Komende periode plaatsen we een serie artikelen over Openbaring 12, van de hand van ds. J.J. Arnold.[1]
Komende in de wereld
Er zit spanning in Openbaring 12. Drie taferelen worden erin getekend. Het eerste tafereel breekt zo af, dat men wel vragen moet: wat komt er nu? Het tweede tafereel breekt eveneens af op een wijze, dat de lezer of hoorder zonder meer moet weten, wat hierop het vervolg is. Dan volgt het derde. Het doel van dit bijbelgedeelte blijkt duidelijk te zijn de kerk van het Nieuwe Testament te bemoedigen. En haar in staat te stellen de geesten te onderscheiden. Zij komt in een situatie waarin men bezwijken zou, of worden meegesleept.
Het eerste tafereel schildert de strijd van de kerk in de eeuwenlange periode van het Oude Testament; vanaf de zondeval tot de komst van de Heiland der wereld. Maar het is alsof alles wordt heengestuwd naar wat daarna komt. Het tweede tafereel schildert ons een ándere strijd, namelijk in ‘de volheid des tijds’. En ook hier wordt een spanning aangebracht. Het is weer alsof alles wordt heengestuwd naar wat daarna gebeuren gaat. Nú kan worden verstaan wat in de laatste tijd geschiedt, het derde tafereel.
Veel uitleggers zijn bezig met de ‘kwestie’ van de literaire eenheid van dit hoofdstuk. Ze stellen allen, dat in vers 6 een knelpunt ligt. De vlucht van de vrouw wordt immers eerst beschreven voordat gesproken is van de neerwerping van de draak. En die vlucht wordt daarna beschreven als gevolg van de nederlaag van de draak. Men konkludeert dat Johannes uit verschillende bronnen put, verschillend materiaal redigeert en het naar zijn hand zet.
Deze moeiten inzake de literaire eenheid zijn, met hun oplossingen, in strijd met het karakter van Gods openbaring en in dit geval heel duidelijk met de eenheid in doel, opzet, inhoud van de stuwende tekst.
Het eerste tafereel eindigt met de vlucht van de vrouw naar de woestijn.
Daarbij wordt een tijd genoemd: zij wordt er twaalfhonderdzestig dagen onderhouden. Het tweede tafereel eindigt met wat op aarde gebeuren zal in dezelfde tijd, die in het eerste werd genoemd. Nu wordt deze tijd anders aangeduid.
Wat voor de vrouw twaalfhonderdzestig dagen duurt, blijkt voor haar tegenstander een korte tijd te zijn. Het derde tafereel tekent dan de aangekondigde woestijnperiode; het gaat om wat nu op aarde plaats vindt. De twaalfhonderdzestig dagen (eerste tafereel), die een korte tijd zijn (tweede tafereel), worden daarbij gekarakteriseerd als een tijd, tijden en een halve tijd (derde tafereel). Het is de tijd waarin Johannes leeft en de voorlezers van het boek Openbaringen en de hoorders leven (1:1-3). De spannende tijd ná ‘de volheid des tijds’ tot aan de parousie van Christus. En de spanning die op ons afkomt is die van het evangelie: Gods ondoorgrondelijke reddingswerk beheerst de geschiedenis. Zelfopenbaring van de Schepper die vijanden van zich tegenover vijanden van zich stelt en tot geredden maakt. Die vijanden verzoent. De verzoening roept op tot haat. En die haat wordt een zeer bepáálde haat. Ze wordt van haat tegen de Schepper tòt haat tegen de herschepper. De liefde van God prikkelt de haat van de vijand.
Openbaring 12 grijpt namelijk terug op Gen. 3:15 en 16. In laatstgenoemde bijbelwoorden is sprake van de vrouw, het nageslacht van de vrouw, de slang, de vijandschap, de moeite van de zwangerschap en de pijn om kinderen te baren.
Het hoofdstuk grijpt ook terug op o.m. de profetieën van Daniël. De strijd en de methode van de duivel wordt in deze profetieën al bekend gemaakt (Dan. 7:7 en 8:10), maar ook het bevrijdend optreden van de vastberaden vorst Michaël, die naar bepaalde opdrachten helper is voor Gods volk (Dan. 10:13,21; 12:1).
En met opzettelijke woorden grijpt dit schriftdeel eveneens terug op de liederen van bevrijding. Psalm 2 wordt aangehaald, de zoon komt, d.i. de gezalfde, die de volken tot zijn erfdeel krijgt, de einden der aarde tot zijn bezit, en van wie gezegd wordt:
U zult hen verpletteren met een ijzeren knots,
hen stukslaan als pottenbakkerswerk.
Het hoofdstuk is ons gegeven als een woord van bevrijding. De bevrijding wordt nader getekend. En elk humanistisch bevrijdingsevangelie ontvangt de doodsteek. Want als de eerste overwinning in zicht komt – met beloften voor de tweede – dan staat daarbij centraal het bloed van het Lam. Het tweede tafereel dat tot de hoogste spanning brengt, loopt uit op een lied van verzoening door betaling. De prijs is dat bloed. Ook hier wordt duidelijk verwezen naar het oude testament: het bloed van het Lam was het enige, waarachter iemand veilig was toen Egypte ten dode werd opgeschreven (Ex. 12). Het evangelie wèrkt. Gods woord van verlossing maakt de geschiedenis. Heel de volkenwereld is erbij betrokken. Centraal in die volkenwereld staat de vrouw. Er werken andere krachten dan het oog van de geschiedvorser-van-het-gesloten-wereldbeeld kan zien. Er is een open hemel. Dát wordt tot bemoediging met kracht gespeld. De vrouw is namelijk in een tijdperk gekomen waarin de hemel vaak gesloten schijnt. Die hemel is wel voor een bepaalde macht gesloten. Hij is open voor de vrouw. Van die hemel zal haar hart vol zijn.
De partijen in de strijd worden getekend. In het eerste tafereel de vrouw en de draak. De vrouw wordt het eerst genoemd, de draak komt daarna! In het tweede tafereel wordt een nieuwe strijd getekend, die alles met het eerste heeft te maken. Michaël en de draak. Michaël wordt het eerst genoemd, en ook in dit geval de draak daarna! In het derde tafereel de draak en de vrouw. Nu gaat de draak voorop en komt de vrouw daarna! En de draak blijft doorgaan. Het hoofdstuk eindigt met zijn raffinement.
Komende in de wereld wordt de Verlosser opgewacht. Het wordt een konfrontatie die de eeuwen omspant. Hemel en aarde zijn erbij betrokken.
[1] Overgenomen uit: Komende in de wereld, diverse auteurs, onder redactie van ds. G. Zomer, Oosterbaan & Le Cointre B.V. – 1975, pag. 233-256