Kerk en krant (5)

Door: J. Bos

 

Ditmaal besteden we kort aandacht aan de aanloop naar de kerkscheuring in 1967. Van den Belt[1] geeft aan dat niet alle vrijgemaakten het eens waren met de koers van het Gereformeerd Gezinsblad.

‘(…) de betekenis van de Vrijmaking werd uiteenlopend getaxeerd. Die verschillen van inzicht tekenden zich in de loop van de jaren zestig steeds scherper af binnen de vrijgemaakt gereformeerde gemeenschap. In die strijd werd de krant hoe langer hoe meer een compromisloze pleitbezorger van de doorgaande reformatie, die maatschappelijke samenwerking met andersdenkenden[2] categorisch uitsloot.’ (p. 54)

Evenals het Gereformeerd Gezinsblad vertolkte het weekblad De Reformatie de visie van de doorgaande reformatie. De tegenhangers ervan waren Contact (1950-1968) en Opbouw (1957-2014)[3]. Volgens deze bladen was er bij de doorgaande reformatie sprake van ‘radicalisme’. Zij wilden proberen het contact met synodaal gereformeerden te onderhouden respectievelijk de verhoudingen tussen de vrijgemaakt gereformeerden onderling te verbeteren.

De tegenstellingen konden niet overbrugd worden. Uiteindelijk kwam het tot een breuk, doordat de synode van Amersfoort-West 1967 de belijdenis aangaande de kerk handhaafde. In het boek staat de volgende belangrijke constatering met betrekking tot wat er ten diepste aan de hand was:

‘(…) bij de breuk [ging het] om de betekenis van de Vrijmaking. Was deze kerkbreuk het werk van God zelf geweest of was het eerder een tijdelijke ruzie tussen broeders en zuster uit hetzelfde huis? Deze vraag dreef de vrijgemaakt gereformeerden in twee tegenovergestelde kampen die elkaar in de loop van de jaren zestig steeds openlijker bestreden, daarbij gebruikmakend van de bestaande bladen.’ (p. 56)

Volgens de schrijver heeft het Gereformeerd Gezinsblad op de achtergrond van het schisma een bepalende rol gespeeld. Het is de vraag of dit niet te sterk is uitgedrukt, ons inziens kan er beter van een belangrijke rol worden gesproken. Ook de andere bladen hebben zich immers niet onbetuigd gelaten. Bovendien zijn de besluiten die tot de breuk hebben geleid niet door de krant genomen, maar door de synode. Verder waren het niet alleen de genoemde landelijke bladen die van zich liet horen, ook in lokale uitgaven werden de zaken besproken. Als voorbeeld daarvan herhalen we[4] een citaat van wijlen ds. P. Lok, uit het in 1966 verschenen gedenkboek Terug in de woestijn. De Vrijmaking herdacht en opnieuw beleden als een werk des Heeren’[5]:

‘Door de dingen zó te zeggen, hebben wij reeds in de ondertitel van dit boek onze positie bepaald ten aanzien van de Vrijmaking als een werk des HEEREN. Wij zijn ons ervan bewust, dat déze waardering niet door ieder wordt gedeeld; dat de geloofskeus die gedaan is binnen de Gereformeerde Kerken, niet los is te maken van dit geloofsvooroordeel; dat we uit elkander zijn gegaan op de vraag, wàt de vrijmaking is – een werk des HEEREN, òf niet. We hebben het evenwel voor de zaak van Jezus Christus over, om met dit ons geloofsvooroordeel eenzaam te staan in Nederland, niet begrepen te worden door degenen, met wie wij eertijds aan één tafel zaten, en zelfs weerstanden te ontmoeten bij sommigen met wie wij ook heden aan één tafel zitten. Wil de zaak van Jezus Christus nog een toekomst hebben in ons land, dan zullen degenen, die bij deze zaak betrokken zijn, elkander voor alles te vinden hebben in de benoeming en waardering van wat er in 1944 in Nederland is geschied binnen de Gereformeerde Kerken’.

Ook vandaag de dag is het van wezenlijk belang om te handhaven dat de Vrijmaking van 1944 een werk van de HEERE is[6], en dat het Gereformeerd Gezinsblad er dus terecht voor opkwam. Verder ook, dat samenwerking met buitenkerkelijken terecht werd uitgesloten, en dat doorgaande reformatie nog steeds noodzakelijk blijft.

In verband daarmee willen we erop wijzen dat er na de Vrijmaking van 2003 aanvankelijk eveneens in deze lijn voorlichting werd gegeven. (Later zijn De Gereformeerde Kerken (hersteld) (DGK) er helaas van afgeweken.) In het blad Reformanda bijvoorbeeld werd in 2004 het volgende geschreven:

‘Het is dan ook niet mogelijk met gelovigen buiten de kerk samen te werken op basis van hetzelfde geloof. Bijvoorbeeld in evangelisatie, of in de politiek, of in de zending, of in het uitgeven van christelijke boeken. Want in al die activiteiten verkondigen we Gods grootheid en zijn recht op ons. In al die activiteiten, en er zijn er wel veel meer, moeten we laten zien dat de Here er is, en dat Hij een volk heeft, een kerk, en dat die kerk te vinden is. Dat kan en mag niet met hen die de kerk niet recht geloven. Dat zou de indruk wekken dat het geloven van de kerk toch niet zo belangrijk is. Het zou niet zijn tot eer van de Here.’[7]

En in het eerste nummer van De Bazuin, de door DGK als landelijk kerkblad uitgegeven opvolger van Reformanda, is de waarschuwing te lezen:

‘Wanneer in de kerk de noodzaak van het semper reformanda, zich voortdurend reformeren, niet meer wordt erkend en beleefd, komt het vroeg of laat tot deformatie.’[8]

 

[1] Christoph van den Belt, Eigentijds en eigenzinnig, Een geschiedenis van het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad (1960-2000), Amsterdam, Prometheus, 2021
[2] Ons inziens zou de term ‘buitenkerkelijken’ de lading beter dekken.
[3] Per 1 januari 2015 zijn Opbouw en De Reformatie gefuseerd tot het magazine Onderweg.
[4] Zie: https://semper-reformanda.nl/het-bestaansrecht-van-dgk-3/
[5] Terug in de woestijn. De Vrijmaking herdacht en opnieuw beleden als een werk des Heeren, Raad der gereformeerde kerk te Berkel en Rodenrijs, Haak, 1966.
[6] Op grond van hetzelfde geloofsvooroordeel geldt dit ook de Vrijmaking van 2003, zie link bij noot 3.
[7] T.L. Bruinius, Kerk en gelovigen; Reformanda, 14e jaargang, nr. 39, 27 oktober 2004
[8] Ad.J. Koekkoek, Van kerkblad naar dagblad, van weekblad naar kerkblad; De Bazuin, 1e jaargang, nr. 1, 10 januari 2007

image_pdfimage_print