Paasevangelie roept op tot waar geloof

Door: Hendri Plaggenmars

 

Tekst: Johannes 20: 1-8

 

Paasdagen staan bekend als gezellige dagen. En dit jaar is daar ook meer ruimte voor.
Beknellende maatregelen zijn immers voorbij. Een moment om gezellig bij elkaar te zijn.
Vergeet niet om ook dan de diepe betekenis van de paasviering vast te houden!

 

Paastriomf
Bij de paasviering staat de christelijke kerk op deze bijzondere dagen stil bij de opstanding van Christus. paastriomf.[1] Triomf over de opstanding zelf. Maar ook triomf in Zijn bekendmaking aan Zijn volgelingen.

Bekendmaking aan de vrouwen bij het graf (Joh. 20:16). De verschijning van twee engelen (Joh. 20:12). Daarna aan Zijn discipelen, tot zelfs Thomas die eerst niet wilde geloven en na getast te hebben tot de geloofsbelijdenis komt: “Mijn Heere en mijn God” (Joh. 20:28). Het evangelie roept op tot het ware geloof in Christus. Want indien u oprecht gelooft in Christus als de opgestane Heer dan zult u leven hebben in Zijn Naam (naar Joh. 20:31).

Het paasevangelie roept op tot waar geloof in Hem als enige Zaligmaker.

 

Paasevangelie naar Johannes
Het paasevangelie wordt verhaald in alle vier evangeliën. De paastriomf komt ook mooi naar voren in het evangelie naar Marcus. Vooral in het 2e vers van hoofdstuk 16, waar staat: “En heel vroeg op de eerste dag van de week kwamen zij bij het graf, toen de zon opging”. Eigenlijk staat dit er veel levendiger; En heel vroeg op de eerste dag van de week… gaan zij toen de zon opging[2].

Het paasevangelie wordt het meest uitgebreid verhaald in het evangelie naar Johannes.

Johannes is hier een discipel van Christus, de zoon van Zebedeüs. In het evangelie naar Mattheüs wordt hij één van de twee andere broers genoemd, Jakobus en Johannes zonen van Zebedeüs (Matth. 4:21). Beide zonen lieten het schip van hun vader Zebedeüs achter en volgden Christus. Bovendien was hij de discipel die Jezus liefhad (Joh. 13:23,21:20-25). Daarvan getuigt Johannes in zijn evangelie in het laatste hoofdstuk. Zo getuigt Johannes in vers 20 van hoofdstuk 21, waar staat: “En Petrus zag, toen hij zich omkeerde, de discipel volgen die Jezus liefhad” en vervolgt dan in vers 24, waar staat: “Dit is de discipel die van deze dingen getuigt en deze dingen beschreven heeft”.  

Apostel Johannes dus die zijn getuigenis van wat hij gezien en gehoord heeft kenbaar maakt om mensen tot geloof te bewegen. Tot geloof in de opstanding van Hem, de Levensvorst.

 

Bij het graf (Johannes 20 vers 1-2)
Wat is dan het getuigenis van deze Johannes over de opstanding?

Eerst noemt hij Maria Magdalena. Meer aanwijzingen over deze Maria vinden wij in de andere evangeliën. Van deze Maria is bekend dat zij Christus gevolgd heeft en hem diende uit eigen bezittingen (Luc. 8:1-3).  Deze vrouw was Christus gevolgd ook na zijn sterven.

Dat wordt al duidelijk als wij het evangelie naar Mattheüs ter hand nemen. In Mattheüs 27 vers 55 lezen wij immers: “En er waren daar veel vrouwen, die uit de verte toekeken; zij waren Jezus gevolgd van Galilea om Hem te dienen”.

En verder zaten deze vrouwen bij de begrafenis tegenover het graf en kwamen zij om het graf te bezien (Matth. 27:61, 28:1). Zij zag de steen voor het graf weggerold en laat twee discipelen tot het graf komen.

 

Discipelen bij het graf (Johannes 20 vers 5-7)
Johannes is sneller en komt eerder bij het graf aan dan Simon Petrus (Joh. 20:4).

Vluchtig kijkt hij in de opening van het graf. Hij zag de doeken liggen, maar ging er niet in.

De zweetdoek had hij nog niet opgemerkt. Het graf ging hij nog niet in.

Die linnen doeken in het graf geven er volgens de kanttekeningen blijk van dat het lichaam niet weggenomen kon zijn. Het graf ging deze discipel nog niet in.

Maar Petrus wel. En daar waar in Lucas 24 vers 12 over linnen doeken wordt gesproken, vermeldt Johannes hier dat hij ook de zweetdoek op een andere plaats zag samengerold (Joh. 20:7).

Naar de toelichting van Dr. Bouma zou het hierbij gaan om een destijds algemeen en bekend deel van de kleding en uitrusting waarbij zelfs nog verwezen wordt naar een oude grote zakdoek. Dat zweetdoeken in die tijd gebruikt werden wordt al duidelijk bij het lezen van Handelingen 19. Als in dit hoofdstuk verhandeld wordt over de buitengewone krachten door de handen van de apostel Paulus staat in vers 12 het volgende vermeld: “En God deed buitengewone krachten door de handen van Paulus, zo zelfs dat, als de zweetdoeken of de doeken die hij om zijn middel droeg van zijn lichaam op de zieken gelegd werden, de ziekten van hen weken en de boze geesten uit hen weggingen”.  Deze zweetdoeken lagen afzonderlijk samengerold op een andere plek in het graf.

 

Geloof in de opstanding van Christus (Johannes 20 vers 8).
De andere discipel ging ook in het graf. Maar hij zag het niet alleen, maar geloofde. Beter weergeven: hij zag het en begon te geloven[3]. Met de woorden van ds. Wiskerke[4]: het licht van de beloften begon bij Johannes de nevels van zijn onverstandig hart te doorboren. Het gaat hier om het geloven in Jezus als de echte werkelijkheid, aldus dr. Bouma[5].  Bedoeld is ook het geloven in Hem als de Zaligmaker, als de gezondene van de Vader. Dat geloof kwam bij Johannes tot volle doorbraak.

 

Bronnen:

  1. J. R. Wiskerke, Christus, als Levende, aan de banden van de dood ontkomen.
  2. R. H. Bremmer, Het paasevangelie van de weg gewentelde steen van Christus graf, Enschede
  3. H. J. Schilder, Christus paastriomf, 1977
  4. C. Bouma, Korte verklaring van het Evangelie naar Johannes

 

[1] Schilder HJ, Christus Paastriomf, 1977
[2] Bremmer RH, Het paasevangelie van de weg gewentelde steen van Christus Graf, Enschede
[3] Toelichting: OVT, het begin van het ware geloof in de opstanding.
[4] Ds. Wiskerke,  Predicatie: Christus de Levende aan de banden van de dood ontkomen, pag.6
[5] Dr. Bouma, Korte verklaring der Heilige Schrift – het evangelie naar Johannes, pag. 192-193