Twee tafelen – één wet

Een Schriftoverdenking naar aanleiding van Matthëus 22:34-40.[1]


Als er geen visioen is, raakt een volk losgeslagen, maar welzalig is hij die zich houdt aan de wet. – Spr. 29: 18

Wij zijn nu toegekomen aan de tweede tafel van Gods Wet, welke ons leert, wat wij jegens onze naaste schuldig zijn (H. Cat. antw. 93). Voor die relatie tot de naaste is er vandaag volop aandacht. ‘Medemenselijkheid’ is een modewoord van onze tijd. En ‘naastenliefde’ is het motto van veel prediking. De moderne theologie predikt ons een ethiek, waarin de mens en de inter-menselijke verhoudingen centraal worden gesteld.

Maar de relatie tot God raakt hoe langer hoe meer buiten het gezichtsveld. Het is alles horizontalisme wat de klok slaat. Ook in die inter-menselijke verhoudingen, waarover het vijfde gebod handelt. Indien openbaring ontbreekt, verwildert het volk. Letterlijk staat er: dan wordt het volk teugel-loos. Als de Here Zijn Woord wegneemt, of als men naar het Woord Gods niet meer luistert, dan wordt het volk teugel-loos. Dat wil zeggen: er is geen houden meer aan. Het leven ontspoort en wordt hoe langer hoe meer ontwricht. Het vervalt tot losbandigheid en bandeloosheid. Teugel-loos: er is geen teugel meer. Er is geen gezag meer. Nu is teugel-loos een lelijk woord. Het doet denken aan een paard dat op hol geslagen is. Dat zeg je niet van mensen. Dan spreek je van ‘vrijheid’ en ‘democratie’. Dat klinkt veel sympathieker. Maar de Schrift rukt deze blinddoek af en doet ons de werkelijkheid zien. Indien openbaring ontbreekt, dan wordt een volk teugel-loos. Alle ‘medemenselijkheid’ en ‘naastenliefde’ ten spijt.

Maar heil hem, die de Wet bewaart. De wet! Dat zijn de eerste en de tweede tafel beide. Gods Wet is één. Wie niet de Wet bewaart, die komt aan het gebod niet meer toe. Als in verticale richting de band wordt doorgesneden, dan zal in het horizontale vlak de teugel-loosheid zich openbaren. Het vijfde gebod kan niet worden losgemaakt van het eerste gebod, de tweede tafel van de Wet niet van de eerste tafel. Het leven zonder God is tenslotte een leven zonder gezag. En dus teugel-loos.

Maar heil hem, die de Wet bewaart.

In die weg ligt groot loon. Ook voor ons land en volk. En voor ouders en kinderen.

 

[1] Overgenomen uit: J. Francke (red.), De unieke troost. Bijbels dagboek (Enschede: Drukkerij Uitgeverij J. Boersma, 1971).

image_pdfimage_print