Schriftuurlijke onderscheidingen inzake ‘geloof’ (4, slot)

In dit vierde artikel wordt door prof. Holwerda nog een slotopmerking gemaakt over de onderscheid ‘klein geloof’ versus ‘groot geloof’, alsmede aandacht gegeven aan enkele werkwoorden met betrekking tot ‘geloof’. Aan het slot volgt een samenvatting.

 


 

Nu zijn zo langzamerhand alle belangrijke onderscheidingen besproken. ’k Heb er nog slechts weinig aan toe te voegen.

Misschien zijn er sommigen van mening, dat de typering die ik gaf van ‘groot geloof’ (volhardend geloof) niet helemaal klopt met de gegevens der Schrift. Men zou kunnen wijzen op Matth. 8:10 en Luc. 7:9: ‘Ik heb zo groot een geloof in Israël zelfs niet gevonden’.

Ge kent het verhaal van den hoofdman te Kapernaüm, wiens knecht ziek was. Als Jezus onderweg is, om den zieken knecht te genezen, stuurt de hoofdman een boodschap: ‘Doe geen moeite in mijn huis te komen, spreek slechts een woord, en mijn knecht zal genezen’.

Inderdaad is het duidelijk, dat we dit woord niet mogen verwringen, en het verklaren alsof hier volharding in het geloof openbaar werd. De bedoeling is klaarblijkelijk een andere. Jezus prijst dit geloof niet vanwege de volharding, maar omdat die man gelooft, dat Jezus kan helpen door een enkel woord te spreken. Deze man is, wat Paulus noemt, sterk in het geloof: hij verwacht heel veel van Jezus en acht Hem tot alle wonderen in staat.

De oplossing is weer heel eenvoudig. In het Grieks staat er een woord, dat op verschillende wijze kan worden vertaald: zo groot, maar ook: zo lang, zo veel, zo sterk enz. Nu is het in de Statenvertaling wel weergegeven door ‘zo groot’; maar we moeten daarom niet denken, dat in dit woord speciaal gedoeld wordt op ‘groot geloof’. Juist nu er een woord staat, dat op verschillende manier kan worden vertaald, moeten we telkens uit het verband opmaken, wat er bedoeld is. En zoals ik boven al zei: het verband wijst in de richting van ‘sterk geloof’. Er is niet het minste bezwaar, te vertalen: Ik heb zelfs in Israël zo sterk geloof niet gevonden. De nieuwe vertaling van het Bijbelgenootschap heeft dat nog niet; maar wel het bekende woordenboek van Bauer.

 

We moeten nog even aandacht schenken aan enkele werkwoorden, die in verband met de boven behandelde onderscheidingen door de Bijbel worden verbonden met geloof.

Reeds kwam even ter sprake de term: vermeerderen van het geloof. Het bleek toen, dat daaronder verstaan wordt: een grotere hoeveelheid geloof geven; iemand van weinig geloof tot veel geloof brengen. Maar omdat Jezus (Luc.17) de hieraan ten grondslag liggende opvatting van het geloof afwijst, heeft Hij het gebed om vermeerdering des geloofs niet verhoord. Als wij bewust en gelovig en gehoorzaam bidden, zullen we er dus goed aan doen, niet te vragen om vermeerdering des geloofs.

Een woordenreeks, die wij heel vaak verbinden met geloof, hebben we in zekerheid, verzekerdheid, volle verzekerdheid, verzekeren, verzekerd worden. Ook in de Bijbel komen althans sommige van die termen voor. In de eerste plaats hiervoor, dat wij niet onze opvattingen inzake toevluchtnemend en verzekerd geloof hieraan verbinden. Als wij een term lezen als ‘volle verzekerdheid’, trekken we daaruit heel gemakkelijk de conclusie, dat er dus ook geringer graad van zekerheid mogelijk is. En daarvan weet de Bijbel niet.

Volle verzekerdheid is niet vertrouwend geloof in onderscheiding van het toevluchtnemende, maar ‘groot geloof’ in onderscheiding van ‘klein geloof’. Het ziet op onwankelbaar, volhardend, vast vertrouwen. (Zie b.v. Rom. 4:20, 21: ‘ten volle verzekerd’ heet Abraham, omdat hij ‘niet getwijfeld’ heeft.) Of ook op ‘sterk geloof’.

Een tweede gevaar ligt hierin, dat we de zekerheid des geloofs gaan verstaan als ‘zekerheid, dat we een gelovige zijn’. Velen onderscheiden de zekerheid der beloften van de zekerheid des geloofs. En men meent, dat men behalve de verzekerdheid dat Gods beloften in Christus ja en amen zijn, nog nodig heeft de verzekerdheid dat men zelf een gelovige is. De Schrift spreekt daarvan nergens. De subjectieve zekerheid, dat men een kind van God is, is volgens de Bijbel gegeven met de zekerheid, dat Gods beloften onwankelbaar zijn.

Dan vestig ik er nog even de aandacht op, dat ‘verzekerd worden’ in de Bijbel niet voorkomt. Wij verstaan daaronder een geleidelijk groeien in de zekerheid. In de veronderstelling, dat geloof ook zonder zekerheid kan zijn. Maar wie de bijbelse termen voor ‘zekerheid’ vergelijkt met die, welke gebezigd worden voor ‘geloof’, ziet onmiddellijk, dat deze termen verwant zijn. Wie gelooft, is verzekerd. Is hij niet verzekerd, dan gelooft hij niet.

Wij kunnen dus heel goed blijven spreken van zekerheid des geloofs e.d., mits we het maar doen vanuit het bijbelse spraakgebruik, en heel duidelijk zien het onderscheid tussen wat de bijbel over geloof zegt èn wat men in verschillende kringen daaronder allengs is gaan verstaan.

De Bijbel geeft heeft nog twee uitdrukkingen, die scherper omlijnd zijn dan ons ‘verzekerd-worden’. En wel: bevestigen en versterken.

Na het vorenstaande zal het duidelijk zijn, dat deze termen niet hetzelfde zeggen. Bevestigen heeft te maken met ‘klein/groot geloof’; versterken daarentegen met ‘zwak/sterk geloof’.

We vonden immers, dat kleingelovig genoemd wordt iemand, die niet volhardt in het geloof; die schommelt: nu eens wel, dan weer niet; het eigenaardige van kleingeloof is dus de on-vastheid. Maar God gaat door Zijn Woord en Geest zo iemand vastmaken, bevestigen; zo overwint hij de on-vastheid; het kleingeloof maakt plaats voor grootgeloof.

Daarnaast zijn er ook ‘zwakken in het geloof’. Zij aanvaarden wel Christus, maar hebben geen oog voor de rijkdom der verlossing in Hem; hun geloof is ene geloof met reserves. Doch God gaat deze ‘zwakken’ versterken; zo worden ze ‘sterk’ in het geloof.

Het is jammer, dat deze termen door ons niet meer onderscheiden worden. Wij spreken b.v. van ‘versterking’ des geloofs door het Avondmaal. Eigenlijk bedoelen we dan ‘bevestiging’. Wat het Avondmaal opent niet ons oog voor nieuwe weldaden van Christus; dat doet slechts het Woord. Maar het sacrament maakt ons slechts vaster in het geloof aan de beloften, die wij door de prediking hebben ontvangen en geloofd.

 

De korte samenvatting kan dus zijn:

Kleingeloof is on-vast, niet-volhardend geloof. Door de genade der be-vest-iging doet God ons komen tot groot geloof, d.w.z. vast, volhardend vertrouwen.

Zwak geloof is een geloof met uitzonderingen, met reserves. Door de weldaad der ver-sterk-ing maakt God ons geloof sterk, zodat we Christus met àl Zijn weldaden aanvaarden zonder enige reserve.

Weinig geloof betekent, dat er is een geringe hoeveelheid geloof. Het is het ‘geloof als een mosterdzaad’. Maar aangezien het geloof niet op zijn eigen voorraad teert, doch aangrijpt de oneindige kracht van God, daarom is dit geloof voldoende. Daarom mogen we ook niet om ‘ver-meer-dering’ des geloofs als een weldaad bidden, om zo tot ‘veel geloof’ te komen.

image_pdfimage_print