Ieder zal zijn eigen pak dragen

Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van ds. E. Th. van den Born (1900-1982).[1]


En toen Hij in de tempel gekomen was, kwamen de overpriesters en de oudsten van het volk naar Hem toe, terwijl Hij onderwijs gaf, en zeiden: Met welke bevoegdheid doet U deze dingen? En wie heeft U deze bevoegdheid gegeven? ~ Matth. 21:23

Aan deze vraag naar Jezus’ bevoegdheid, naar Zijn volmacht, is voorafgegaan Zijn intocht te Jeruzalem. Deze intocht was geheel naar de stijl van de profetie: Zie Uw Koning komt! En dat de Heiland ook werkelijk Jeruzalems rechtmatige Koning was, heeft Hij bewezen met twee heerlijke Koningsdaden. Hij kwam met een massa-genezing tot de tempel. Een heerlijke genezingsdaad, waarmede Hij Zich bij Zijn volk aandiende als de theocratische Vorst, Die bevoegdheid heeft om de macht van de zonde te verbreken, en om die manier in Zijn rijk ieder het leven te schenken. Hij is ook gekomen met tempelreiniging. Zijn uitzuiveringsdaad, waarmede Hij Zich presenteerde als de Messias-Koning, die bevoegdheid heeft om de schenders van de wet van de Heere uit te roeien.

Deze beide koningsdaden demonstreerden zeer duidelijk, dat de Heiland optrad met Messiaanse bevoegdheid, dat Hij gekomen was met het recht van initiatief om de theocratie te vestigen als de grote Zoon van David. Deze Messiaanse bevoegdheid straalde uit in Zijn Messiaanse daden, ja zij kwam met die daden mee. Hij was de Koning, Die in Zijn Koninkrijk kwam. Zo heeft de schare het ook begrepen. Zij hebben Hem toegejuicht: “Hosanna de Zoon van David. Gezegend Hij, Die komt in de Naam van de Heere! Hosanna, in de hoogste hemelen.”

Wat willen dus de overpriesters en de oudsten, deze leden van de Sanhedrin, met hun vraag naar Zijn bevoegdheid en naar Zijn Zender?

Zijn willen de Heiland er toe brengen Zich nogmaals uit te spreken over Zijn gezonden-zijn-van-de-Vader, en in verband daarmee over Zijn één-zijn-met-de-Vader. Zo heeft de Heiland ook op het Loofhuttenfeest gesproken (Joh. 7). En toen zijn de Joden zeer kwaad geworden, en hebben zij stenen genomen om Hem te doden. En als de Heiland dat nu weer doet, dan zal het volk, dat nu nog enthousiast is, zich tegen Hem keren. Zij willen met hun vraag naar Zijn bevoegdheid, naar Zijn volmacht, het volk tegen Hem ophitsen, zodat Hij misschien in een oproer gedood wordt. Zij blijven dus weigeren Hem serieus te nemen. Ook na deze rijke openbaring van Zijn theocratische koningschap. Zij willen niet doen wat toch hun eerste roeping is: zich officieel over Hem uit te spreken: “De Christus of de Antichrist”. “Reformatie of revolutie”. Zij willen van Hem af zonder dat er een officiële uitspraak is van het Sanhedrin. Zij willen Hem de dood injagen zonder een doodvonnis geveld te hebben.

Maar de Heiland dringt hen dan ook terug van de straat naar de rechtszaal. Hij doet dat door te vragen naar de doop van Johannes. Zij willen het volk tegen Hem in het harnas jagen en indien mogelijk zo van Hem afkomen. Maar één vraag naar de doop van Johannes kan de rollen omkeren, en het volk stenen doen opnemen om hen te doden, Lucas 20:6. Immers, naar hun hart zouden zij wel willen zeggen, dat de doop van Johannes uit de mensen is. Maar hoe zullen zij dat bewijzen aan de menigte, die hem voor een profeet houdt? Zij willen zich op straat van Hem af maken. Nee, zegt Jezus, niet op straat, maar in de rechtszaal.

Hij wil niet in een oproer vallen, of door handen van sluipmoordenaars gedood worden. Hij dringt Zijn wettige overheid terug van de straat naar de rechtszaal. En daar zal zij over Zijn bevoegdheid, over Zijn volmacht handelen. En daar zal zij een officiële uitspraak moeten doen, en officieel vonnis vellen. Zij zal Hem zelf naar Pilatus moeten brengen, en moeten verklaren: “Hij is de dood schuldig”.

Jezus gaat wel sterven, omdat Hij Zijn ziel gaat geven tot een rantsoen voor velen. Maar voordat Hij sterft, zet Hij ieder op zijn eigen plaats, opdat ieder zijn eigen verantwoordelijkheid zal dragen voor Zijn dood. Het Sanhedrin wil niet officieel zeggen: “Hij is de dood schuldig”. En toch zal er straks een officieel vonnis zijn. Pilatus wil ook zijn handen in onschuld wassen. En toh zal hij officieel bevelen geven voor Jezus’ dood. Het volk wil zich niet over Hem uitspreken: de Christus of de Antichrist. En toch zal het straks roepen: “Laat Zijn bloed maar komen over ons en over onze kinderen!”.

Hier is de majesteit van Christus, Die sterven gaat. Hij zet ieder op zijn eigen plaats, het Sanhedrin, Herodes, Pilatus, het volk. Hij dringt ieder heen naar zijn eigen verantwoordelijkheid, om die ook te dragen. En gezet op zijn eigen plaats en beladen met eigen verantwoordelijkheid, zal ieder de vraag hebben te beantwoorden waarom hij dezen Messias-Koning naar het hart gestoken heeft. Waarom? En dan zal ieders antwoord zijn: “omdat mijn zondig vlees Hem niet begeerde, Hem niet wilde”.

Zo hebben wij Christus hier te zien. Hij zet ieder op zijn plaats. En nu is die man welgelukzalig, die zich door Christus op zijn plaats laat zetten, en die zich door Hem met eigen verantwoordelijkheid laat beladen. Want die mens zal zijn zonde bewenen en erkennen, dat hij de heerlijke Messias-Koning gedood heeft. En die mens zal barmhartigheid geschieden.

 

[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: E.Th. van den Born, Van Souvereine Liefde (Goes: Oosterbaan & Le Cointre, z.j.).