Prof. Doekes over de kerk (Inleiding)

De woelige jaren ‘60

In de jaren ‘60 van de vorige eeuw zijn de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) bewaard voor allerlei dwaalleer. Een aantal kerkleden, waaronder ambtsdragers, sprak in een zogenaamde “Open Brief” over een ‘vrijmakingsgeloof’ met betrekking tot de ‘ware kerk’ wat zou heersen in de Gereformeerde Kerken: “Zo stuwt het ‘vrijmakingsgeloof’ al jaren de centrale beweging in onze kerken. Een geloof dat soms officieel kerkelijk, maar veelal semiofficieel, ten nauwste verbonden wordt aan onze geloofsbelijdenis. De vrijmaking vond plaats overeenkomstig art. 28 N.G.B. Het zou geweest zijn een zich voegen bij de ene ware kerk, die onze geloofsbelijdenis conform de Schriften kent. Deze ware kerk wordt in deze landen vergaderd op de aloude grondslag van de Gereformeerde Kerken, nl. Gods Woord en de drie formulieren van enigheid, terwijl haar kerkelijk samenleven alhier wordt geregeld door de Dordtse kerkenordening. De vrijmaking, die tegen confessionele insluipsels en kerkrechtelijke misgrepen en verschuivingen het historisch Gereformeerd karakter van de kerk alhier handhaafde, bewaarde ons zo bij Gods ene kerk op aarde. Zo werd het tot een confessionele aangelegenheid herleid, dat de bedding van Christus’ kerkvergaderende activiteit via de vrijgemaakte kerken loopt. Zodanig, dat wie in deze stroom wil meegenomen worden, zich met de vrijgemaakte kerken heeft te verenigen. Alsook, dat wie hereniging zoekt met zijn gescheiden broeders, uit de koers raakt. Want wie niet met Christus vergadert, die verstrooit. (…) Doordat dit vrijmakingsgeloof zo met confessioneel gezag bekleed wordt, wordt dit geloof voor velen onder ons wel zeer verbindend. Het waarachtig kerklidmaatschap komt ermee in het geding. (…) En zo zijn er de spanningen.”[1]

 

De opstellers van de “Open Brief” schuwden niet te spreken over een “vrijmakingsideologie” en een “klein vaderlands gedoe”. Zij zagen als ‘oplossing’ voor de resulterende ‘spanningen’ het volgende voor ogen: “Wij menen echter dat wij dan nu ook heel de verdere weg van de vrijgemaakte kerken rustig in de handen van onze Heer kunnen leggen, zònder over de zin en de bedoeling van de Vrijmaking in het kader van Christus’ kerkvergaderingsplan te speculeren of ook vanuit allerlei beschouwingen daarover ons handelen te laten stuwen.

 

Het klinkt in ieder geval ‘vertrouwend’ en ‘gelovig’!

 

De kerk in de 21e eeuw

In het Gereformeerd Kerkblad De Bazuin is de overgang van prof. dr. J. Douma van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv) naar de Gereformeerde Kerken Nederland (GKN) besproken.[2] Voornoemde prof. Douma heeft, blijkens de bespreking in ‘De Bazuin’, twee redenen genoemd om zich niet te voegen bij De Gereformeerde Kerken (DGK): het oordeel van DGK over de GKv als ‘valse kerk’ en het oordeel van DGK over zichzelf als ‘enige ware kerk in Nederland’.

 

In de bespreking in ‘De Bazuin’ wordt terecht opgemerkt dat het hierbij niet gaat om ‘etiketten plakken’, maar om de toepassing van de geloofsbelijdenis over ware en valse kerk: “De vraag die er echt toe doet is echter of de kenmerken die art. 29 NGB voor ware kerk en valse kerk hanteert, van toepassing zijn.

 

In het artikel in ‘De Bazuin’ wordt daarna gesteld: “Maar vóór deze vraag aan de orde komt, moet er eerst duidelijkheid zijn over een andere vraag: heeft DGK de genoemde benamingen wel ooit zo uitgesproken? Als deze vraag ontkennend wordt beantwoord, zullen de gronden voor de kwalificatie van DGK als radicale groepering toch moeten wegvallen? Ik hoop dat prof. Douma dit toestemt. (…) Nu, wat Doumas eerste grond betreft omdat de GKv volgens hen een valse kerk geworden was, kunnen we vrijmoedig stellen: dit is door degenen die zich hebben vrijgemaakt in 2003 zo niet gesteld. We citeren de akte van vrijmaking: Met grote droefheid moeten wij constateren dat de Gereformeerde Kerken dan ook niet langer gezien kunnen worden als ware Kerk (artikel 29 Nederlandse Geloofsbelijdenis).

 

Ware en valse kerk

Zowel de opstellers van de Open Brief als een voorganger in de GKN menen een ‘vrijmakingsgeloof’ te ontdekken waardoor ze zich niet (langer) bij de kerk willen voegen. Een interessante en belangrijke vraag is, of deze huiver voor een zogenaamd ‘vrijmakingsgeloof’ ontstaat omdat men zelf ánders, namelijk niet Schriftuurlijk-confessioneel, denkt over de kerk.

 

We zullen deze laatste vraag hier momenteel niet trachten te beantwoorden. Laten we eerst eens luisteren naar wat prof. dr. L. Doekes (1913-1997) in de woelige jaren ’60 in een aantal artikelen heeft geschreven met betrekking tot ‘afscheiding’ en de ‘valse kerk’.[3] Deze artikelen werden ons enige tijd geleden door een broeder toegestuurd. Mogen ze ons helpen ook in de 21e eeuw bewaard te blijven bij de zuivere leer.

 

[1] De ‘Open Brief’ is geschreven in 1966. Op internet te raadplegen via: http://www.ngk.nl/docs/openbrief.pdf [14-10-2015].

[2] S. de Marie, ‘Professor J. Douma verlaat GKv’, Gereformeerd Kerkblad De Bazuin 8-37 (2014): pp. 497-500. Op internet te raadplegen via: http://www.gereformeerdkerkbladdebazuin.nl/artikel/1444 [14-10-2015].

[3] Deze artikelen zijn resp. 16 maart, 30 maart, 4 mei 1968 gepubliceerd in de “Utrechtse Kerkbode” en opgenomen in het “Gereformeerd Kerkblad voor Overijssel, Gelderland en Utrecht”.

image_pdfimage_print