Door: M.R. Vermeer
“En hij bleef daar tot de dood van Herodes, opdat vervuld werd wat door de Heere gesproken is door de profeet: Uit Egypte heb Ik Mijn zoon geroepen.”
~Mattheüs 2:15
We vervolgen de bespreking van Mattheüs 2:15. In het voorgaande artikel werd erbij stilgestaan dat de exodusprofetie van het Oude Testament nog op volkomen vervulling wacht. De vraag die ons nu bezighoudt is: hoe, op welke manier, is Jezus’ verblijf in Egypte een vervulling van deze profetie?
Typologie?
Veel (niet-schriftkritische) exegeten volgen bij de uitleg van deze tekst een typologische benadering. De uitleg is dan ongeveer (met allerlei variaties), dat Israël type is van Christus en de uittocht een voorafschaduwing van Christus’ komen uit Egypte. De terugkeer van het kind Jezus uit Egypte is dan de ‘vervulling’ van de profetie.[1]
Nu is het opmerkelijk dat de vervulling (“opdat vervuld werd”) niet wordt genoemd aan het einde van deze geschiedenis, namelijk bij de terugkeer uit Egypte (vers 21), maar reeds aan het begin, namelijk bij de vlucht naar Egypte (vers 15). Ook is er op een belangrijk punt geen overeenkomst tussen ‘type’ (beeld) en ‘antitype’ (tegenbeeld): de uittocht van Israël (vanuit de ‘gevangenis’ Egypte) is toch heel anders dan de reis van Jezus (vanuit de ‘schuilplaats’ Egypte).[2]
De vraag is dan ook of een typologische uitleg hier van toepassing is. Typologie mag toch niet willekeurig zijn, maar moet gegrond zijn in de Schrift zelf.
Opdat…
De gereformeerde predikant J.W. Smitt heeft zich uitvoerig met de ‘vervullingsformules’ in het evangelie naar Mattheüs beziggehouden.[3] In dit evangelie wordt immers op meerdere plaatsen van ‘vervulling’ van profetieën uit het Oude Testament gesproken. De structuur is dan steeds dat er is: a) een verhaalde gebeurtenis, b) een vervullingsformule en c) een citaat. Voor onze tekst zijn dit achtereenvolgens: a) de vlucht van Jezus naar Egypte (2:14,15a), b) de vervullingsformule “opdat vervuld werd…” en c) het citaat “Uit Egypte heb ik Mijn zoon geroepen”.
In zijn diepgravende studie heeft ds. Smitt er aandacht voor gevraagd, dat er voor deze (in totaal elf) vervullingsformules drie verschillende voegwoorden (‘opdat’, ‘zodat’ of ‘toen’) worden gebruikt. Voegwoorden waarmee een verschillend verband wordt gelegd tussen de verhaalde gebeurtenis en het citaat. Niet in alle vertalingen komt dit onderscheid naar voren, in de Herziene Statenvertaling worden de verschillende voegwoorden in het algemeen wel verschillend vertaald.[4]
De verschillen tussen genoemde drie voegwoorden zijn als volgt:
- Het voegwoord ‘toen’ (Matth. 2:17, 27:9) geeft aan dat in het verhaalde feit de profetie tot volkomen vervulling is gekomen.
- Het voegwoord ‘zodat’ (Matth. 2:23, 8:17, 13:35) duidt een doel aan en betekent: ‘zodat in deze weg vervuld zou worden…’. Het wil aangeven dat de aanvankelijke vervulling leidt tot het uiteindelijke doel van volkomen vervulling.
- Het voegwoord ‘opdat’ (Matth. 1:22, 2:15, 4:14, 12:17, 21:4, 26:56) geeft (evenals ‘zodat’) een doel aan. Echter, aanvullend ten opzichte van ‘zodat’ kan door dit voegwoord ook de oorzaak worden aangeduid: de vervulling van de profetie wordt veroorzaakt door, volgt op, het aan de vervullingsformule vooraf beschreven feit.
De uittocht gegarandeerd
In de tekst die onze aandacht vraagt, is het gebruikte voegwoord ‘opdat’ dus van betekenis voor de uitleg.
In de eerste plaats wil, zoals we zagen, het voegwoord ‘opdat’ het doel aangeven. Dit doel is de volkomen vervulling van de exodusprofetie. Een vervulling welke tot stand komt in de weg van een ‘meervoudige vervulling’:
“Het is een herhaalde exodus; eerst uit Egypte, vervolgens uit Assur en uiteindelijk uit het grote Babylon. In de weg van de vervullingshistorie completeert de Here de vervulling van zijn beloften”.[5]
In de tweede plaats geeft dit ook een oorzakelijk verband aan: door Jezus’ vlucht naar, verblijf in, Egypte is de vervulling van de exodusprofetie gegarandeerd:
“Mattheüs wil daarmee niet zeggen, dat Gods roepen van zijn zoon uit Egypte in Jezus’ vlucht naar Egypte is gerealiseerd en tot vervulling is gekomen maar door die vlucht is gegarandeerd! Die vlucht van Jezus naar Egypte was nodig, opdat daardoor de heilsprofetie van Hosea “uit Egypte heb ik Mijn zoon geroepen” tot vervulling zou kunnen komen.”[6]
Evangelie van de plaatsvervanging
Op deze manier gelezen, wordt in het Matthëus-evangelie het citaat uit Hosea 11 niet zozeer profetisch, maar veeleer instructief gebruikt. Ook de joden (voor wie dit evangelie speciaal is geschreven) moeten inzien dat voor hun uittocht uit Egypte (en de openstaande belofte van een ‘uittocht’) de garantie nodig is van Christus’ lijden en sterven.[7]
Zo wijst deze tekst ons op het evangelie van de plaatsvervanging. De vlucht van Jezus naar Egypte was onderdeel van het heilswerk van Christus. Zijn vlucht daar naartoe was immers een ‘lijden’, maar ook een bewaring voor nog verder lijden én sterven, om zo de uittocht van Zijn volk te garanderen. Het is een schakel in de voortgang van Zijn lijden: van kribbe naar kruis. Een gebeurtenis waarvan we dan ook kunnen zeggen, naar een woord in het avondmaalsformulier: Hij voor ons naar Egypte, omdat wij anders voor eeuwig in Egypte hadden moeten blijven.
[1] De evangelicale exegeet Beale zegt bijvoorbeeld: “Het is beter (…) om Mattheüs’ eigenlijke gebruik van Hosea 11:1 te zien als een klassiek voorbeeld van pure typologie: ‘de herkenning van een correspondentie tussen nieuw- en oudtestamentische gebeurtenissen, gebaseerd op een overtuiging aangaande het onveranderde karakter van de principes van Gods werken’” [G.B. Beale and D.A. Carson (eds.), Commentary on the New Testament Use of the Old Testament (Grand Rapids: Baker Academic, 2009), p. 8].
[2] Een minderheid van de exegeten die een typologische uitleg voorstaan, zien vanwege deze argumenten dan ook de vlucht van Jezus naar Egypte (i.p.v. Zijn terugkomst uit Egypte) als vervulling. ‘Egypte’ is dan een symbolische aanduiding van Israël: Jeruzalem is het nieuwe ‘Egypte’ waaruit Jezus als een tweede Mozes de kudde van Christus’ getrouwen moet bevrijden [zo bijv. D. Holwerda, Uit Egypte heb ik Mijn Zoon geroepen (Kampen: Uitgeverij Kok, 2006), p. 73]. Egypte is echter als geografische aanduiding bedoeld, ook is dit (net als voor Israël vroeger) voor Christus “een diensthuis en vernedering” [zie J.W. Smitt, Opdat vervuld zou worden (deel I) (Groningen: De Vuurbaak, 1975), p. 102].
[3] In een tweedelige studie onder de titel ‘Opdat vervuld zou worden’ (zie voorgaande voetnoot). Opvallend en jammer is dat zijn uitleg bij mijn weten nauwelijks is besproken in de exegetische literatuur. In de stellingen bij het proefschrift van W.F. Wisselink, Assimilation as a Criterion for the Establishment of the Text (Kampen: Uitgeversmaatschappij J.H. Kok, 1989) komt als stelling voor (contra J.W. Smitt): “…de betekenis van de zogenaamde vervullingscitaten in Matteüs kan niet vastgesteld worden aan de hand van een scherp verschil in betekenis tussen ὅπως (‘zodat’, MV) en ἵνα (‘opdat’, MV). Dat geldt te meer, indien in Matteüs 12,17 de voorkeur moet worden gegeven aan de lezing ὅπως”). Hierbij worden echter geen argumenten gegeven naast het tekstkritische argument m.b.t. slechts één van de ‘vervullingsteksten’ (een argument wat lijkt samen te hangen met verdediging van de meerderheidstekst).
[4] In de Statenvertaling is er geen verschil gemaakt tussen ‘opdat’ en ‘zodat’. Met betrekking tot de Herziene Statenvertaling zijn er drie bijzonderheden: a) Voor Mattheüs 13:35 geldt dat de Herziene Statenvertaling wel met ‘opdat’ vertaalt in plaats van ‘zodat’; b) Voor Mattheüs 12:17 heeft de Herziene Statenvertaling, in navolging van de Textus Receptus, het woord ‘opdat’. Op tekstkritische gronden kan ook met de teksteditie van Nestle-Aland ‘zodat’ worden gelezen, hetwelk ds. Smitt ook doet; c). De Herziene Statenvertaling heeft in Mattheüs 27:35 een tekst met ‘opdat’, deze tekst wordt door ds. Smitt om tekstkritische redenen niet overgenomen.
[5] Smitt, a.w., p. 85.
[6] Smitt, a.w., p. 90.
[7] Opvallend is dat Mattheüs de vervullingscitaten vaak weergeeft in een vorm die dichter staat bij de MT en niet noodzakelijk de LXX volgt (in de overige delen van het Mattheüs-evangelie is bij citaten uit het OT meer aansluiting bij de LXX). Is dit om aan de joodse lezerskring van het evangelie vanuit de Schriften nauwgezet aan te tonen dat Jezus de Christus is?