Machteloze strategie
Bij wat nu volgt komen we namelijk bekende uitdrukkingen tegen uit de vroegere strijdperiode. Er is sprake van vervolging, van de woestijn, van de vleugels van de grote arend, van het feit dat de vrouw wordt onderhouden in de woestijn. Uit de vorige periode (waar het eerste tafereel heenwees) is dit alles bekend. Als Israël uit Egypte is bevrijd achter het bloed van het Lam wordt het vervolgd (Exodus 14:8,9,23). Hoe wordt Israël behouden en onderhouden? De HERE heeft zijn volk op árendsvleugelen gedragen. Dit wordt ons meegedeeld in een tekstverband waarin uitdrukkelijk sprake is van de woestijn, waar ze zijn gekomen (Exodus 19:4 na 19:1-3; verg. Deut. 32:11,12).
Die woestijn is niet de plaats van de wereldmijding of van de kultuurverachting. Gods woord komt niet met zichzelf in strijd, door ons dit voor te houden. De kerk is juist in de wereld: ‘Gaat heen, maakt dan alle volken tot mijn leerlingen…’ (Matth. 28:19). En de leden van de kerk zijn geen mensen die uit de wereld wegvluchten, maar het zout der aarde, het licht der wereld (Matth. 5:14-16). Zij zijn het, die juist ‘temidden van een ontaard en verkeerd geslacht’ als sterren moeten schitteren (Fil. 2:14-16, verg. Openb. 11:3-6). Neen, de woestijn is de plaats waar Israël totaal op God is aangewezen. Gods volk heeft dáár geleerd ‘dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de HERE uitgaat’. Hun kleren en schoenen zijn in de veertigjarige woestijntijd niet versleten; de HERE gaf brood uit de hemel, water uit de rots (Deut. 8:3,4; 29:5,6; Psalm 105:40,41). Dit was uniek. De vrouw is van alles en ieder ónafhankelijk, omdat ze van haar God àfhankelijk is. Ze vlucht naar de woestijn, naar de plaats waar Hij haar laat verzorgen. Ook dat vluchten is van Hem: Hij geeft haar de twee vleugels van de grote arend. Hij geeft haar zichzelf (Deut. 32:11,12). Hij werkt en sterkt het geloof om ‘van een andere god’ (idem) af te zien.
De slang kan haar niet bereiken. Ook als er geen mogelijkheden zijn, ontvangt zij wat ze nodig heeft. De haat van de satan is het begin (‘de oude slang’) tegen de Schepper. Die Schepper stelt zijn maaksel in dienst van de vrouw, die liefheeft naar het eerste gebod en de wet van Hem (antw. 94 Heid. Catechismus). De nieuwtestamentische tijd van voortdurende strijd is vertroúwenstijd! De dúúr wordt ook aangegeven. De periode van twaalfhonderdzestig dagen (eerste tafereel) die zo láng duurt, de korte tijd (tweede tafereel) die satan alles op alles doet zetten, wordt nu gekarakteriseerd door een derde aanduiding: een tijd (een periode), tijden (een nog langere periode) en een halve tijd (een laatste periode die halverwege plotseling wordt afgebroken).
De draak heeft nog wisselende gelegenheden met een abrupt einde. Maar ook die gelegenheden spreken van zijn gebonden zijn. Ook zijn ‘korte tijd’ kan voor hem geen eenheid zijn. Uit de profetieën van Daniël (7:26, 27) kennen we deze tijdsaanduiding, die bemoedigend zegt hoe de vijand midden in zijn krachtwerk wordt geoordeeld en voor Gods volk de verlossing komt.
De lange bange tijd van uiterste haat, is dus vol te houden.
Terwille van de uitverkorenen zullen de dagen worden ingekort.
En al die tijd wordt de kerk onderhouden. Paulus wordt tot zijn dienst verzorgd door de gemeenten, die het niet zouden kunnen doen. De afgescheidenen gaven, na de hoge boetes, ook nog hun geld voor kerk en school, terwijl ieder denken moest dat dit nù wel was uitgesloten. Een ondergrondse kerk, beroofd en bedreigd, ontvangt langs nieuwe kanalen leven. Overheden geven subsidies, soms uit vreemde motieven, maar ze géven ze en christenen kunnen voortgaan. In een wereld van vijandschap en van materialistische bazen en bonzen ontvangen christenen hun salaris, zodat kerk en zending en school door het wonder van boven voortgaan. Er worden akademies onderhouden waar men eerbied heeft voor het Woord. Een prediking kan doorgaan, waardoor levens worden vernieuwd. De ‘image’ van de kerk zal ook anders zijn dan de duivel met kracht wil tonen, en er worden mensen voor Christus gewonnen. Zijn aangepaste strategie haalt het niet tegen God en zijn Christus. Het blijft de tijd van de zang van Psalm 2. Er is uitzicht op het einde: een tijd, tijden en een halve tijd. Vertroúwenstijd is volhàrdingstijd! Maar onder het vonnis van God gaat de tegenstander verder.
Overgenomen uit: Komende in de wereld, diverse auteurs, onder redactie van ds. G. Zomer, Oosterbaan & Le Cointre B.V. – 1975, pag. 233-256