Hieronder het tweede deel van het artikel ‘Toets de geestesuitingen’, wat eerder is geschreven door ds. Joh. Francke.
Al zullen we dus ieder geval van dwaling en ketterij apart hebben te beoordelen, zo is het echter onmiskenbaar duidelijk dat het gehele Nieuwe Testament zeer scherp is tegen iedere dwaling, zodat het niet gemakkelijk valt om onze onderscheiding tussen hoofd- en bijzaken in de leer op die Schrift te gronden. En dat zullen we begrijpen, als we het uiterst gevaarlijke karakter van de dwaling onderkennen.
Een beetje dwaalleer…
Sommige kerkleden denken dat een beetje dwaalleer geen schade oplevert: “Er zijn toch zeker altijd wel van de Schrift en de belijdenis-naar-het-Woord afwijkende meningen. Maar daarom kun je nog wel zalig worden?”
Nu is het altijd een gevaarlijk, ja on-schriftuurlijk criterium als maatstaf te hanteren: Wanneer kan ik nog zalig worden? Hoeveel (of beter: hoe weinig) waarheden moet ik geloven om behouden te worden? Hoeveel dwaling kun je toelaten, zonder dat “de kern” van het Evangelie wordt aangetast en onze verlossing in gevaar komt?
De Schriften weten van zulke vraagstelling niet. Vandaar dat antwoord 22 van de Heidelbergse Catechismus (op de vraag: Wat is dan een christen nodig te geloven?) zegt: “Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt …”, wat steunt op Matteüs 28:19, waar Christus’ opdracht is: Leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. We mogen dus de aftrekmethode niet toepassen. In het algemeen is in het gehele christelijke leven contrabande naar het minimum te zoeken in plaats van naar het maximum.
En daarom: elke afdwaling van de ware leer van de Schriften is gevaarlijk. Zelfs de geringste afwijking. Waarom? Om meer dan één reden.
Dwaling is gevaarlijk
Wanneer wij een geringe afdwaling toelaten, kan dat opening geven aan het doorstromen van méér dwaalleer. De satan vindt het altijd wel fijn, wanneer hij in de kerk met een zogenaamde kleine, onbeduidende ketterij kan beginnen. Dan heeft hij alvast één teen tussen de kerkdeur. Zijn de kerkleden eenmaal aan “geringe” dwalingen gewend, dan kan hij met grotere gemakkelijker doorstoten naar het hart van de leer der zaligheid, de leer van verzoening en eeuwige verlossing.
We mogen nooit vergeten: de satan legt het met alle valse leer toe op de beroving van de kerk, op het wegroven van de verlossing door Christus. De kerkgeschiedenis der eeuwen leert ons dat overduidelijk. Ook de kerkgeschiedenis in ons Nederland. Denk maar aan de moderne of vrijzinnige prediking. Dat was en is een door en door ketterse prediking. Want zij verkondigt niet de Christus der Schriften als de waarachtige en eeuwige God en de waarachtige en rechtvaardige mens in één Persoon, in de Persoon van de Zoon van God, de enige Middelaar en Verlosser. Maar dan wordt de voldoening samen met de verzoening uit de prediking weggenomen.
Dat betekent dat het heil van de verlossing wordt weggenomen. En dan gaan de mensen verloren, niet alleen voor de kerk van Christus maar ook voor de HEERE. In de 19e eeuw – zo vertelt men – heeft dr. J. J. van Baarsel (te Deventer) aan de Leidse Universiteit, het bolwerk van het toenmalige modernisme, bij zijn promotie de stelling verdedigd: Een vrijzinnige is geen christen. – Er ging daarover een zware wijs op. Maar de promovendus had gelijk.
We kunnen het dus duidelijk constateren: valse leer tast vroeg of laat de voldoening, verzoening en verlossing van de Christus aan, zodat het heil wordt weggenomen. En daarom kunnen wij het verstaan dat al de apostelen van Christus zo fel waren tegen iedere afdwaling in de leer.
Ook geen dwaling in de kerkregering!
Nu moeten we ook bedenken, dat tot de ware leer behoort de leer omtrent de ware, schriftuurlijke kerkregering. Vandaar dat de artikelen 30-32 der Ned. Geloofsbelijdenis over de schriftuurlijke kerkregering handelen. De regering van de kerk is immers ook aan de norm van de Schriften gebonden en onderworpen. Valse kerkregering kan immers ook de verlossing tegenstaan, ja, wegnemen.
Was de vrijzinnige prediking niet de kwade vrucht van een onschriftuurlijke kerkregering, die niet meer bindt aan de Schrift, zodat niet alleen de tucht over het leven maar ook die over de leer werd verwaarloosd?
Toetst álle geestesuitingen
Zo gaan we de apostolische vermaning verstaan: Beproeft de geesten, of zij uit God zijn! Toetst alle geestesuitingen of zij met Gods Woord en dus met de ware leer der zaligheid overeenkomen.
Toetst alle geestesuitingen: die in de prediking en in de boeken; in alle geschriften en persuitingen. Nooit lichtgelovig zijn! Nooit denken: als professor A schrijft is het wel goed; of: als ds. B schrijft zit het ook wel goed. Dat ware personalisme. We moeten niet de personen toetsen maar hun geestesuitingen.
Vandaag zijn er vele verleidende geesten uitgegaan in Nederland. Baptisten, Gebedsgenezers, Jehova-Getuigen, Mormonen, Jesus-People, allerlei Pinkstergroepen enz. enz. Het weerstandsvermogen van sommige kerkleden is echter gering, want hoevelen vallen niet ten prooi aan sectarisme?
En nu zijn in feite de sectarische dwalingen van Baptisten e.d. nog vrij gemakkelijk te onderkennen. Maar binnen de kerk wordt het hoe langer hoe moeilijker de geest der waarheid van de geest van de dwaling te onderscheiden. En dat is wel begrijpelijk: de satan komt, geleerd door een méér dan 5000-jarige praktijk, met al listiger dwalingen.
Globaal genomen zou je kunnen zeggen: buiten de kerk vind je de grote dwalingen en binnen de kerk de fijne dwalingen.
De Schriften als toetssteen
Vandaar dat wij de Schriften moeten kennen, want die zijn de toetssteen. En wij zullen de belijdenis-naar-de-Schriften dienen te kennen. Want daarin hebben we de goede samenvatting van de leer van de zaligheid. Eén en ander betekent dat wij veel tijd moeten geven aan bijbelstudie, persoonlijk en gemeenschappelijk (in de verenigingen). Vandaar ook dat wij op school en op catechisatie en op de verenigingen dapper moeten doen aan de bestudering van de gereformeerde leer. Nu binnen en buiten de kerk de dwaling al brutaler zich opdringt, nu satan de ware leer overal wil wegnemen en daarom niet anders doet dan dwaling en leugen inspireren, komt het erop aan dat wij in de ware leer van de Schriften doorkneed zullen zijn, opdat wij het heil van Christus niet kwijt raken.
Volgens de tegenstanders van de ware leer betekent het bovenstaande: opleiding tot ketterjager, met of zonder wettige jachtacte! De apostel Paulus dacht daar anders over. In de lijn van z’n collega-apostel Johannes schreef hij onder meer: de kerk heeft als hemelvaartsgeschenk van de verhoogde Christus ambtsdragers gekregen, om de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon, totdat wij allen de eenheid van het geloof en van de volle kennis van de Zoon van God bereikt hebben, zodat we dan niet meer onder invloed van allerlei wind van leer heen en weer geslingerd worden. Zie Efeziërs 4 : 11-16 in haar geheel.
Iemand zei eens: die gereformeerden hebben een bijzonder zintuig, want ze ruiken de valse leer al in de verte en ze voelen de dwaling onmiddellijk aan. – Nu, laat dat maar zo blijven. Terwille van Gods eer en onze zaligheid.