Opgewacht! (8)

De oude slang

Het is goed dat wij in dit verband erop letten, hoe de andere partij wordt genoemd. In alle drie taferelen is telkens de draak de ene partij. In het eerste en derde tafereel is de vrouw de andere partij. In het middentafereel is het Michaël. Dat Michaël zijn tegenstander heeft neergeworpen heeft konsekwenties voor de vrouw. De gevolgen voor de aarde van wat in de hemel is gebeurd kunnen we al af lezen uit de wijze, waarop de draak wordt gekarakteriseerd. Hij is de grote draak, d.i. de niet te negeren verslinder. Maar die draak is de oúde slang. Hij is nog altijd dezelfde als eens in het paradijs. Om te weten hoe hij altijd werkt moeten we weten zijn eerste optreden in de mensenwereld. Hoe hij via accentverlegging, geleidelijke woordverdraaiïng, vervolgens door leugen, eerst manninne wist te verleiden om langs die listige weg eindelijk Adam te bereiken. Paulus kan schrijven over de ‘verleidingen’ van de duivel. Hij doet dat in dezelfde brief, waarin hij de gemeente waarschuwt de duivel ‘geen voet’ (geen ‘plaats’) te geven (Ef. 6:11 na Ef. 4:27). Wanneer de apostel dan spreekt over de ‘verleidingen’ van de duivel gebruikt hij het woord ‘methode’. Nu heeft ‘methode’ inderdaad de betekenis sluwheid, list, bedrog ontvangen. Maar dan is wel sprake van weloverwogen list, ‘planmatige’ sluwheid (verg. Ef 4:14, ‘het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt’, waar hetzelfde woord gebruikt wordt). Het woord wordt in het Nieuwe Testament uitsluitend van zondige methodes gebruikt. Maar het blijft wijzen op methodisch tewerk gaan. Er is systeem bij hem die dit spel volbrengt. Hij is en blijft dezelfde. Zijn gedachten ‘zijn ons niet onbekend’ (2 Kor. 2:11). Wel is hij uitgegroeid van slang tot gróte draak.

Vandaar ook, dat in dit verband de draak nádere karakterisering ontvangt. Zijn eigennaam – waarmee hij scherp wordt aangeduid na zijn eerste en beslissende revolutiedaad – wordt tweetalig overgeleverd. En alsof het nog niet genoeg is volgt nog nadere omschrijving. Eerst wordt zijn naam in het grieks genoemd, duivel. Dan de oude hebreeuwse naam, satan. Beide zijn in het nederlands weer te geven. De hebreeuwse is te vertalen met tegenstander. En de griekse betekent zoveel als leugenaar (Joh. 8:44); één die met woorden knoeit, woorden verdraait, onjuiste voorstelling van zaken geeft, wat dan worden kan: lasteraar, aanklager (uit valse motieven), misleider. Het hebreeuwse ‘satan’ is niet onderscheiden van ons woord tegenstander. Het komt meermalen voor in de bijbel. De Engel des Heren kan soms een satan (tegenstander) zijn (Num. 22:22,32). Mensen zijn het vaak. Filistijnse aanvoerders bijvoorbeeld zijn eens bang geweest, dat David hun satan zou worden in de oorlog (1 Sam. 29:4). Salomo – een ander voorbeeld – kreeg enkele lastige satans, namelijk Hadad, Rezon en in feite ook Jerobeam, die ‘de hand tegen de koning ophief’ (1 Kon. 11:14,23). Zo’n satan kon zijn vijandschap ook laten merken door boze plannen, verdachtmakingen, beschuldigingen. Vandaar dat vijandschap en aanklacht, vijandschap en sluwheid dicht bij elkaar komen te liggen en satan soms terecht vertaald kan worden met duivel. Hij is dan ook de verleider. Zijn methodes zijn dan ook zijn ‘verleidingen’. Hij is niet een satan, een duivel. Hij is de satan. Hij kan slechts vijand zijn. Hij is de duivel. Zo is zijn bestaan (Joh. 8:44). De nadere karakterisering, aan zijn namen toegevoegd, is dan ook van belang: ‘die de hele wereld verleidt’.


Overgenomen uit: Komende in de wereld, diverse auteurs, onder redactie van ds. G. Zomer, Oosterbaan & Le Cointre B.V. – 1975, pag. 233-256