Kerk en liefdadigheid

Is er een taak van kerk en diaconie met betrekking tot ‘liefdadigheid’ (in de zin van niet-kerkelijke humanitaire hulp, bijv. bij natuurrampen)?  In onderstaande gedeelte uit een boek van ds. C. van der Waal[1] worden een aantal lijnen aangewezen, met een duidelijke conclusie aan het einde. -MV


Diakonia
Men spreekt vandaag van een werelddiaconaat. En -zonder nu respect te verliezen voor bona fide hulpverleningen aan ‘onderontwikkelde gebieden’, valt de vraag te stellen, of de fundering hiervan uit de Schrift verantwoord is. Is het de taak van de kerken om, zoals Nieuw-Delhi (waar de Wereldraad van Kerken samenkwam, red.) het stelt in de verklaring over Dienst, in deze dynamische tijd tot gemeenschappelijke sociale en politieke acties en uitspraken te komen?

Christus was als één die dient. Het dienstkarakter moet ook de kerk stempelen (1 Petr. 4:10). Deze dienst kan op verschillend vlak uitgeoefend worden door de leden onderling. Er is een dienst des Woords, doch er is ook een diakonia, die bestaat in het elkaar be-dienen, ondersteunen (Hand. 11:29; 2 Kor. 8:4; 9:1). De gemeenschap tussen Jeruzalem en de kerken in de heidense diaspora manifesteerde zich in een gemeenschap (koinonia) van diakonia (2 Kor. 8:4). Er is een gebod goed te doen aan alle mensen, doch inzonderheid aan de huisgenoten des geloofs (Gal. 6:10).

In dit verband spreekt Visser ’t Hooft (de eerste secretaris-generaal van de Wereldraad, red.) van een inwendige en een uitwendige diakonia. “De inwendige is de natuurlijke bestaansvorm van een gemeenschap die verbonden is in de gemeenschappelijke dienst aan de Knecht des Heeren. De uitwendige diakonia evenwel is de noodzakelijke consequentie van het feit dat de dienst van de goddelijke Knecht gericht was op de velen en dat zijn volgelingen geroepen zijn in zijn daad van vernedering en verzoening te delen.” Wanneer hij echter het N.T. opslaat vindt hij weinig steun voor de fundering van de uitwendige diaconie als ambtelijke opdracht van de kerk. “Voor de nieuwtestamentische Kerk was er geen sprake van strijd te voeren tegen onrecht in de samenleving. Haar geloof dat het koninkrijk zeer spoedig zou komen, maakte dat belangstelling voor de samenleving onnodig leek”. Bij deze laatste zin ontbreekt het bewijs, en dat is wel begrijpelijk. Het N.T. heeft levendige belangstelling voor de kerk en de christenen in de samenleving. En de brieven aan de Thessalonicenzen zijn daar om te laten zien, dat het geloof in de komst van Christus ten aanzien van maatschappelijke táken niet remmend werkte (1 Thess. 5:14; 2 Thess. 2:2; 3:6 e.v.). Alom vinden we, dat rekening gehouden werd met overheid (Rom. 13:1 e.v.; Titus 3:1; 1 Petr. 2:13 e.v.; Filemon), enz. En steeds stond de dienst in verband met de dienst des Woords. Vandaaruit heeft de kerk het ganse leven doorzuurd.

 

Christelijke ‘diaconie’ internationaal beoefend
Doch hier is juist het punt, waar de wegen van Schrift en oecumenische beweging uit elkaar gaan. De Schrift, aldus Visser ’t Hooft, laat ons de nieuwtestamentische zien, die haar kracht zocht in het wijzen op concrete problemen IN EIGEN GEMEENSCHAP (heren, knechten, vrouwen). Maar wij hebben te maken met ALGEMENE economische, politieke én persoonlijke aspecten: honger, dakloosheid, uitbuiting, enz. Daarom kunnen we niet volstaan met individuele hulp; een massa individuele slachtoffers wacht op hulp, ook door sociaal en politiek handelen, nationaal en internationaal. Met andere woorden: de tijd van het pannetje soep voor de zieke buurman is voorbij; en ook kwijnt de diaconie van plaatselijke gemeenten, nu de staat in vele landen alle barmhartigheid genationaliseerd en geautomatiseerd heeft. Maar nu de goede buur niet hoeft geholpen te worden, moeten we ons maar identificeren met de verre vriend in nood, hoezeer het persoonlijk contact te loor gaat en er kans is, dat er veel aan de strijkstok blijft hangen. De situatie in de wereld is nu eenmaal veranderd en welvaartsprojecten en veelomvattende plannen van ‘technische bijstand’ vragen onze aandacht. Christelijke diaconie dient zo internationaal beoefend te worden. “Wij dienen dan niet alleen om zielen te winnen. Wij dienen omdat wij volgelingen zijn van de grote Dienstknecht… Want mensen die niet naar het evangelie luisteren of kunnen luisteren, blijven Gods schepselen en broeders, voor wie Christus stierf”. “Het offer van de dienst moet daarom nimmer afhankelijk worden gemaakt van het vervullen van voorwaarden van de kant van de ontvanger. Hij is die dienst waard, eenvoudig omdat hij een van degenen is met wie Christus zich vereenzelvigd heeft, voor wie Hij geleden heeft en gestorven is.”

 

Een diaconie-op-drift
Men kan hier spreken van een diaconie-op-drift, een aan het huidige schema van deze eeuw aangepaste diaconie. Immers, de Schrift ziet de diaconie, de goede werken, komen in het kielzog der prediking. Terecht heeft Trimp erop gewezen, dat de kroon van het interkerkelijk hulpbetoon aan Jeruzalem was, dat de heiligen aldaar God prezen vanwege het gehoorzaam belijden van het evangelie van Christus (2 Kor. 9:13). Maar het werelddiaconaat neemt zijn aanloop op de springplank van de menselijke solidariteit, het natuurrecht van het humanisme. “Aldus mist God zijn eer en waar God niet ten laatste alle eer ontvangt, is ‘diaconie’ als kerkelijke dienst een mislukking” (C. Trimp). In plaats dat de diaconie onderstreept: In den beginne was het Woord!, wordt slechts uitgegaan van het feit: In den beginne was de daad! Wanneer het werelddiaconaat de Christus der gelovigen verruilt voor een Christus van allen, genade voor rechten van de mens, de kerk voor de wereldbroederschap en de verlossing van het leven door Christus’ bloed voor een comprehensive approach, een alomvattende aanpak met volle menselijkheid als doel, -dan wordt deze diaconie een instrument van revolutionaire machten en draagt zij uiteindelijk bij tot verdorring van het leven. Het ware ook beter weer van filantropie te spreken in plaats van diaconie. Zij het dan dat deze filantropie met zeer moderne middelen (televisie) werkt, waarbij sensatie en willekeur niet uitgesloten is.

Willekeur. Of ook: eenzijdigheid. Want daar de Wereldraad een huis is waarin men huisgenoten der ketterij en des ongeloofs aantreft, kan men ook verwachten, dat de steun niet allereerst gaat naar huisgenoten des geloofs. Men zoekt wel zulke projecten uit, die op de steun van de meerderheid kunnen rekenen. Maar hoezeer de Wereldraad ook de stem verheft en van diakonia spreekt, ten aanzien van Ambon is hij zeer zwijgzaam, over geloofsvervolging in Rusland geen enkel woord, bij de Wereldraad hoeft men niet aan te kloppen voor steun voor publicatie van reformatorische literatuur in de Spaanse taal. Doordat de Wereldraad modernistische zending wel steunt, is de vraag te stellen of zijn werelddiaconaat-filantropie eigenlijk geen misantropie is, wijl uiteindelijk schadelijk voor de mensheid, ondanks alle goede en humane bedoelingen.

 

Echte diaconale verantwoordelijkheid
Wie oude acta van Nederlandse classes of provinciale synoden inziet, bemerkt, hoe men bij de verlening van steun met onderscheid te werk ging. Meegeleefd wordt met de Waldenzen en de kerken van Gulik en Kleef, door middel van het uitwisselen van berichten en het verstrekken van steun. De Acta van de classis Buren (1791) maken gewag van de kerken van de Paltz, die ook financiële bijstand genoten. Doch we lezen ook over een “gerucht dat de keurpaltzische kerkenraad (nl. van Heidelberg, v.d. W.) aan drie verdienstelijke Predikanten dier stad den last heeft opgedragen, om den Heidelbergse Catechismus na te zien en de noodige veranderingen naar de eisch van de tegenwoordigen tijd daarin te mengen. Hierop diende een nauwkeurig onderzoek gedaan te worden en de Classis geeft in bedenking of men de penningen voor de Paltz niet behoorde in te houden tot zoolang men volkomen verzekerd ware dat het gerucht valsch zij”.

Een dergelijke maatregel zou vandaag meewarig hoofdschudden veroorzaken. Maar in Buren bracht men ‘diaconie’ in verband met de handhaving van de belijdenis en wilde men zelfs in 1791 nog  niets weten van een accomodatie van de ‘Heidelberger’ aan de eisen des tijds. Wanneer we de Schriftuurlijke regel als maatstaf gebruiken bij onze beoordeling, vinden we in het kritisch bezien van de diaconie door de classis Buren meer waarachtige diaconale verantwoordelijkheid, dan bij de Wereldraad, die niet de handhaving der leer, doch de menselijkheid ten doel heeft, daarom ook de groei der valse kerk en zending bevordert en in het spoor van internationale lichamen en internationale mode loopt. De verbuiging der echte diaconie tot een kleurloos werelddiaconaat brengt ons weer in de sfeer van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. En nog hebben Da Costa’s woorden uit 1823 hun actualiteit niet verloren:

De tijd is niet ver af waarop het blijken zal, wat het mensdom gewonnen heeft met al die opgeworpene verbeteraars (die men in vroeger  tijd naar een verbeter- of gekkenhuis had verwezen) en ijveraars voor het algemeen, voor algemeen welzijn, voor algemene weldadigheid, enz. waardoor in de daad de waarachtige liefde tot den evennaasten in zijn bijzonder verloren en verloochend wordt.

 

[1] C. van der Waal, Liquidatie der Reformatie (Enschede: J. Boersma, 1966), pp. 82-86.

image_pdfimage_print