Ik zal de Herder slaan

Door: M.R. Vermeer

 

“En Jezus zei tegen hen: U zult in deze nacht allen aanstoot aan Mij nemen, want er is geschreven: Ik zal de Herder slaan en de schapen zullen uiteengedreven worden. Maar nadat Ik opgewekt zal zijn, zal ik u voorgaan naar Galilea.” – Markus 14:27-28

 

Op deze Goede Vrijdag mogen we weer het lijden van onze Zaligmaker gedenken. Voor de Here Jezus een lijden in eenzaamheid: de discipelen zullen aanstoot aan Hem nemen. Alle discipelen, niet één uitgezonderd, zullen geërgerd afstand van hem nemen. Petrus, die zo graag vooraan wilde staan, zal zelfs hierin vooroplopen en Hem driemaal verloochenen.

Op een bijzonder moment van Zijn lijdensgang, direct na de paasmaaltijd en vóór de verlatenheid in Gethsémané, wijst de Here Jezus er dan op dit reeds is voorzegd in Zacharia 13:7: “Ik zal de Herder slaan en de schapen zullen uiteengedreven worden”.

 

De geslagen Herder
Deze tekst bevindt zich in het laatste gedeelte van het boek Zacharia, wat bestaat uit een tweetal Godsspraken of ‘lasten’ (zie Zach. 9:1 en Zach. 12:1). In de eerste Godsspraak, met name in Zacharia 11, wordt indringend gewaarschuwd tegen ontrouwe herders. Ook na de terugkeer uit ballingschap (het boek Zacharia betreft de situatie rond 520 v. Chr., dus zo’n 18 jaar na de terugkeer) waren er kwade herders, die de kudde in de steek lieten: “Wee de herders van niets” (Zach. 11:17)! Hoe kon dat, zo snel na de terugkeer uit ballingschap? Waren er niet nog maar zo kort geleden dankliederen opgeheven: “Toen werd onze mond vervuld met lachen en onze tong met gejuich” (Psalm 126:2)? Kerkherstel en kerkopbouw waren toch net begonnen – vrijmaking en wederkeer!?

De oprechte gelovigen van die dagen zullen het zich vertwijfeld hebben afgevraagd: heeft de terugkeer uit ballingschap ook echt terugkeer tot de Here gebracht? Of gaat het volk Israël zich toch weer van Hem afkeren, zoals voorgaande geslachten (Zach. 1:3-4)? Hoe zal het verder gaan met het volk; heeft dat nog toekomst? En vooral: er liggen toch rijke beloften, zullen die hun vervulling missen? Komt aan Zijn toezegging een einde (Ps. 77:9)?

In de Godsspraken van Zacharia wordt aan deze beloften niets afgedaan. In Zacharia 9, 10 en 12 worden deze zelfs onderstreept en met profetisch perspectief ontvouwd: “Ik zal mij als een wacht rond Mijn huis legeren” (Zach. 9:8); “Op die dag zal de HEERE de inwoners van Jeruzalem beschermen” (Zach. 12:8). Zelfs zullen er leiders komen die echte herders zijn, die de vrede van Jeruzalem dienen en een instrument zijn om Gods oordeel uit te voeren (Zach. 12:5-6), die de sleutels van het hemelrijk trouw bedienen!

Hoe is dat mogelijk? Hoe kan er weer een trouwe ambtsdienst zijn? Hoe komen Gods beloften tot vervulling? Dit wordt duidelijk uit Zacharia 13:7: “Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder en tegen de Man Die Mijn Metgezel is”. Sla die Herder! De goede Herder zal het leven geven voor de Zijnen (Joh. 10:15), in trouwe ambtsdienst.

 

Verstrooide schapen
Het lijden van deze goede Herder was in volstrekte eenzaamheid en verlatenheid. De slagen van God gingen over deze Herder, wat nog werd verzwaard doordat alle discipelen aanstoot aan Hem namen. Discipelen die niet slechts van Hem zijn heengegaan maar gevlucht, in een angstige en verwarde gang. In ongeloof en kleingeloof, zonder te beseffen dat de Here Jezus moest lijden en verworpen worden (Mark. 8:31).

En dan gaat het hier nota bene om degenen die het meest nauw met Hem waren omgegaan. Om hen die zelf het Koninkrijk hadden verkondigd en Zijn wonderen hadden waargenomen, om hen die Hem verheerlijkt hadden gezien op de berg.

De Here Jezus wijst de discipelen er op dat ook dit uiteengejaagd worden hoort bij de vervulling van Gods Woord. Dit stelt hen schuldig, maar bewaart ook voor radeloosheid: de schapen worden verstrooid, maar de Herder wordt geslagen. Hij zal Zich laten boeien om hen in vrijheid te stellen (Luk. 22:54).

 

Zijn Hand tot de kleinen
De zorg van de goede Herder voor Zijn schapen gaat zelfs zover, dat Hij hen ook weer zal bijeen vergaderen. Ook dit is voorzegd: “Maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden” (Zach. 13:7). De Here Jezus citeert dit Schriftwoord niet, maar vult het concreet in: “Maar nadat Ik opgewekt zal zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea”. De opgestane Christus zal Zijn schapen niet loslaten.

Een verootmoediging voor de discipelen en voor alle onderherders van de nieuwtestamentische gemeente. Wat wordt hiermee alle eigenwillige kerkvergadering afgesneden, ook alle hiërarchie en independentisme. De onderherders van de kudde, zelfs de petra waarop de gemeente is gebouwd (Matt. 16:18), zijn als ‘kleinen’ door de Opperherder bijeen vergaderd.

Christus zal Zijn discipelen voorgaan naar Galilea en hen verzamelen op de berg (Matth. 28:16). Van daaruit mag het kerkvergaderend werk voortgaan. Het overblijfsel, de ‘rest’ van Israël moet het evangelie verkondigen aan alle schepselen, zodat ook heidenen komen en zeggen: “De HEERE is Mijn God” (Zach. 13:17).

Hierin ligt verootmoediging en troost voor de aangevochten kerk van vandaag. Ook grote zekerheid in de voortgang van Gods kerkvergadend werk, nu wij leven vanuit het vaste geloof dat Christus ís opgestaan uit de doden: ‘De God nu van de vrede heeft de grote Herder van de schapen, onze Heere Jezus Christus, uit de doden teruggebracht, op grond van het bloed van het eeuwige verbond. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid’ (Hebr. 13:20-21).