aantrekken en dragen, maar hij bedoelt: wij moeten ontdaan van al wat sterfelijk en vergankelijk is, verschijnen voor God in Sion.
Dat is de plicht en roeping van verderfelijken en sterfelijken.
Misschien komt hier de vraag op in uw hart: maar hoe kunnen wij dat doen? Hoe zullen wij, vergankelijke en sterfelijke mensen, onvergankelijkheid en onsterfelijkheid kunnen aantrekken?
Wel, dat kunt u ook niet van u zelf. U kunt niet van sterfelijk onsterfelijk en van vergankelijk onvergankelijk maken.
Maar dit zij geen oorzaak van mismoedigheid.
Het is immers geschied in beginsel en het zal volmaakt geschieden in de grote Dag van de Heere, door uw Heiland Jezus Christus, door Zijn opstanding. Zijn opstandingskracht werkt zo sterk in u die gelooft, dat u, vergankelijke en sterfelijke mensen, onvergankelijk en onsterfelijk voor God verschijnen kunt en zult.
Daar is Zijn opstanding waarborg voor.
Aan Hem, de opgestane Christus moet u vastklemmen, u met uw sterfelijk en vergankelijk lichaam.
Wat een troost, als u begraven moet, iemand die met de Heere geleefd heeft en in de Heere gestorven is.
Wat een troost als we oud en zwak worden. Als ziekten het lichaam teisteren, als het onttakeld en van alle schoonheid en kracht beroofd wordt.
Eens klinkt de bazuin van God. Eens klinkt Christus’ stem over de graven, zie, daar gaan ze open, daar rijzen de doden op. Dan ondergaan de nog levenden een gedaanteverandering. En daar staan ze allen, de door Christus’ bloed gekochten en verlosten.
Daar staan ze onverderfelijk en onsterfelijk.
In onbesmette glans. Beschenen door het licht dat van Gods aanschijn straalt. U ook, zieke, zwakke broeder en zuster, u ook, die in de opgestane Heiland gelooft.