Saevis tranquillus in undis

Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van ds. E. Th. van den Born (1900-1982).[1]


In die tijd antwoordde Jezus en zei: Ik dank U, Vader… ~ Matt. 11: 25a

Het eerst, wat Mattheus zegt, is: in die tijd. Wij mogen daar dus niet overheen lezen. In welke tijd van Jezus’ ambtelijk werk onder Israël komt Hij tot Zijn dankzegging aan Israëls God? Als het getij verloopt. Men heeft Hem eerst zeer sympathiek gevonden, en Jezus was in het begin erg populair. De menigte, die Hem volgde, groeide aan, het werd een beweging. Maar het kwam niet tot een consequent volgen, omdat men niet kwam tot een volkomen buigen voor Zijn Woord. En wie nu scherp toezag, die merkte het wel. Vandaag bleef die thuis, en morgen weer een ander. De menigte dunde uit. En wat men ziet, dat gaat men ook fluisteren, en daarna hardop zeggen. Het wordt niets met Jezus van Nazareth. Hij wordt een mislukking. Dit licht dooft weer uit.

In die tijd. Toen de mensen gingen zeggen: Hij is mislukt; toen de wijzen en verstandigen gereed waren met hun examinatie, in diezelfde tijd antwoordde Jezus. En wat blijkt daaruit? Dat het Hem niet in de war gebracht heeft, dat Hij er niet zenuwachtig van geworden is, dat het Hem niet verhinderd heeft om op God te letten. Hij antwoordt. Hij heeft dus wel heel zuiver gezien, wat de Vader bezig is Hem te leren, en wat de Vader nu van Hem vraagt. Wie zenuwachtig is, wie van zijn stuk gebracht is, die is onbekwaam geworden, want hij let dan meer op mensen dan op God. Maar zo is Jezus niet. Hij heeft in dat weglopen van de menigte, in dat fluisteren op straat nauwkeurig op God gelet. En deze heeft Hem in dezelfde tijd geleerd, dat de vrucht zo rijpen moet, zoals zij vandaag rijpt onder Jezus’ ambtelijk werk. De Vader heeft Hem geleerd, dat Hij wel overal komen kan (en moet), wel overal aanzitten kan, wel overal zaaien kan, maar dat Hij niet overal zaad zal zien, maar alleen zal ontvangen de vrucht van de verkiezing, de kinderen van het welbehagen van God. En als waarachtig mens is Jezus zeer begerig naar vrucht, wil Hij het overal zien uitbotten, wil Hij, dat men overal het brood des levens van Hem aanneemt. Maar Hij heeft gehoorzaamheid moeten leren in het rijpen van de vrucht, en dat Hij dat geleerd heeft kwam, omdat Hij op God bleef letten, niet zenuwachtig werd, toen de mensen wegliepen. En zo komt Hij nu op tijd met Zijn dankzegging. De Vader heeft Hem iets geleerd en Hij antwoordt onmiddellijk. Hij zegt nu rustig en kalm, saevis tranquillus in undis, Ik dank U Vader. Ik wil alleen maar hebben, wat Gij Mij geeft. Ik wil alleen de vruchten van de verkiezing. Ik wil alleen, wat Gij Uzelf bereidt hebt, o God!

En wie Hem nu zo rustig en kalm de Vader hoort danken, en blij ziet aanvaarden de ‘kinderen van het welbehagen’, die weet nu ook genoeg. Want deze Jezus zal nu verder gaan, even rustig. Hij zal nu komen tot Zijn kruis, om deze ‘kinderen van het welbehagen’ voor eeuwig te gewinnen, Hij zal komen tot Pasen, om ze met eeuwige schoonheid te bekleden, Hij zal voortschrijden tot Hemelvaart, om ze allen tot Zich te trekken, Hij zal verlangen naar Pinksteren, om ze allen te verheerlijken. Hij is niet meer te houden. Hij zal Zijn weg vervolgen als Borg en Middelaar. Hij heeft daar net ‘amen’ gezegd in de tijd als Jezus Christus op het werk van de Vader, wat Hij als Zoon van God gedaan heeft in de Vrederaad – amen, om te nemen, wat de Vader Hem geeft, om het daarna weer de Vader terug te geven. Hoe zijn wij nu verblijd om dit rustig amen van de mens Jezus Christus, Hij zal niet zenuwachtig worden. Godlof!

En dit zullen wij van Hem leren, die ook hierin onze overste Leidsman en Voleinder van het geloof is, om rustig te blijven bij al het werk van God, dat immers uitwerking is van Gods eeuwig welbehagen. Wie let op mensen, en op wat mensen zeggen, op wat mensen fluisteren, op wat mensen roepen, die heeft kans in de war gebracht te worden, zenuwachtig te worden, en zo zijn scherpe kijk te verliezen of er vruchten van het welbehagen rijpen. Alleen wie rustig blijft, die behoudt zijn gezicht op God, en die ziet wel, dat het werk gelukkig voorgaat, dat het zo gaan moet, want alleen zo komen de vruchten van het welbehagen – alleen op ’t gehoor van het gepredikte Woord. Op God letten – en laten wij niet zenuwachtig worden. Het gaat om de kinderen.

 

[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: E.Th. van den Born, Van Souvereine Liefde (Goes: Oosterbaan & Le Cointre, z.j.).