Houvast of moeras

Door: J. Bos

 

Op de landelijke website van de Gereformeerde Kerken Nederland (GKN) staat sinds 29 mei 2019 de volgende mededeling (zetwijze origineel):[1]

‘Op de site van De Gereformeerde Kerken (DGK) hebben deputaten, die door DGK zijn opgedragen het gesprek met de GKN te voeren, aangekondigd dat zij de vrijmoedigheid hebben een vervroegde GS samen te roepen. Op deze vergadering willen zij hun kerken het voorstel voorleggen om GKN te herkennen als ware kerken van de Here Jezus Christus. Kerken, die staan op het fundament van Schrift en belijdenis.

We zijn als deputaten en kerken dankbaar, dat de oproep die vanuit de GKN is gedaan door deputaten ACOBB is gehoord. We kunnen eveneens dankbaar instemmen met wat deputaten in hun rapport aan de GS schrijven over het laatstgehouden gesprek op 7 mei 2019: “Deputaten kijken terug op een zeer goed gesprek zowel qua sfeer maar ook wat betreft inhoud. Er is gesproken in een setting van vertrouwen en verlangen, wat ten goede is gekomen aan de inhoudelijke bespreking.”

Van die bespreking geven we graag de samenvatting door, die de voorzitter van die bijeenkomst, ds. M.A, Sneep aldus verwoordde: “

“je kunt de vrijmoedigheid hebben om de kerk van Christus aan te wijzen maar je kunt niet het kerkvergaderend werk van Christus opsluiten in wat wij zien. Maar art. 29 uit de NGB geeft wel duidelijke handvatten, niet zozeer om alle kerken langs een meetlat te leggen maar wel om de gelovigen op te roepen om te zoeken waar Christus zijn kerk vergadert. En de plicht om zich bij de kerk van Christus te voegen. Verder moet ook geestelijke eenheid dringen tot kerkelijke eenheid.”

Met deze zinsnede konden alle aanwezigen hun instemming van harte betuigen. Vervolgens hebben deputaten ACOBB eenstemmig besloten, conform hun gegeven instructie, om een vervroegde Generale Synode aan te vragen ten einde uit te spreken wat boven is genoemd. Wanneer DGK, op voorstel van hun deputaten aldus besluiten is de belemmering voor GKN weggenomen de gesprekken met het oog op kerkelijke eenheid tussen beide kerkverbanden voort te zetten.

We willen graag de HERE danken dat er goede ruimte was om breed te spreken over de onuitsprekelijke rijkdom en genade waarmee de Here Jezus Zijn kerk vergadert. We dragen de kerken van DGK in Zijn zorg op met het gebed dat het rapport en de aanbevelingen van deputaten ACOBB door de synode met instemming mogen worden ontvangen Opdat de ervaren geestelijke eenheid mag leiden tot een eendrachtige dienst aan Hem.’

Aangezien dit een mededeling namens de GKN-afgevaardigden betreft, is niet duidelijk welke status met name de samenvatting van de bespreking (vet gezet, het wordt zeer belangrijk geacht) binnen DGK heeft. Door het DGK-deputaatschap is deze niet gepubliceerd. Maar het feit dat het door een van de DGK-deputaten is verwoord en dat de andere deputaten hun instemming van harte hebben betuigd, zal zeker zijn invloed doen gelden.

Wie, wellicht met enige inspanning, in de gaten krijgt wat de tendens van deze zinsnede is, zou zich zo maar kunnen afvragen, of alle deputaten zélf wél meteen de relativistische strekking hebben opgemerkt. Of was men misschien zo bevangen door de setting van vertrouwen en verlangen, dat men daartoe niet (meer) in staat was? In elk geval had voor hen de strekking wel duidelijk kúnnen zijn, want deze ligt in het verlengde van hun ‘gespreksdocument’, waarover we elders[2] op deze website hebben geschreven en nog hopen te schrijven.

Hoe het zij, we gaan er enkele citaten uit ‘Het amen der kerk’ van ds. J. van Bruggen[3] naast leggen.

(…) wat we van de kerk zien is altijd maar weinig in verhouding tot haar geheel. De kerk is nog een huis in aanbouw. Van zulk een huis zien we fundamenten en reeds opgerezen muurstukken en gestelde kozijnen. Maar wat dit alles nu eigenlijk is en worden zal kan alleen de architect, die bestek en tekening kent, ons vertellen. Zo kan God, de Bouwheer der kerk, ons alleen wat we van de kerk zien, doen kennen. (pag. 131)

De kerk is beslist niet te omschrijven als ‘het totaal der uitverkorenen’, zodat men overal, waar gelovigen zijn, de kerk zou aantreffen. Ook maakt het feit, dat hier of daar gelovigen zich tot een vergadering verbonden, die vergadering nog niet tot de kerk. Als die gelovigen daar tegen de wil van de Herder of op een wijze, die Hij verboden heeft, samenzijn, kan men daar hoogstens spreken van een troepje ongehoorzame schapen, maar niet van de kudde, de kerk. Dan ontbreekt immers het samenbrengen van de Herder! (pag. 132-133)

Wel is de kerk on-overzienbaar. Wie zal haar grenzen in de historie of zelfs in het heden nauwkeurig aanwijzen? Maar deze on-overzienbare kerk heeft een bepaald adres en dáár en elders niet is zij, daar waar art. 29 haar ons leert vinden. (pag. 133)

(Over art. 29) Ons artikel belijdt dan ook, dat men ‘uit den Woorde Gods behoort te onderscheiden, welke de ware kerk zij’. En het zegt dat men dit ‘naarstig’ (ijverig) en ‘met goede voorzichtigheid’ (met grote nauwkeurigheid) behoort te doen![4] (pag. 144)

‘De kenmerken der kerk zijn (…) de normen, die God in de Schrift voor haar werkzaamheid heeft bekend gemaakt.’ (pag. 145)

Met betrekking tot bovenstaande zinsnede en citaten stellen wij aan de lezers een tweetal vragen om over na te denken: 1. ‘waar wordt houvast geboden?’, 2. ‘waar wordt men een interkerkelijk moeras in gestuurd?’

 

[1] https://www.gereformeerdekerkennederland.nl/2019/05/29/gesprekken-gkn-dgk/

[2] https://semper-reformanda.nl/gespreksdocument-1/

[3] Ds. J. van Bruggen, Het amen der kerk; de Nederlandse Geloofsbelijdenis toegelicht, Goes, Oosterbaan & Le Cointre N.V., 1964

[4] Hedentendage luidt deze passage aldus (Gereformeerd Kerkboek): ‘Wij geloven dat men nauwgezet en met grote zorgvuldigheid, vanuit Gods Woord, behoort te onderscheiden welke de ware kerk is, (…)