Tegen de revolutie het evangelie (1)

Onderstaand artikel is van de hand van ds. P. Keizer.[1]


Roept Mij aan in de dag van benauwdheid… ~Ps. 50:15a

 

Onder invloed van Calvijn breidde de kerkhervorming in Frankrijk zich sterk uit. Ze verkregen de naam Hugenoten. Overal werden gemeenten geïnstitueerd. In 1559 waren er reeds rond de drie duizend. Eén vierde van het Franse volk was Gereformeerd en drie kwart van de wetenschappelijk gevormden en leidinggevend kringen. Van de hoge adel waren de geslachten De Coligny en Bourbon gereformeerd, ook de opperbevelhebber van het leger d’Andelot en de admiraal Caspar de Coligny.

Maar vanuit Parijs werd een felle en zeer bloedige vervolging ingezet. In 1559 werd de geheime synode te Parijs gehouden “bij het bloedlicht van de brandstapels”.

Moest dat nu zo maar doorgaan? Moesten ze zich maar lijdelijk laten afslachten? Was het niet de taak van de kerk om tegenover zoveel onderdrukking (politiek- sociaal- economisch- kerkelijk) tot “revolutie” op te roepen? Is het niet een eis van het evangelie van Jezus Christus om zoveel onrecht te bestrijden met de wapens, waarover de Hugenoten konden beschikken?

Jaar op jaar bereikten Calvijn in Genéve de bange klachten van deze “slachtschapen van Christus” in Frankrijk.

Op aangrijpende wijze heeft hij hen vertroost en getracht hen ervan te weerhouden zichzelf te wreken en op zulk een manier onrecht te bestrijden.

Anders blijft er immers voor de toorn van God geen plaatsruimte over: “Mij komt de wraak toe”, schrijft Paulus aan de gemeente te Rome in de tijd van Nero.

“Wreek uzelf niet, geliefden, maar laat ruimte voor de toorn (van God), want er staat geschreven (Deut. 32:35): Mij komt de wraak toe, en de vergelding toe”, spreekt de Here.

Dáárop mogen en moeten wij standvastig hopen.

“Er is een God, die leeft en op deze aarde vonnis geeft.”

In geen geval eigen lot in handen nemen of grijpen naar onwettige middelen. Onze wapenen zijn lijden en belijden. Wie naar het zwaard grijpen om de gerechtigheid van Christus’ Rijk te oefenen, zullen zelf door het zwaard vergaan!

Wat moet een goed soldaat van Christus doen? Erop slaan? Naar de macht grijpen? Lees wat Paulus aan Timotheüs schrijft: “Lijd verdrukkingen als een goed soldaat van Jezus Christus”, 2 Tim. 2:3. Dat is “soldaat van Christus” zijn. Het absolute tegendeel van een guerillastrijder.

Uitredding uit benauwdheden en onrecht en verdrukking komt van God!

Klem u dan vast aan zijn beloften van hulp!

Breng Hem deze in herinnering, onophoudelijk! (Jes. 62: 1,6,7 en volgende verzen).

Wij moeten erkennen, dat het kruis van verdrukking ons wordt opgelegd als een kastijding van God over onze zonden.

Maar de Hugenoten maakten een samenzwering te Amboise (1560) om De Guises (een katholieke adellijke familie) te doden en invloed op de koning te krijgen. Deze samenzwering mislukte door verraad en kostte veel bloed.

Calvijn wordt ten onrechte beschuldigd van medeplichtigheid aan deze opstand.

Bij de voorbereidingen schreef hij aan admiraal De Coligny: “De eerste druppel bloed, die onze mensen vergieten, zal een vloed van bloed tevoorschijn roepen, die heel Europa overstromen zal”.

Op vreselijk wijze zijn deze profetische woorden in vervulling gegaan: Hugenoten-oorlogen van 1562-1598 (‘Bartholomeüsnacht’ van de ‘bloedbruiloft’).[2]

Calvijn kende in navolging van Gods Woord geen ‘recht van opstand’ om het ‘kruis van Christus’ af te werpen.

Ook de zogenaamde “lagere magistraten” heeft hij niet tot geweldpleging aangespoord.

Elke drager van enig gezag heeft verantwoordelijkheid, van hoog tot laag. De “lagere magistraten” mogen zich niet verschuilen achter de “hogere”. Calvijn kende niet: “Befehl ist Befehl”.

De lagere gezagsdragers behoren de vervolgden te beschermen door niet mee te doen aan verdrukking, die hen ‘van hogerhand’ bevolen was. Dan moesten ze bidden om de genade van gehoorzaamheid aan God, die ze méér moesten gehoorzamen dan de autoriteiten, die boven hen stonden, maar hen bevalen wat God in Zijn Woord rechtstreeks verbiedt: gelovigen vervolgen!

Dit is geen opstand tegen het “wettige gezag”, maar nee zeggen tegen een bevel, uit gehoorzaamheid aan God.

Er was in de 16e eeuw, die een “nieuwe tijd” was voor Europa, de Gereformeerden alles aan gelegen om telkens weer te bewijzen, dat ze geen opstandige Dopersen waren. De Dopersen erkenden in feite het overheidsgezag niet en vervloekten als echte anarchisten de ambtsdragers. Maar de Gereformeerden erkenden het gezag, ook van “harde heren”, maar ze zeiden tot hun rechters: ‘Wij zijn geen misdadigers. Boven u staat God, die wij méér dan u gehoorzamen”.

In zijn “Institutie”(IX, 20- par. 25-30) geeft Calvijn niet een theorie over opstand tegen wettig gezag.

Ook niet een theorie over de hulp van de levende God in tijden van benauwdheid. Krachtig wees hij de Hugenoten op de beloften van deze levende God.

Dat Hij een levend en almachtig God is en best in staat om te helpen!

Een God, die uitkomst zal geven te zijner tijd en op zijn wijze.

Nooit heeft Calvijn hen tot opstand aangespoord, maar wel tot steeds dieper vernedering voor God over hun zonden en tot steeds dringender gebed om verlossing naarmate de verdrukking zwaarder werd, Ps. 37: 1-11.

Maar op welke wijze en wannéér heeft God, in die eeuw, dan uitkomst gegeven?

Wordt vervolgd…

 

[1] Overgenomen uit Postille (Kampen: Copieerinrichting v.d. Berg, 1981)

[2] Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Bartholomeusnacht.

image_pdfimage_print