Tegen de revolutie het evangelie (2, slot)

…Ik zal u eruit helpen en u zult Mij eren. ~Ps. 50: 15b

 

De Hugenoten in Frankrijk grepen tenslotte toch naar het zwaard en… zijn door het zwaard vergaan.

In ons land (de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden) verkreeg Calvijn steeds groter invloed omstreeks 1550. Als bijna nergens elders op aarde.

Niet omdat wij door onze volksaarde zo ‘geschikt’ waren om akker voor Gods Woord te worden Geen sprake van! Zeker, de wellust, waarmee het Spaanse volk een ‘auto-dafé’ (terechtstelling van gelovigen) bijwoonde, was ons volk vreemd. Maar bezielde ons niet dikwijls “een gevaarlijke handelsgeest” (Groen van Prinsterer)? Mammon: de Nederlandse Baäl?

Souverein welbehagen van God is de enige verklaring voor de geweldige betekenis, die de gereformeerde reformatie in de noordelijke Nederlanden heeft verkregen.

In hoeverre kan Nederland een tweede Israël worden genoemd? Niet bij gelijkstelling, maar bij vergelijking. De zegeningen van het evangelie, hoewel niet bij uitsluiting, zijn wel bij uitnemendheid aan Nederland verleend. Het is geen hoogmoed dit te beweren, maar grove ondankbaarheid dit te miskennen (Groen). “Ook hier heeft zich, naast de rijkdom van de Goddelijke goedertierenheid, de diepte van het menselijk bederf geopenbaard” (Groen).

“Wederom in dit opzicht is onze geschiedenis telkens aan die van Israël gelijk, ps. 106: 7vv. … Menigvuldig zijn ook de plagen van de Heren over Nederland geweest: a. oorlog; b. moorddadige ziekten, veeltijds pest genoemd. Men erkende, dat de pest van God komt, noemde haar ‘de gave van God’ en schreef vasten- en bededagen uit ‘om de toorn van God te stillen en af te bidden’; c. watervloeden… in 1643 voer men over land van Groningen naar Zwartsluis; d. hongersnood; e. velerlei ramp. Geschiedt er een ramp in een stad, zonder dat de HERE ie bewerkt?, Amos 3:6.”

“Op het 40-jarige martelaarschap volgt de 80-jarige krijg” (Groen).

Gods kerk in Nederland is niet in ‘opstand’ gekomen, omdat ze er ‘genoeg’ van had zich te laten ‘afslachten’.

Niet Gods kerk-alhier stond op om naar het zwaard te grijpen en revolutie te maken, maar God de HERE zelf stond op tot verlossing en verhoorde de smeekgebeden van zijn zwaar vervolgde kerk.

Op zijn tijd en op zijn wijze.

In 1572 brak de strik los! Zó-maar! Omdat de levende God ingreep! Letterlijk!

In erbarming over zijn verdrukte kerk verschoof God de HERE de macht van Philip II naar Prins Willem van Oranje.

Oranje nam niet het zwaard, maar kreeg toen kracht en gelegenheid zijn eigen wettig zwaard te mogen aanwenden ter bescherming van Gods kerk. Hij was een “vrij”, d.i. een soeverein vorst van Oranje (ons volkslied). Dat eigen zwaard van Oranje, dat hij gedurende lange en bange jaren niet kon gebruiken (alles mislukte immers), dat heeft God de HERE na 1572 willen zegenen.

Toen kon hij het opnemen als Overheidspersoon in deze landen voor de politieke rechten en vrijheden van alle Nederlanders, maar inzonderheid van Gods kerk-alhier. Prins Willem bracht als christen-overheidspersoon in praktijk het apostolisch woord: “men moet aan God meer gehoorzamen dan de mensen” (Hand. 5:29).

“De koning van Hispanje heb ik altijd geëerd”.

Maar toen hij op last van Philips II Gods kerk moest vervolgen, verkreeg hij de genade om dat niet te doen: “dan dat ik God den Here, der hoogsten Majesteit, heb moeten obediëren in der gerechtigheid” (Wilhelmus, vijftiende couplet).

Niet als een rebel, maar als ‘soeverein vorst’ mocht hij, naar wettig staatsrecht van die tijd, troepen werven.

Hij was geen guerilla-strijder! Lees het ‘Wilhelmus’ maar!

In deze weg en op deze wijze begon de HERE toen recht te doen aan zijn geplaagde kerk.

Hij maakte toen de Staten van Holland en Zeeland bereid tot nieuwe toestanden en nieuwe verhoudingen. Niet door revolutie is de kerk in ons land bevrijd, maar door de daadwerkelijke ontferming van God.

Hij riep Willem van Oranje.

Hij gaf hem gelegenheid zijn ‘ambt en plicht’ te doen. Met zegenrijk gevolg.

De 80-jarige oorlog is:
Niet een strijd (met het blanke zwaard) voor Christus’ kerk (dat is dopers).

Niet een strijd (met het blanke zwaard) voor neutrale “gewetensvrijheid” (dat is libertijns), maar een strijd (met het blank zwaard) voor politieke godsdienstvrijheid van Christus’ kerk.

Niet zonder meer ‘pro liberte’ (‘voor de vrijheid’), maar ‘pro religione’ (‘voor de godsdienst’). ‘Godsdienstvrijheid’ in het algemeen kent Gods Woord niet, want het staat geen mens vrij om God te dienen naar eigen inzicht. Geen godsdienstvrijheid in Christus’ kerk, wel voor zijn kerk in de staat.

Politieke, openbare godsdienstvrijheid is niet een vanzelfsprekendheid als een ‘recht van de mens’. Het is een grote gave van God. In de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis (tijdens de vervolgingen in het Romeinse Rijk) bezaten de christenen deze vrijheid niet. Op vele plaatsen in de wereld bezitten de christenen deze vrijheid nu ook niet. Of niet meer. Deze gave kan ons ook ontnomen worden. Hoe ‘ruim’ de Wereldraad van Kerken ook schijnt, in wezen is ze tiranniek, evenals de Roomse kerk.

“Door de strijd om de vrije godsdienstoefening der Gereformeerde Kerk, is de Staat der Verenigde Nederlanden gevormd” (Groen).

Tegen de revolutie het evangelie: “Roep Mijn in de dag van benauwdheid; Ik zal u eruit helpen en u zult Mij eren” (Ps. 50:15). Het is een leugen: het evangelie roept op tot revolutie. Dan kent men de bijbel niet!

In de 16e eeuw beleed de kerk het recht van God (Dan. 1:2; Hos. 13: 11; Joh. 19:11; Rom. 13:1 vv.) In de 21e eeuw schreeuwt men over de ‘rechten van de mens’.