Het tweede (en laatste) artikel over de International Conference of Reformed Churches (ICRC).
Een gedeelte van een toespraak van br. Hagg richting de Synode 2024 over het lid worden van de ICRC
Wat brengt afgevaardigden van overzeese zusterkeren ertoe om, terwijl zij de FRCA Synode 2024 toespreken, een kant te kiezen in een zaak waarover verdeeldheid is in onze kerken, door druk uit te oefenen op de FRCA om deel te nemen aan de ICRC? Eerst was het ds. C. van Dam van de CanRC (zie mijn voorgaande artikel). Afgelopen avond (20 juni) was het de beurt van br. Hagg van de Free Reformed Churches of South Africa (FRCSA).[1]
Nadat hij getuige was geweest van wat hij beschreef als een “behoorlijk pittige discussie over de ICRC”, gaf br. Hagg aan: “Expres wilde ik geen commentaar geven op wat gebeurde. Ik dacht, ik ben niet een afgevaardige voor interkerkelijke relaties, ik ben hier voor de theologische opleiding.” Maar waarom dan, terwijl hij een “behoorlijk pittige discussie over de ICRC” meemaakte, toch een kant kiezen door één kant van het debat te verdedigen?
Hij geeft hierop het antwoord. Hem was “verteld door de deputaten in de FRCSA” om de Australische kerken te “bemoedigen” om deel te nemen aan de ICRC, wat hij dan ook deed. Hij wees op wat hij zag als sommige praktische voordelen van deelname aan de ICRC.
Niemand kan ontkennen dat er praktische voordelen kunnen zijn, dat lidkerken van elkaar kunnen leren. Dát is echter niet het punt. Het punt is of een organisatie van kerken die doen voorkomen gereformeerd te zijn, kunnen doen wat de Constitutie van de ICRC vereist, zonder eerst verenigd te zijn als zusterkerken in de waarheid.
Hoe kunnen we uitdrukking geven aan “de eenheid van geloof die de lidkerken in Christus hebben” wanneer we deze eenheid van het geloof geen uitdrukking hebben gegeven door een zusterkerkrelatie? Hoe kunnen we samenwerken in “missionaire en andere opdrachten” als we geen zusterkerken zijn? Hoe kunnen we “een gereformeerd getuigenis tot de wereld doen uitgaan” als we niet verenigd zijn in de waarheid? Toch zijn dit allemaal “doelen” volgens artikel 3 van de ICRC Constitutie die lidkerken onderschrijven.
De werkelijkheid is dat er kerken zijn die leden zijn van de ICRC waarmee we niet zijn verenigd in de waarheid. Sterker nog, sommige van deze kerken zijn zelfs kritisch over andere lidkerken in hun eigen geografische gebied. Br. Hagg geeft hier impliciet zelf een voorbeeld van, wanneer hij aangeeft dat de kerken waarvan hij een lid is (FRCSA) en de RCSA (Reformed Churches in South Africa) beiden leden zijn van de ICRC. Toch, niettegenstaande recente ontwikkelingen van plaatselijke ‘kanselruil’, zegt hij dat “contact op het landelijke niveau zeer moeizaam blijft zelfs na drie decennia van gesprekken. De RCSA worstelen momenteel met de roep om de vrouw in het ambt vanuit een groeiend aantal gemeenten, dominees en professoren. Er is ook een slappe houding onder leden met betrekking tot de onderhouding van de sabbat en gereformeerd onderwijs.” Kan de FRCSA dan werkelijk volhouden dat zij “geloofseenheid” hebben met de RCSA? Zouden ze samen zendingswerk kunnen doen, en kunnen zij verenigd een “gereformeerd getuigenis tot de wereld doen uitgaan”? Wat dat betreft, zouden wij, FRCA, dat doen met de CRCA of de PCEA? Zijn we eerlijk wanneer we verklaren dat we geloofseenheid hebben op de ICRC, wanneer we het in werkelijkheid niet hebben?
Gegeven de discussie op onze synode, en de bezwaren zoals naar voren gebracht door sommige afgevaardigden, zegt br. Hagg: “Gelet op uw aarzelingen geven we in overweging dat u tenminste waarnemers zendt naar de eerstvolgende algemene vergadering van de ICRC, zodat zij kunnen zelf kunnen proeven en inschatten hoe dit gaat in vergelijking met 25 jaar geleden.”
Dit gaat voorbij aan het centrale punt, nog afgezien van het feit dat zo’n besluit overduidelijk een ‘voet tussen de deur’ benadering is om later lid te worden. Bezwaren (wat verzachtend ‘aarzelingen’ genoemd door br. Hagg) tegen lidmaatschap van de ICRC zijn niet gebaseerd op ervaringen en observaties, maar zijn gebaseerd op principes. In geding is niet of de ICRC is veranderd, maar of de Constitutie, de onderliggende basis, is veranderd. En deze is niet veranderd, ondanks sommige voorstellen van onze kerken in de jaren ’80 om veranderingen teweeg te brengen.
De FRCA heeft ruim vier decennia geleden het initiatief genomen tot de ICRC, maar wilde het beperken tot een ontmoeting van zusterkeren. Onze Nederlandse zusterkerken destijds, de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt, riepen de eerste ‘constituerende’ vergadering samen, maar nodigden ook kerken uit waarmee ze slechts ‘contact’ hadden. Dit zorgde ervoor dat de ICRC op een verkeerde manier begon.
De doelen van de ICRC volgens zijn Constitutie kunnen alleen worden bereikt indien de lidkerken niet alleen in woorden zeggen dat ze één zijn in het gereformeerde geloof, maar dit ook laten zien door gehoor te geven aan Christus’ oproep tot kerkelijke eenheid, door zusterkerken te zijn. Dat is de Schriftuurlijke norm. Zoals br. Hagg citeerde aan het einde van zijn toespraak, uit Efeze 4: “Eén lichaam en één Geest, zoals u ook geroepen bent tot één hoop van uw roeping, één Heere, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, Die boven allen en door allen en in u allen is.” Zou dit ons niet verplichten om de eenheid tot uitdrukking te laten komen door één lichaam te zijn, leden van de ene heilige katholieke kerk (NGB art. 27), een fysieke ‘gemeenschap der heiligen’ (Apostolische Geloofsbelijdenis), waartoe ieder verplicht is zich te voegen (NGB art. 28) en die duidelijk de herkenbare merktekenen heeft (art. 29 NGB)? Hebben onze kerken niet herhaaldelijk gezegd dat dit ook is waarvoor Christus bad in Zijn hogepriesterlijk gebed (Johannes 17)?
Om misverstand te voorkomen, ik zeg niet dat de ICRC lidkerken niet begeren gereformeerd te zijn, ook zeg ik niet dat de christenen in deze kerken niet begeren godvrezende levens te leiden, laat staan dat ze niet behouden zijn. Misschien zijn ze godvrezender dan leden van de FRCA. Maar dat is niet in geding; in geding is dat wat we belijden over Christus’ ware kerk, de institutionele rechtmatigheid om Christus’ kerk te worden genoemd. Zijn de kenmerken van de kerk onmiskenbaar in deze kerken; wordt recht gedaan aan Gods Woord en Zijn eer; is er nederige onderwerping aan Christus als Hoofd van de kerk?
Uitspraken van eenheid zoals tot uitdrukking gebracht binnen de ICRC, óver de muren van kerkgemeenschappen, zónder dat de kerken ‘met ijver en voorzichtigheid’ onderzoek hebben gedaan overeenkomstig dat wat wij belijden in NGB art. 29, zónder werkelijke eenheid te laten zien als zusterkerken in het ene lichaam van Christus, zorgt er slechts voor dat de benaming ‘kerk’ devalueert en ondermijnt het belijden van de FRCA over dat wat Christus leert over de kerk. In feite leidt het tot een gedachtegoed zoals de pluriformiteit van de kerk.
Dit is niet ‘veroordelend bezig zijn’; het is een poging om ons verantwoordelijk te doen handelen – niet in onderwerping aan de ‘overhalende’ woorden van anderen, maar in nederige onderwerping aan het Woord van God zoals de kerken dat belijden in onze Drie Formuleren van Eenheid.
[1] In Nederland bekend als de Vrye Gereformeerde Kerke in Suid Afrika (VGKSA).