Naar de Kerk

Onderstaand een Schriftoverdenking over Handelingen 19:11-20, geschreven door ds. E.Th. van den Born.[1]

 


 

Naar de Kerk

In de wereld, waarin Paulus het evangelie predikt van de HEER Jezus, werd ieder, die krachten doen kon, zooals duivel-verbannen, ziekten genezen, ook HEER genoemd. Het was hun eerenaam onder de menschen, als bemiddelaars tussen goden en menschen. En ook Efeze heeft vele zulke HEEREN als Paulus er komt met het evangelie van den HEER Jezus. Dus moet het nu zoover komen, dat de HEER Jezus alleen “heer”-schappij te Efeze verkrijgt en de andere HEEREN als valsch, als bedriegelijk verworpen worden. Het moet nu te Efeze komen tot een voorspel van alle knie, die zich buigen gaat. Immers deze HEER Jezus is DE Middelaar Gods en der menschen. Hij maakt het leven niet tijdelijk gezond, maar voor eeuwig. In Hem krijgt het HEER-ZIJN pas zijn volle rijke beteekenis, want God heeft Hem tot een HEER VAN ALLES gemaakt.

 

Paulus mag dan ook te Efeze vele teekenen doen, niet omdat zijn HEER met de anderen gaat concurreeren, maar om de menschen naar de kerk te lokken. De krachten, die Paulus doen mag buiten de kerk, moeten als het mindere brengen naar de kerk, waar het meerdere is: de kracht Gods tot zaligheid. Want deze HEER van Paulus wint en overwint door het WOORD de harten, maakt ze door het WOORD voor eeuwig de Zijnen, en dat geschiedt alleen in de kerk, want daar is de bediening des Woords. Paulus moet dan ook kunnen preeken, want zoo vestigt zijn HEER de HEER-schappij. Onder de bediening des Woords komt het tot een buigen voor dezen HEER.

 

Welnu als Paulus de menschen in de kerk moet hebben, als hij preeken moet als het eerste, dan wordt ons het gebeurde met de zonen van Sceva duidelijker. Wanneer de naam van den HEER Jezus aangewend kan worden als een nieuwe tooverformule, dan krijgt Jezus zijn plaats onder de andere HEEREN te Efeze en is weggenomen de noodzaak van de bediening des Woords, dus het gaan naar de kerk. Men zal dan te Efeze zeggen: Jezus is alleen een nieuwe HEER en men gaat niet meer naar de kerk om daar te hooren: Hij is DE HEER. Als deze priesterzonen dat kunnen doen, als zij gelukken is Paulus mislukt, want hij moet de Efeziërs in de kerk hebben, waar de kracht Gods tot zaligheid is.

 

Dus zorgt Christus zelf voor Zijn zaak. Hij tuchtigt hier de zonen van Sceva. Hij laat door hen den wagen van Gods welbehagen niet stilzetten, dien Hij zegevierend door Efeze begon te trekken. Hij zal wel zorgen, dat ze weer naar de kerk gaan, de Efeziërs.

 

En metterdaad, dit gebeurde, heeft hen naar de kerk gedreven (vs. 20). Men begreep buiten de kerk ineens weer: Hij is niet een heer, maar DE Heer. Zij stelden zich onder het Woord van dezen HEER. En onder de bediening des Woords bewees deze HEER Zijn groote kracht – de vernieuwing des harten.

 

Buiten de kerk schijnt Hij Zijn roem te deelen met vele anderen, maar in de kerk is de lofzang: Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed. Neem de bediening des Woords weg, en deze Jezus staat als “heer” onder vele “heeren”; zie den dienst des Woords en Jezus is DE “heer” van alle “heeren”.

 

En dat heeft men te Efeze IN de kerk ook heel goed begrepen. Zij gingen in de kerk ook weer beter luisteren na dit gebeurde (vs. 18 en 19). Men vroeg weer: hoe wilt Gij zijn ontmoet? Men leerde het meerdere van het mindere onderscheiden (vs. 12). Niet wat ook buiten de kerk geschiedde, het verjagen der demonen, het genezen der zieken, maar wat in de kerk alleen geschiedde, het geloof op het gepredikte woord, dat was het eerste.

 

En dit alles is nu wel zeer troostvol. Jezus heeft zelf te Efeze de bediening des Woords hoogelijk geëerd. Hij heeft maar één weg, waarlangs Hij Zijn HEER-schappij vestigt in deze wereld: de bediening des Woords. Hij is en blijft in de kerk met de kracht Gods tot zaligheid. En dat is zoo, ondanks veler betuiging, dat Jezus zich nergens aan bindt, dat Hij souverein Zijn weg gaat (souverein is dan hier onberekenbaar voor ons). Men verzekert dan ook, dat er thans meer zegen is buiten de kerk dan in de kerk. Maar hoe krachtig dit ook betuigd wordt, wij gelooven zulks niet. Deze HEER Jezus is nog nooit veranderd. Hij heeft ze alle gewonnen door het WOORD, aan allen bewezen de kracht van de bediening des Woords, waardoor zij zijn gaan zeggen: mijn HEERE en mijn GOD!

 

En zij, die dit zeiden, lieten zich nu ook niet meer weglokken uit de kerk, nu kon geen list van valsche “heeren” hen meer afbrengen van hun lust dezen “heer” te dienen en te gehoorzamen in de week en op den Zondag.

 

Wij ook?

 

[1] E.Th. van den Born, Van Soevereine Liefde (Goes: Oosterbaan & Le Cointre N.V., z.j.), pp. 75-77.

image_pdfimage_print