Opgewacht! (7)

Het strijdtoneel

Er brak oorlog uit aan de hemel. Niet in de hemel. Want één van de partijen kan zover niet meer komen. Wat die oorlog aan de hemel inhield? Dat zien we aan wat volgt. Als Michaël en zijn engelen de oorlog aanspannen tegen de draak is er een reden voor. De draak voert ook oorlog met zijn engelen. Maar de uitslag is: ‘hun plaats werd niet meer gevonden in de hemel’. Tot nu toe was dit wel het geval geweest. Het is voorgoed voorbij. Indrukwekkend moet Johannes het beschrijven. Hij is vol verbazing. Een jubelwoord van zangers in de hemel neemt hij getroffen over en gebruikt hij driemaal. De grote wereldoorlog is beslist. Want van nu af aan is het in de hemel volkomen anders geworden. In de geschiedenis van het heil – en in verband daarmee in de wereldgeschiedenis – is het principiële keerpunt gekomen. We lezen immers eerst dat de draak niet tegen Michaël op kon. We lezen vervolgens – het beslissende – dat zijn plaats in de hemel niet meer werd gevonden. En daarop klinkt dan tot drie keer als een herhaalde triomfroep: ‘Hij werd gewórpen, hij werd op de aarde gewórpen, en met hem werden zijn engelen gewórpen’. Terwijl daarna ook nog uit de mond van hemelse zangers opgetekend mag worden, dat de aanklager van de broeders (naar de aarde) gewórpen is.

Tot nu toe had de satan toegang tot de hemel gehad. Als de Here op zijn troon zit staat ‘het ganse heer des hemels aan zijn rechterhand’, zo lezen we in 1 Kon. 22. Onder dat ‘ganse heer des hemels’ stelt zich dan één beschikbaar om uit te gaan en koning Achab te verleiden. Wel achten bekende exegeten de mening onaanvaardbaar, dat de sátan deze geest zou zijn. De oorsprong van de valse profetie zou niet in demonische inspiratie, maar in het hart van de valse profeten zijn te vinden. Die valse profeten waren immers zelf verantwoordelijk voor hun leugenprofetie. Toch menen we, dat deze tegenwerping geen stand kan houden. Satanische inwerking en verantwoordelijkheid van de mens die door hem zich laat ‘inspireren’ sluiten elkaar niet uit. Het tegendeel is het geval, zoals blijkt uit Genesis 3, toen Adam valse profeet werd (‘íngegeven door de duivel en moedwillige ongehoorzaamheid’, zondag 3 Heidelbergse Catechismus); het blijkt zowel uit de gang van de gebeurtenissen als uit het oordeel van God. Ook heeft, juist omgekeerd, de Heiland de pogingen tot verleiding van de duivel in verantwóórdelijkheid àfgeslagen en zuiver daartegenover geprofeteerd (Matth. 4, Lukas 4). Bovendien geeft de tekst van 1 Kon. 22 geen aanleiding om te konkluderen tot een ‘personifikatie van de leugen’, zoals deze uitleggers stellen. De profeet Micha spreekt te duidelijk over ‘personen’, engelen om de troon. De schriften spreken bovendien op andere plaatsen onweerlegbaar over het optreden van de satan in de hemel bij God. Wordt in het boek Job ons niet meegedeeld, dat op zekere dag de ‘zonen Gods’ kwamen om zich voor de Here te stellen en dat onder hen ook de satan kwam (Job 1:6)? Deze plaats is nauw verwant aan 1 Kon. 22 over wat tijdens de regering van koning Achab in de hemel plaatsvond. Hoe het Oude Testament spreekt van de ‘plaats’ die de draak in de hemel in heeft genomen is ook duidelijk uit de profetieën van Zacharia. Satan kan hogepriester Jozua aanklagen bij de Engel de Heren: de draak staat voor de vrouw die baren zou. Als Jozua immers wordt aangeklaagd en dienovereenkomstig zou worden veroordeeld is hij in zijn ámbt aangeklaagd en zou hij als hógepriester veroordeeld zijn: er is geen toekomst voor het vólk! De terugkeer uit ballingschap zou vergeefs zijn geweest. Satan heeft dus al de eeuwen door toegang tot de hemel gehad. Hij had er een ‘plaats’. Wanneer de duivel dan ook de hemel weer in wil gaan nadat het kind van de vrouw plotseling is ‘weggevoerd naar God en zijn troon’ is dat geen hemelbestorming van de vijand om nu daar zijn slag te slaan. Hij gaat zijn ‘gewone’ gang. En nú dat buítengewone: ineens is alles anders; gewórpen, uit de hemel gewórpen. In de hemel géén plaats meer voor hem en zijn engelen. Zijn plaats was immers deze, dat deze verleider als áánklager optrad. Hij verleidde het volk van God, leden van dat volk, ambtsdragers onder dat volk. En nadat hij hen verleid had kláágde hij hen aan. Hij sprak daarbij waarheden (Jozua wás vuil! Zach. 3:4), hoewel niet ‘de waarheid’. Ook als spreker van waarheden was hij de leugenaar (Joh. 8:44). Hij wordt straks genoemd ‘de aanklager van de broeders’. Hij toonde met de feiten aan, dat het leven van Gods kinderen door en door verdorven was. En hij had een bepaalde rechtsgrond: voor de zonden van de aangeklaagden was niet betaald. Die zonden wáren er. God loochende niet, dat bij hogepriester Jozua ongerechtigheid was. Hij nam die weg vanwege de kómende Christus, op wie de offers zagen. Maar Christus wás nog niet gekomen, zìjn offer nog niet gebracht. Nu is Hij wel gekomen. De offers zijn vervuld. Voor hogepriester Jozua uit het Oude Verbond is de andere hogepriester Jozua, het kind van de vrouw, gekomen; de Middelaar van het Nieuwe Verbond. God heeft zijn betaling aangenomen. De rechtsgrond voor aanklachten is er niet meer. Chtistus heeft zijn rechtsstrijd gevoerd. ‘Het is volbracht’. De Advokáát – dat kind van de vrouw – is nu bij de Rechter. De áánklager – de draak – wordt van voor de rechterstoel neergeworpen. God is voor áánklachten doof. Voor het pleiten van Hem die betaalde heeft Hij alle aandacht. ‘Wie zal uitverkorenen van God beschuldigen?’ (Rom. 8:33). De tijd dáárvan is voorgoed voorbij. Het is duidelijk, dat zij die menen, dat Johannes in het tweede tafereel een andere traditie gebruikt dan hij in het voorgaande verwerkte, het tekstverband èn het heil geweld aandoen. Het is ook duidelijk, dat zij die menen, dat in deze perikoop van de val van de satan wordt gesproken, ook de tekst geweld aandoen. Hier is niet sprake van het feit dat een engel des lichts is geworden tot de vijand van God en zijn schepping. Hier is sprake van de betaling door Christus en de aanneming ervan door God. Hèt grote gebeuren, nu mensen worden ontrukt aan de macht van hem, aan wie ze zich eens hadden uitgeleverd.

In de hemel is het vanaf dit gebeuren schoon. Het is de tijd geworden, voor mensen op aarde, om te bidden: ‘Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op de áárde’. Er komen alleen maar meer gehoorzame èngelen als Michaël in de hemel en ménsen die van de zonde af zijn. Al de tijd van het Oude Verbond waren er nog duivels. Toen kon niet zo gebeden worden. Christus heeft dit gebed geleerd voor de tijd van het Nieuwe Testament. Ook op aarde moet de duivel geen plaats meer hebben. In de kerk begint dit te komen. Paulus roept de geadresseerden van zijn brief aan de Efesiërs ertoe op. Hij gebruikt hetzelfde woord dat in dit laatste geval in de vertaling van het NBG wordt weergegeven als: ‘geef de duivel geen voet’ (Ef. 4:27). Alleen de aarde blijft voor satan. Een beslissend stadium in de geschiedenis van Gods heil. De aarde zal de gevolgen hiervan merken.


Overgenomen uit: Komende in de wereld, diverse auteurs, onder redactie van ds. G. Zomer, Oosterbaan & Le Cointre B.V. – 1975, pag. 233-256