Kerk en krant (8)

Door: J. Bos

 

Zoals we eerder schreven, heeft de synode van Amersfoort-West 1967 van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKv) de belijdenis aangaande de kerk gehandhaafd.[1] Op den duur hebben de kerken de juiste koers echter niet weten vast te houden, en hebben ze gaandeweg het gedachtegoed van het tegenovergestelde kamp overgenomen. Ook daarin speelde het Nederlands Dagblad een belangrijke rol.

In het boek Eigentijds en eigenzinnig van Christoph van den Belt[2] lezen we:

‘Belangrijk voor de journalistieke identiteit was de hoofdredactionele wisseling van de wacht. In 1974 ging Jongeling met pensioen. Op 1 april van dat jaar volgde Jurn de Vries hem op.’ (p. 97)

Ten tijde van de wisseling van hoofdredacteur was er sprake van een sterke uitbreiding van het aantal redacteuren.

‘Deze redacteuren zouden in de loop van de tijd van zich laten horen tijdens discussies over de identiteit van de krant. Ze schreven nota’s en roerden zich tijdens redactievergaderingen. Dit waren vrijgemaakt gereformeerden die, net als De Vries, de Vrijmaking niet bewust hadden meegemaakt. Meer dan Jongeling stimuleerde De Vries de onderlinge discussie over de gewenste krant.’ (p. 99)

Een en ander was van invloed op de berichtgeving over kerkelijke zaken. De ontwikkelingen dienaangaande worden door Van den Belt vrij uitgebreid beschreven. Uit die geschiedenis halen we enkele punten naar voren.

Aanvankelijk was er onderscheid tussen de rubriek ‘Kerknieuws’, waarin alleen nieuws uit de vrijgemaakt gereformeerde kerk aan bod kwam, en een rubriek met nieuws uit andere kerkelijke gemeenschappen. Vanaf 23 maart 1974 werden deze berichten in één rubriek geplaatst.

‘Hiermee werd een einde gemaakt aan een praktijk die sinds 1949 had bestaan: het expliciete onderscheid tussen kerknieuws en nieuws over organisaties die zich kerk noemden, maar dat volgens de belijdenis niet waren. Intern bleef men de eigen kerk onverminderd als de ware kerk zien, maar door het predikaat ‘kerknieuws’ niet langer uitsluitend te gebruiken voor de eigen kerk relativeerde het ND impliciet het ware kerkidee. De grens om de eigen hechte gemeenschap, die gefundeerd was op de alomtegenwoordigheid van de kerk, werd bewust minder strak getrokken. De gemeenschap, die in de jaren zestig gesloten was, ging langzaam maar zeker open.’ (p. 102-103)

Hier constateren we dat toen in feite het begin er al was van de ontwikkeling die geleid heeft tot volledige interkerkelijkheid. Relativering van principes, hoe impliciet dan ook, heeft consequenties. Wie het begin niet weerstaat, en doorgaat op de ingeslagen weg, komt op den duur ergens terecht waar hij of zij eerder zelf voor waarschuwde of gewaarschuwd werd.

Het bovenstaande stond in verband met de gedachte dat men de krant aantrekkelijker wilde maken voor niet-vrijgemaakten. Het ND moest meer ‘dagblad’ worden, voor heel Nederland, en minder ‘kerkblad’, alleen voor vrijgemaakten. De bedoeling was dat buitenstaanders door het lezen van de krant tot het inzicht zouden komen dat ze zich bij de vrijgemaakte kerk moesten voegen.

‘De krant wilde allebei: vrijgemaakt gereformeerden aanspreken en als ‘Nederlands’ dagblad de natie overtuigen van haar gelijk.’
(…)
‘Hoe toegankelijker het ND werd voor niet-vrijgemaakten, hoe groter de kans dat de krant aansloeg en deze buitenstaanders alsnog voor de ware kerk kozen.’ (p. 105)

In de volgende aflevering hopen we verder te gaan over dit streven.

 

[1] https://semper-reformanda.nl/kerk-en-krant-5/
[2] Christoph van den Belt, Eigentijds en eigenzinnig, Een geschiedenis van het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad (1960-2000), Amsterdam, Prometheus, 2021

image_pdfimage_print