Kerkzang is meer dan engelenzang

Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van ds. J.W. Smitt (1902-1997).[1]


“En het geschiedde, toen de engelen van hen weggegaan waren naar de hemel, dat de herders tegen elkaar zeiden: Laten wij dan naar Bethlehem gaan en dat woord zien dat er geschied is, dat de Heere ons bekendgemaakt heeft.

En de herders keerden terug en zij verheerlijkten en loofden God om alles wat zij gehoord en gezien hadden, zoals tot hen gesproken was.” ~ Luk. 2: 15, 20.

 

Telkens als wij op de catechisatie na het lezen van het kerstverhaal uit Lukas 2, aan de kinderen vragen: ‘En wie hebben nu eigenlijk het ‘Ere-zij-God’ gezongen op het kerstfeest?’, dan zeggen ze: ‘De engelen’. Natuurlijk is dat niet fout, maar wel onvolledig. Want ook de herders hebben het gezongen. Trouwens, dat ze het ‘gezongen’ hebben, lezen we van geen van beide. Maar wel lezen we van beide, dat ze God prezen en van de herders ook nog, dat ze Hem loofden. En op dat laatste, dat loven en prijzen van God door de herders, loopt het kerstverhaal uit. Dat is de climax, het hoogtepunt ervan. Daar gaat het tenslotte om.

Want de kerkzang (of declamatie of verkondiging) van de herders is meer dan de engelenzang. Want het gaat op het kerstfeest om het ‘Ere-zij-God’, het loven en prijzen van God door de kerk. De eredienst en de ambtsdienst van de kerk (HC Zondag 3, v&a 6).

 

De herders horen bij het kerstfeest
De herders…! Niemand kent ze eigenlijk; niemand weet wie ze waren; niemand kent hun namen; niemand weet het begin en het einde van hun levensgeschiedenis!

En toch horen ze zo bij het kerstfeest. Ze horen er bij, niet omdat ze juist als herders met hun schaapjes zo mooi passen in de mystieke sfeer van de kerstromantiek. Maar ze horen er bij, omdat ze mensen zijn. Meer nog, omdat ze gelovige mensen zijn, kerkmensen, die de vertroosting van Israël verwachtten van de Christus die komen zou.

Want zonder mensen kan het kerstfeit geen kerstfeest worden. Zonder die mensen met hun adventsverwachting heeft het engelenkoor geen stof tot declameren: ‘En op aarde vrede in mensen des welbehagens’. Want het heilsfeit va Bethlehem is slecht alleen geschied terwille van die mensen! Het feest van die mensen!

En zo is wat wij van de herders weten, lang niet genoeg om hun levensgeschiedenis te kennen, het kerstevangelie te verstaan in wat God de Here doen wil aan de mensen in wie Hij een welbehagen heeft.

‘En het geschiedde, dat de herders tot elkaar zeiden: Laten wij dan gaan naar Bethlehem…’.

Kijk, dat is nu het grote, dat God doet geschieden aan die herders. Dat is de gebeurtenis, die het kerstfeit maakt tot kerstfeest voor de mensen.

Er was al veel geschied in dezelfde dagen. ‘Het geschiedde, dat er een gebod uitging van de keizer Augustus…’.

‘Deze eerste beschrijving geschiedde als Cyrenius over Syrië stadhouder was’. ‘En het geschiedde toen zij daar waren, dat zij baren zou’.

Maar nu moet er nog meer geschieden, opdat de mensen kerstfeest zouden kunnen vieren. Het moet ook geschieden, dat de herders heengaan naar Bethlehem. En daar zorgt God ook voor.

 

Heilshistorie wordt geloofshistorie
De nacht heeft zich over de velden van Efratha gelegd. In het donder houden de herders de nachtwacht over hun kudde.

Dit is de nacht, die voor de wereld van de grootste betekenis is!

Maar de herders weten het niet, nog niet. Ze zijn bezig met hun gewone arbeid en hun gesprekken houden zich bezig met de gebeurtenissen van de dag, het gewone leven misschien.

Maar wat in Bethlehem geschied is, weten de herders niet. En de mensen in Bethlehem weten het zelfs nog niet eens.

Maar daar zorgt God wel voor. ‘En zie, een engel van de Heere stond bij hen en de heerlijkheid van de Heere omscheen hen en zij werden zeer bevreesd. En de engel zei tegen hen: Wees niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor heel het volk wezen zal, namelijk dat heden voor u geboren is de Zaligmaker, in de stad van David; Hij is Christus, de Heere.

Dat is de kerstboodschap, het woord, dat geschied is, hetwelk de Here hun heeft verkondigd.

En zal er nu nog meer geschieden? Als de engelen van hen weggevaren waren, horen en zien de herders niets meer, maar ze geloven da het verkondigde woord geschied is.

Maar dan moet er nog meer geschieden!

Er moet nog één ding geschieden, opdat het kerstfeest kan zijn voor de herders, de mensen.

En wat er nu nog geschiedt, is eigenlijk heel eenvoudig, zouden we zo zeggen, heel vanzelfsprekend. Maar nee, het is een wonder! ‘En het geschiedde, toen de engelen van hen weggegaan waren naar de hemel, dat de herders tegen elkaar zeiden: ‘Laten wij dan naar Bethlehem gaan’.  Dat is het wonder, dat God de Here zelf al had voorbereid, waarom Hij ook de engel zeggen liet: ‘U zult het kind vinden’. De herders komen dan ook in beweging door de kerstprediking. En daarin wordt Gods heilshistorie ook tot geloofshistorie van deze herders. Dat is de geloofsbeweging van de kerk!

En dat is zo heel bijzonder, omdat dat lang niet met iedereen geschiedt, die de kerstverkondiging heeft gehoord.

Het is geschied in Bethlehem, maar velen komen niet in geloofsbeweging. Ze blijven staan in het donker, omdat ze niet bewogen worden door de kerstboodschap, waardoor anderen wel bewogen worden.

Velen horen wel het Woord, maar hun ontbreekt het heengaan, dit heengaan, deze geloofsbeweging van de kerk!

En waar dán heen…??

 

Geloofsbeweging vandaag
Alleen als wij de geloofsbeweging kennen, die geloofsbeweging van de herders, van de kerk, dan is het kerstfeit ook voor ons tot een kerstfeest geworden.

Laat ons dan heengaan!

Heengaan naar Bethlehem???

Kunnen en moeten we dat nog wel doen op kerstdag vandaag? Het is al zo lang geleden, dat de herders heengingen naar Bethlehem. En is er sindsdien dan niets veranderd?

Ja, er is grote voortgang in Gods heilshistorie. Voortgang in het heilswerk van onze Here Jezus Christus. Hij ging van kribbe naar kruis. Daarna opgestaan van de doden; opgevaren ten hemel, zittende aan de rechterhand van God, de almachtige Vader. Dat is ook al geschied.

Wij moeten de voortgang van Gods heilshistorie bijhouden en onze geloofsbeweging moet gericht zijn op wat God ons heden reeds heeft geopenbaard. Want de Here verkondigt ons vandaag niet: heden is u geboren de Heiland, en niet: vandaag zult u het kind vinden in de stad van David. En daarom gaan we vandaag ook niet uit Overijssel en Gelderland naar Bethlehem. Want wat zouden we daar nog zoeken?

De kribbe is er niet meer… In Israël wachten de Joden nog op de Messias en staan nog bij de klaagmuur te Jeruzalem. Wat hopeloos toch!

Maar onze geloofsbeweging is vandaag, gelovende alles wat van dit kind gezegd is in de Schriften, ook dat Hij Koning der ere geworden is en gezeten is in de hoogste hemelen, onze ‘harten in de hemel verheffen’, waar Christus is vandaag en vanwaar Hij weekomen zal.

Dat moet onze geloofsbeweging van ons kerstfeest heden zijn. In die beweging gaan wij biddend heen naar Christus, naar waar Hij nu is.

 

Van engelenzang naar kerkzang
“En het geschiedde, toen de engelen van hen weggegaan waren naar de hemel, dat de herders tegen elkaar zeiden: ‘Laten wij dan naar Bethlehem gaan…” En heeft u nu ook al zo geantwoord op de kerstprediking, dat het kerstfeit voor u tot kerstfeest geworden is?

Want voor u kan het geen kerstfeest zijn als er alleen iets geschied is buiten u om.

Dan weet u niet, ‘De genade van onzen Here Jezus Christus, dat Hij omwille van u arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden’ (2 Kor. 8:9­).

De engelenzang en -verkondiging moet beantwoord worden door de kerkzang van ons. De zang van de heilige engelen, de knechten van God zijn, moet worden beantwoord door de levende kerkleden, die zonen van God zijn.

Dat ‘ere-zij-God’ van de kerk is dan niet meer de aanzet van de engelenzang in de kerstverkondiging bewerkt door Gods Geest maar de inzet van de kerkzang het kerstfeest.

Want niet om die engelenzang maar om de kerkzang is het God te doen! En daarom is ook het einde en de climax van het kerstverhaal: ‘En de herders keerden terug, God lovende en prijzende…’. God loven en prijzen is de rijke inhoud van het ‘Ere-zij-God’ van de herders, de kerk.

‘Heerlijk klonk het lied van der herders
in het veld van Efratha.
Ere zij God in den hoge…’

Met het ‘loven’ van God en het ‘prijzen’ van Hem is in dit zo fijn beschreven verhaal niet hetzelfde bedoeld. In loven gaat het om Hemzelf, de verheerlijking van zijn persoon. ‘U bent mijn God, U zal ik loven, verhogen, Uw majesteit.

En in prijzen gaat het om zijn werk, zijn heilswerk. Bij Jezus’ intocht in Jeruzalem begonnen de discipelen God te prijzen om alle machtige daden, die zij gezien hadden (Luk. 19:37). En bij zijn komst in Bethlehem prijzen de herders God om alles wat zij hadden gehoord en gezien op dit kerstfeest. Dat is de kerkzang van de kerk en het kerstfeest van de herders. En ook van ons als wij dit kerstevangelie verstaan en geloven. Dan loven en prijzen wij onze God ook vandaag om alles wat wij van zijn heilsopenbaring gehoord en gezien hebben.

‘Ik wil zingen al mijn dagen:
Halleluja, prijs de HEER.
Psalm en lied, Hem opgedragen,
Zal ik wijden aan zijn eer.
Juich, mijn ziel, in God verblijd,
Heel uw aardse levenstijd.’

 

[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: J.W. Smitt, Levend lidmaat van de kerk (Groningen: De Vuurbaak, 1973), pp. 157-161.

image_pdfimage_print