Orgaandonatie (2, slot)

Door: M.R. Vermeer

 

Orgaandonatie – een actueel onderwerp, zoals we zagen in het voorgaande artikel. Dan nu een aantal argumenten die vóór of tegen orgaandonatie pleiten. Maar vooraf dit: als christen dienen we ook deze zaak te benaderen vanuit de geboden van de Here. In Prediker 12 wordt als slotsom van alles gegeven, nadat is stilgestaan bij de vluchtigheid van dit leven: ‘Vrees God, en houd u aan Zijn geboden’. De geboden van de Here dienen dus ook hierin onze leidraad te zijn.

 

Het lichaam eigendom van Christus
Allereerst de vraag: wordt bij orgaandonatie niet het lichaam geschonden? Het lichaam waarvoor (zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus!) Christus Zijn bloed heeft gegeven. Het lichaam waarop Hij een eigendomsrecht heeft. Het lichaam als ‘tempel van de Heilige Geest’, zoals Paulus daarover schrijft. Nu wijst dit laatste uiteraard op de situatie tijdens het leven, maar toch dringt dit ook tot eerbied voor het dode lichaam.

Eerbied voor het dode lichaam – daarvan vinden we ook voorbeelden in de Bijbel, zoals de discipelen met hun zorg voor het lichaam van de Here Jezus (Matth. 27:57 e.v.), of de zorg voor het lichaam van de gestenigde Stefanus (Hand. 8:2).

Wel kan er gewezen worden op het gebalsemd worden van de aartsvader Jakob en Jozef, in Genesis 50. Gaat het hier om de Egyptische praktijk van mummificatie, waarbij de organen werden weggenomen? [1] Dat is niet zeker, opmerkelijk is wel dat Jozef erover spreekt dat zijn beenderen worden meegenomen naar Kanaän, wat toch kan zien op een afbraakproces waarbij dan de beenderen overblijven. En zelfs wanneer deze praktijk zou zijn toegepast, kan de vraag gesteld worden of hierin niet een zekere aanpassing is aan een Egyptische gewoonte. Een beschrijving van deze praktijk hoeft nog geen goedkeuring daarvan te  betekenen.[2]

 

Een botsing van plichten?
Het eigendomsrecht van ons lichaam ligt dus bij de Here God. Maar nu een tweede argument. Het kan toch soms zijn dat een orgaan met een bepaald ‘hoger doel’ wordt verwijderd? Zoals wanneer een orgaan dat onherstelbaar ziek is, wordt verwijderd om het lichaam in stand te houden. Zou het dan niet mogen dat een orgaan uit een dood lichaam wordt verwijderd om het leven van een medemens in stand te houden?

We zouden dan kunnen spreken van een ‘botsing van plichten’: enerzijds het eigendomsrecht van de Here op ons lichaam, anderzijds de plicht tot naastenliefde. Een klassiek voorbeeld van een dergelijke botsing van plichten is een schipbreuk waarbij er één reddingsplank is voor twee mensen. Beiden hebben de plicht zichzelf in leven te behouden door de reddingsplank aan te grijpen. De Romeinse wijsgeer Cicero (1e eeuw v. Chr.), noemde reeds dit voorbeeld en gaf aan dat de plank moest worden afgestaan aan hem, bij wiens leven of gezin de staat het meeste belang heeft. Een ander voorbeeld is vivisectie, onderzoek op levende dieren, ten behoeve van de medische wetenschap.

Toch, hoewel voor ons dan een botsing van plichten kan ontstaan, omdat wij feilbare mensen zijn en toch tot een verantwoorde beslissing moeten komen: vanuit God bezien is er geen botsing van plichten, want Zijn geboden zijn niet tegenstrijdig. We moeten dan dus letten op wat de Here van ons vraagt, we dienen dan te onderscheiden waar het op aankomt.

De vraag kan dan gesteld worden, of orgaandonatie niet moet worden overwogen vanuit het grote gebod van de liefde: ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’. Worden we vanuit dit gebod niet gedrongen tot naastenliefde ook inzake orgaandonatie? Zou er dan niet zelfs de plicht zijn tot orgaandonatie?

 

De barmhartige Samaritaan
Naastenliefde – dat is een vaak gehoord argument om orgaandonor te zijn.  Soms wordt dan verwezen naar de bekende geschiedenis van de barmhartige Samaritaan: ‘We moeten ons niet afvragen wie onze naaste is, maar wat wij voor onze naaste kunnen doen!’

Van belang is dan wel dat we dit verhaal niet lezen als slechts een ethische les. De Here Jezus vertelt dit verhaal immers in een gesprek met een wetgeleerde naar aanleiding van zijn vraag naar het eeuwige leven: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’ (Luk. 10:25). De vraag naar het heil staat hier centraal! Moet ook de rest van het gesprek tussen de wetgeleerde en de Here Jezus niet in dit licht worden gezien? De Here Jezus wil met Zijn laatste woorden in dit gesprek: ‘Ga heen en doet u evenzo’, niet de weg van werken wijzen, maar van geloof in Hem als de grote Weldoener.[3] De christelijke barmhartigheid mag dan ook nooit los staan van het volgen van de Here Jezus en van Zijn Woord.

 

Naastenliefde
Wanneer we ‘barmhartigheid’ zo op de juiste, Bijbelse manier zien, kunnen we de vraag stellen wat dit betekent voor onze keuze bij orgaandonatie.

Bij orgaandonatie na het sterven wordt geanonimiseerd een orgaan gegeven aan een ander, binnen een collectief opgezet systeem. Men kan zich afvragen of hiermee echt als ‘naaste’ wordt gegeven.

Toch kan hier wel sprake zijn van ‘naastenliefde’, maar dan in een meer afgeleide zin. Gods wet plaatst ons immers ook voor plichten die als handeling geen directe uiting van barmhartigheid zijn, maar toch vallen onder het samenvattende gebod ‘de naaste lief te hebben als onszelf’. Er zijn levensterreinen waarop iedere christen een eigen verantwoorde keuze moet maken, zonder dat bij voorbaat één keuze in alle omstandigheden goed of fout is te noemen.

Van dit laatste is mijns inziens sprake in het geval van orgaandonatie. Een keuze waarbij een afweging moet worden gemaakt, waarbij rekening mag worden gehouden met de specifieke situatie en omstandigheden. Hierbij kan niet alleen in rekening worden gebracht de vraag naar organen bij medeburgers, maar ook de eventuele emotionele belasting van nabestaanden (‘naasten’!). Orgaandonatie betekent immers dat afscheid wordt genomen van een uiterlijk en gevoelsmatig nog ‘levende’ persoon, ook al is de hersendood naar de geldende criteria vastgesteld.

 

Hersendood
Hersendood – daarmee zijn we mijns inziens op een moeilijk aspect van dit onderwerp aangekomen.  Wanneer is een persoon werkelijk overleden?

Bij vaststelling van de dood op circulatoire gronden (zie het voorgaande artikel) kan de vraag worden gesteld of de hersenen onomkeerbaar dood zijn. Recent onderzoek heeft aangetoond dat varkenshersenen vier uur na de dood alsnog konden worden geactiveerd.[4] Vanuit christelijk perspectief mag orgaandonatie uitsluitend plaatsvinden wanneer de dood onomstotelijk is vastgesteld.

Ook het hersendoodcriterium roept vragen op. Is hersendood hetzelfde als de dood van de gehele persoon? Nu kan hier tegenin worden gebracht dat sterven een proces is en dat ook bij vaststelling van een klinische dood er nog ‘leven’ kan zijn op celniveau. Toch is traditioneel de dood altijd vastgesteld als het ontbreken van hart-, long- én hersenfunctie. Is bij een hersendode persoon sprake van een levend lichaam, waaruit de ziel is verdwenen?[5] Een moeilijke vraag, waarop vanuit de medische wetenschap geen antwoord is te geven.

 

Wijsheid
Wat moeten we doen, nu de overheid om een keuze vraagt?

Bij donatie van een nier tijdens het leven zijn weinig bezwaren in te brengen, zolang de gezondheidssituatie van de donor dit toelaat. Dit kan ook een directe uiting zijn van naastenliefde richting een familielid of een andere bekende.

Orgaandonatie na het sterven (meestal op grond van het genoemde hersendoodcriterium) roept toch een aantal vragen op, tegen de achtergrond waarvan iedere christen voor zichzelf een verantwoorde keuze zal moeten maken. Het is ook mogelijk om de uiteindelijke keuze aan de nabestaande (familie of één aangewezen persoon, zie het voorgaande artikel) over te laten, zodat deze daarin al naar gelang de situatie kan handelen. Een wellicht verstandige keuze, omdat daarmee ook wordt voorkomen dat ons lichaam ‘standaard’ aan de overheid toevalt. Dan is het wel van belang om vooraf over deze zaken door te spreken, zodat niet op een emotioneel moeilijk moment een familie of aangewezen persoon wordt opgezadeld met de last om ook zijn of haar gedachten over dit onderwerp te vormen.

Geve de Here onze God ons allen wijsheid om hierin juist te handelen. Wijsheid die we aan die God mogen vragen, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt  (Jak. 1:5).

 

[1] In de Studiebijbel Oude Testament wordt hierover opgemerkt: “Mummificeren was een complex proces, dat samenvattend het volgende inhield: het weghalen van de organen, ruimtes opvullen met kruiden (balsemen = lett. ‘kruidig maken, kruiden’), het lichaam dompelen in een natronbad en inwikkelen in linnen banden. Egyptische bronnen melden dat het hele proces vanaf de dood tot en met het vervullen van de begrafenisrituelen 70 dagen duurde. Het is dan ook waarschijnlijk dat de 70 dagen rouwen in vs. 3 de 40 dagen  balsemen (het dehydratatieproces: het onttrekken van water aan het lichaam) insluiten.” (M.J. Paul e.a., Bijbelcommentaar Genesis-Exodus (Studiebijbel Oude Testament dl. 1) (Veenendaal: Centrum voor Bijbelonderzoek, 2004), p. 529.
[2] In Gen. 50:2 wordt gesproken over ‘artsen’ en niet over Egyptische priesters-balsemers. Is dit slechts een aanwijzing dat magische en mystieke rituelen werden vermeden (zoals in de Studiebijbel Oude Testament wordt opgemerkt, p. 529), of duidt ook dit aan dat een vorm van balsemen werd toegepast, in plaats van volledige mummificatie?
[3] Opmerkelijk is dat prof. Van Bruggen in zijn commentaar komt tot een christologische uitleg (zoals ook in de Vroege Kerk gebruikelijk), maar dan zonder te vervallen in allegorie: “De wetgeleerde heeft echter grote moeite met de persoon van Jezus. Hij vindt hem eigenlijk een ketter. Sommigen noemden Hem in deze tijd zelfs openlijk een Samaritaan (Joh. 8,48). Daarom heeft de wetgeleerde Jezus niet lief, maar komt hij hem verzoeken. Jezus is zíjn naaste niet! (…) Jezus nodigt de man uit, het eeuwige leven te beërven door zich niet langer af te zetten tegen de weldoener van God in Israël. Laat hij Jezus gaan volgen en deelnemen aan dit werk van Gods ontferming van Zijn volk.” [in: Lucas. Het evangelie als voorgeschiedenis (Kampen: Uitgeverij Kok, 1996), pp. 225-226].
[4] Hierover schrijft de klinisch ethicus dr. Erwin Kompanje: https://kompanje.org/2019/04/18/hoe-dood-zijn-hersenen-na-een-circulatiestilstand/, waarbij hij opmerkt: “Irreversibel verlies van functies in de hersenen na vijftien minuten circulatiestilstand is als aanname niet meer houdbaar. Niemand komt daar meer mee weg.”
[5] De Canadese christelijke arts Greg Kenyon geeft (met name vanwege het hersendoodcriterium) bezwaren tegen orgaandonatie: https://greg.kenyonspage.ca/organ-donation-transplantation/.

image_pdfimage_print