II. Het tweede tafereel.
Een nieuwe partij
Een nieuwe partij opent een oorlog op een andere plaats. Op de plaats waar deze strijd gevoerd wordt, zullen we straks nader ingaan. Die partij vraagt eerst onze aandacht. Het initiatief was tot nu toe aan de draak geweest. Nu wordt tegen hem door een ander initiatief genomen. Hij komt in de verdediging. En ook dan is die ander hem te sterk. Die ander is Michaël met zijn engelensoldaten. Michaël is niet onbekend. Daniël heeft onder de tijd van het Oude Testament van hem geprofeteerd. Diezelfde Daniël die profeteerde van Antiochus Epifanus, een door de duivel bezeten macht, (Daniël 8:10, verg. Openb. 12:4), heeft Gabriël ontmoet en van Michaël gehoord. Gabriël de aartsengel die belangrijke boodschappen overbrengt en woorden van de Here moet verklaren. Michaël het hoofd van hemelse divisies die telkens strijden moet. De engelenwereld is wèl in aktie, nu mensen bedorven zijn en moeten worden gered. De kerk heeft meer aan de trouw van de gehoorzame engelen te danken dan door de leden van de kerk wordt vermoed. Het is een vreugde te mogen staan in het geloof van de gemeente die in dagen van barre nood daarvan niet heeft kunnen zwijgen (art. 12 Ned. Gel. Bel.). Ze moest er wel van spreken. Het is niet tot haar éér, dat de engelen op deze wijze haar te hulp moeten komen. Het is wel tot haar heil.
Het is immers Michaël geweest die eens een goede engel tehulp moest komen, toen de satan met zijn machten een hemelse boodschapper tegenstond. Daniël had in nood gesmeekt. Eénentwintig dagen lang had het geschenen of God geen antwoord gaf. De duivelse geest die achter het wereldrijk Perzië stond had de antwoord-engel opgehouden. De macht van satan is niet gering. Engelen-zonder-zonde hebben de grootste moeite met zijn soldaten. Pas toen Michaël, de vórst en legeraanvoerder, aan de boodschapper assistentie bood kon de laatste zijn weg vervolgen en Daniël op gaan zoeken. Met grote nadruk wordt op Michaël, in bepaalde situaties schutsengel van de kerk, gewezen. Want ook nadat de hulp van Michaël in dit geval uitkomst bood, bleef zijn hulp blijkbaar steeds nodig. De hemelgeest moet immers verder strijden (Dan. 10:20,21) en, zo zegt hij dan, ‘niet één staat mij vastberaden terzijde, behalve uw vorst Michaël’. ‘Uw vorst’, dat is: de vorst van Gods volk tegenover die andere geest die ‘de vorst der Perzen’ wordt genoemd. Er is een strijd achter de strijd tussen engelen en duivelen, van hoogpolitieke aard in verband met Gods werk tot onze verlossing, waar we maar even iets van horen.
Men heeft hier wel gesproken van een apokalyptisch procedé om dat wat op aarde in realiteit gebeurt of staat te gebeuren reeds in miniatuuruitgave te laten plaats vinden in de hemel. Maar in de bijbel is niet sprake van een miniatuuruitgave van wat hier gebeurt. Hier is de originele vijand, in oude vijandschap, èn hulp voor de kerk. Realiteit van de worsteling òm de kerk. De duivel met de zijnen in haat. Michaël met zijn engelen als ‘dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven’ (Hebr. 1:14). Als op aarde de machten botsen, werken achter de zichtbare machten voor ons ònzichtbare legertroepen. Soms heeft iemand er iets van gezien (2 Kon. 6:16,17), maar zonder gezien te hebben wéten we ervan. Michaël staat ook in de wijze waarop hij zijn oorlogen voert vierkant tegenover de draak. Hij die zelf troepen onder zich heeft en ze beveelt, is op zijn beurt onderworpen. Wat de satan weigerde is Michaëls glorie. Uit de brief van Judas weten we, dat hij zijn opdrachten stipt uitvoert, er niet tegen in, maar er ook niet buiten gaat. Hij is niet een ‘bemoeial’. Juist in de nieuwtestamentische brief die Judas schrijven moet als de revolutie is uitgebroken, wordt het gedrag van Michaël scherp gesteld tegenover gezagskrisis en ongebonden leven. Deze engel voert een strijd tegen de duivel over het lichaam van Mozes, maar hij spreekt over de duivel geen oordeel uit, waardoor hij in Gods rechterstoel plaats zou gaan nemen. Hij is – scherp tegenover de duivels – aan zijn ‘oorsprong’ niet ontrouw geworden en heeft met zijn engelen de ‘eigen woning’ niét verlaten (verg. Judas: 9,10 met 6). De wijze waarop aartsengel Michaël handelt is voor verlosten diep beschamend. Als de ‘vorst van Israël’ (Daniël 10) staat hij in nood aan hun kant. Zijn optreden, zoals Johánnes het ziet, is derhalve niet iets nieuws. Maar het is nu wèl een optreden in een beslissend moment van de geschiedenis. Het is wel nieuw. Wat Michaël nu gaat doen heeft hij voorheen niet mógen doen. Hij kan en hoeft het na dit unieke moment niet meer te doen. Keerpunt in de geschiedenis. Dat willen we nu gaan zien.
Overgenomen uit: Komende in de wereld, diverse auteurs, onder redactie van ds. G. Zomer, Oosterbaan & Le Cointre B.V. – 1975, pag. 233-256