Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van dr. M.B. van ‘t Veer (1904-1944).[1]
En zij probeerden Hem te grijpen, maar zij waren bevreesd voor de menigten, omdat die Hem voor een profeet hielden.” ~ Matth. 21:46
Jezus Christus werkt nu wel heel sterk naar het einde.
Zijn werken lopen geheel samen met het werken van Zijn Vader. Wanneer de Vader straks aan Satan ‘zijn uur’ zal geven, en de macht van de duisternis zal doen woeden, dan is ook Christus klaar met Zijn werk. Dan werkt Hij met de Vader mee naar het einde.
Er is volkomen harmonie. Zodat men zeggen kan, dat God Hem brengt naar het stervensmoment, als ook, dat Hij zelf heenwerkt naar Zijn doodsdag en over zich brengen laat de smarten van de dood. Maar diezelfde actieve kracht, die naar het sterven toewerkt, houdt ook de vijanden tegen, en verschuift dat uur zolang Hij met Zijn dagtaak niet is klaar gekomen.
Zo zullen alle dingen komen precies op hun tijd!
God doet de uren samenvallen
Christus werkt Zelf aan op Zijn einde.
Daarvan is dit hoofdstuk vol. ’t Is vol van actie, die alleen reactie kan opwekken. De intocht in Jeruzalem en die juichende scharen! En verder: de weg-geseling van de wisselaars in de tempel! De Nazarener, die eerst Zijn koninklijk ambt voor aller oog manifesteerde, zal zijn koninklijke macht doen gelden zelfs op hun eigen terrein: de tempel.
En ten laatste was er bij gekomen de woordbediening van Christus. Die gelijkenis over de twee zonen (vs. 28-32) en die gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard, die door de Zoon te doden (dus door geweld), de erfenis van de wijngaard willen verkrijgen (die alleen door recht te ontvangen is: erfenis). En de toepassing daarop hebben ze verstaan: die weggeworpen steen, die tot hoeksteen is geworden.
En de oordeelsaankondiging hebben ze begrepen: “het Koninkrijk zal van uw genomen worden en aan een volk gegeven dat de vruchten ervan voortbrengt” (vs. 43). Ja, “zij begrepen dat Hij over hen sprak” (vs. 45). En zij, die de wet van de plaatsvervanging de hoogste wijsheid vonden in de mond van Kajafas (Joh. 12:50) en toen hebben geapplaudisseerd; zij knersen nu de tanden, nu Christus ook over hen de wet van de plaatsvervanging naar-het-oordeel bekend maakt; in uw plaats een ander volk, dat zijn vruchten voortbrengt!
En al deze dingen waren voor de Christus stappen naar het kruis.
Hij kon, Hij wilde, Hij mocht niet meer ontwijken! “Zijn uur” nadert! En “Zijn uur” is “Gods uur”! En dat zal tevens zijn het “uur van Satan” en de macht van de duisternis. Nu God de “uren” doet samenvallen, zou Hij ze dan willen ontwijken?
Drieërlei drijving
Nu komt er perspectief in deze tekst: en zij probeerden Hem te grijpen, maar zij waren bevreesd voor de menigten. Er zijn twee dingen: de vijanden, die Hem willen doden, en de macht van de weerhouding waardoor Hij nog werken kan. En in beide is een werking van de Boze, die door het over-wicht van Christus zijn eigen werk in evenwicht moet houden, voor hem tot pijn, en voor Christus tot tijds-verlening voor Zijn nog te verrichten ambtswerk.
Wat is hier een wondere chaos van zonde. Elk deel van de zin laat een actie van Satan zien, die bij samenwerking van al zijn door hem ontketende krachten, alleen maar de pijn van de zelfvertering smaken kan.
Daar zijn leidslieden, die aanspannen op Christus’ dood. Ze willen Hem vangen!
Dat is de vrucht van Christus’ woordbediening en resultaat van Satans toepassing. Met andere woorden, de vrucht van Christus’ prediking was verharding. En de verharding drijft hen tot het “proberen Hem te grijpen”. Hier is triomf van de Boze. Hij weet de rechtsvraag weg te werken voor het oog van de legitieme ambtsdragers bij de gratie Gods, en de machtsvraag tot alleenheerschappij te brengen. Zij willen hem grijpen – dat is het recht van de sterkste, dat niet meer vraagt naar de sterkte van het recht!
Want heel de vraag naar Christus’ recht is verdonkerd en die andere vraag: wie de meest macht zal blijken te bezitten, vooral tegenover de menigte, wordt alleen nog gesteld. Zo komt bij de eerste zonde een tweede! Zij willen Hem grijpen, maar zij doen het niet uit vrees voor de menigte. Maar daarmee verkrachten zij hun ambt. Want ze hebben ambtelijk te handelen met Christus, dat is ze moeten om Gods wil iets met Hem doen. En uit naam van God! En dat voor het oog van de kudde, waarover zij herder zijn. Want Christus is één van beiden: Hij is de Messias, maar dan moeten zij als ambtsdragers dit erkennen; of Hij is het niet, dus een Godslasteraar, maar dan is elke dag, dat zij Christus langer laten misleiden, een aanklacht tegen hun ambtsbediening en een vergrijp aan de ziel van het volk, dat zij weiden moeten.
Maar de herders vrezen de menigte. De rollen zijn omgekeerd! Als de herders zich emanciperen van de Herder, hoe zullen zij anders kunnen verwachten dan dat de schapen de binding aan hen niet meer behouden? Als zij hun ambtsrechten inruilen voor de vraag naar het recht van de sterkste, wat zal de schapen verhinderen dezelfde machtsvraag aan de orde te stellen tegenover hun herders? Nu dan, de chaos van zonde opent zich hier. Er is een drijving van Satan in de Sanhedristen om Christus te grijpen en te doden. Zou Satan niet begeren vandaag zijn slag te slaan?
Er is een tweede drijving van Satan geweest, die de legitieme herders tot valse herders heeft gemaakt; die de van God gewilde verhouding heeft scheef getrokken: de verkrachting van het ambt en daarmee vergrijp aan en misleiding van de zielen. Is dat niet van Satan? Dit, dat de schapen niet meer de herder ‘vrezen’, maar de herders de schapen?
En toch, deze tweede drijving verhindt de eerste tot haar begeerde doel te komen.
De openbaring van de tweede zondemacht (vrezende herders tegenover de schapen) moet de volgroeiing van de eerste zondemacht (vandaag Jezus grijpen en doden!) remmen!
Zeker, we weten het: Satan wordt gebonden!
Maar is dat niet zijn snijdende pijn, dat het zijn lot is zich zelf te binden?
Zeker, we weten het, Gods macht verstoort zijn werken.
Maar is dat niet zijn ‘tragiek’, dat hij alleen maar zijn eigen werk verstoren kan?
Hij spant strikken, en kan er steeds slechts zelf in verstrikken!
Is hij niet de grootste destructor, de verwoester, ook voor eigen bouw en eigen bestaan? Nooit tot systematische opbouw te kunnen komen; nooit de chaos van zonden te kunnen samen voegen tot een kosmos (een mooi en heilig sieraad), dat is zijn kwellend oordeel tot in eeuwigheid!
Ja, zijn uur moet hem gegeven worden! Gegeven van God!
Want er is nog een derde factor! Er was ook een drijving van Satan in de menigte.
Deze wordt hierin openbaar, dat ze Hem allen hielden voor een profeet!
Alweer een triomf van Satan. – Smart voor Christus!
Zo-even hebben ze Christus nog als de Zoon van David Messiaanse waardigheid gegeven. Maar Satan heeft de menigte weer haastig teruggewerkt tot de bekentenis van “een profeet”. Maar dan een profeet met een kleine letter en het onbepaalde lidwoord er voor!
Dus Jezus is niets bijzonders! Staat hoogstens in de rij van de profeten “als één onder velen”. Zo dan is het een triomf van Satan, als de menigte Jezus als een profeet wil aanmerken.
Het “Messiaanse” is wel grondig weggewerkt.
Ook dit vertroebelt de chaos van de zonde te meer. Want de drijving van Satan in de menigte remt de drijving van Satan in de leidslieden. Satan drijft Christus naar het kruis, èn toch moet deze zelfde Satan in zijn drijving mede verhinderen, dat het kruis ook maar een ogenblik te vroeg zal komen.
Christus bouwt door de chaos van de zonden
Zie nu op Hem, die door de chaos van zonden niet verhinderd wordt zijn lijdenstempel heerlijk te bouwen. Door al deze kromme wegen baant Hij Zijn rechte weg!
Maar het is Zijn lijdenstempel, die Hij bouwt! Het wondt en snerpt van alle kant. Leidslieden, die niet meer kunnen onderscheiden en zich verharden, hun ambt verkrachten, door alleen nog te stellen de vraag naar macht en invloed. Herders, die hun mandaat vragen van de schapen en hen alleen “weiden” willen in “grazige” weiden van de lust van de schapen en hun herdersstaf opheffen bij de gratie van de “blatende” kudde. En dat alles vermengd met het verduisterd verstand van het volk van de Heere, dat niet verder kan komen dan: Hij is een profeet.
En wat het lijden onnoemelijk verhoogt is dit: deze miskenning van de menigte (hij is een profeet!) moet Hij gehoorzaam gebruiken om Zijn kruis te verschuiven tot de dag, waarop de Heere aan Satan zijn uur zal geven in samenwerking van leidslieden en volk. En in dat alles mag Hij niet spreken: non tali auxilio, niet door zulk een hulp. Hij zal, integendeel, door dit alles moeten bouwen de ene tempel. Wel zijn lijdenstempel, maar dan toch het heiligdom van God.
En Christus gebruikt die zondechaos. En maakt het alles heerlijk! Hij aanvaardt de drijving naar de dood: ze zoeken Hem te grijpen; ’t is goed ze mogen Hem grijpen, maar heden niet, vandaag nog niet! Want Christus moet nog werken. Nog twee of drie dagen! En Zijn Pascha nog vieren! Laat daarom de Satan de Satan nog uitwerpen, dat is laat daarom de herders vandaag nog vrezen voor de schapen! Een omgekeerde wereld! En dat doet pijn! Grote pijn, voor de goede Herder, de grote Herder! Zo zijn kudde te zien!
Maar laat de herders de schapen nog maar vrezen, – Christus kan en wil hierdoor nog werken. Er komt ruimte voor de volheid van Zijn werk! Hij moet klaar komen! Dus kan het Satans uur nog niet zijn. En dat honend: “Hij is een profeet”, die Satanische miskenning, die smart, zal Hij gehoorzaam aanvaarden en het heerlijk samenvoegen, dat is alles gebruiken om Zijn weg recht naar het kruis te plaveien. Hij heeft alle ding wèl gehoorzaam en dus ook heerlijk gemaakt.
Zouden we Hem dan niet loven?
De Here, die zo soeverein Zijn wegen baant, Zijn lijdensweg en doodsweg – zal Hij niet zijn mijn Heer, aan Wie ik mij toevertrouw? Zal Hij, die door de chaotische wirwar van de zonde ‘de kosmos’ bouwen kon, ook niet uit mijn zondeleven kunnen opbouwen het heerlijke leven van de Geest? Wie Hem zo ziet en belijdt, kent het adres, waarheen hij zich wenden kan in alle verbreking en verscheuring en zonde-ellende: Hij zal alle ding heerlijk maken voor hen, en daarom ook in hen, die Hem als hun Heere belijden.
Deze Heiland, Die zó de Satan bedwint, kan en zal mij van de Satan verlossen!
Daarom zal mijn mond en hart Hem loven, Die door de chaos van de zonden niet verhinderd wordt te bouwen naar het gemaakt bestek, het Goddelijk systeem!
[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: M.B. van ’t Veer, Het rijke woord (Goes: Oosterbaan & Le Cointre, z.j.), pp. 113-117. Voor de leesbaarheid zijn ook tussenkopjes toegevoegd.