Het Woord was God (1)

Jehova’s getuigen, u kent ze wel: mensen die aan de deur komen om door een fatsoenlijk gesprek hun ‘evangelie’ aan de man of vrouw te brengen. Bij een recent gesprek met zo’n Jehova getuige over de Drie-eenheid kwam Johannes 1:1 ter sprake: “(…) en het Woord was God”. Deze tekst bereikte de Jehova getuige echter niet; hetwelk weinig verrassend is, want in hun Nieuwe-Wereldvertaling staat: “(…) en het Woord was een god”, dus ‘god’ met kleine letter en het onbepaalde lidwoord ‘een’.

 

Een lidwoord en een dogma

De betreffende Jehova getuige beriep zich voor deze vertaling op een in 1990 gepubliceerd artikel in het blad ‘Onze Taal’ met de titel “Een lidwoord en een dogma”.[1] Het betoog in dit artikel kan als volgt worden samengevat: (a) In het Grieks staat bij ‘god’ geen lidwoord; (b) een naamwoord zonder lidwoord wat aan het werkwoord voorafgaat duidt een hoedanigheid aan; (c) ook in andere teksten (bijv. Markus 6:49 en Johannes 4:19) met soortgelijke constructies (nl. een naamwoord zonder lidwoord, voorafgaand aan het werkwoord) is veelal het lidwoord ‘een’ ingevoegd.

 

In voornoemd artikel wordt geconcludeerd: “Waarom is in kerkelijke sferen deze kwestie zo belangrijk? Welnu, indien in Johannes 1:1 het onbepaalde lidwoord ‘een’  zou worden weggelaten, zou het betekenen dat Jezus Christus zelf God zou zijn! Met andere woorden, deze tekst zou als bewijsvoering gebruikt kunnen gaan worden voor een kerkelijk dogma dat thans fundamenteel is voor de overgrote meerderheid der kerken: de drieëenheidsleer (God, de Zoon en de Geest zijn een). Plaatst men het onbepaald lidwoord wel, dan onderscheidt men duidelijk twee personen, terwijl de tekst in principe al spreekt van twee onderscheiden personen. Immers het Woord was ‘bij’ God.”

 

Vertaling

Laten we eerst een woord-voor-woord vertaling van Joh. 1:1 geven, precies zoals het in de grondtekst staat:

a) In begin was het woord;
b) en het woord was bij de god;
c) en god was het woord.

 

In het Grieks is de woordvolgorde vrijer dan in het Nederlands, dus Joh. 1:1c moet in het Nederlands vertaald worden als “en het Woord was God”, of “en het Woord was een god”, of “en het Woord was goddelijk”. Welke vertaling is juist? Is het werkelijk zo dat een naamwoord (‘god’) zonder lidwoord voor het werkwoord (‘was’) een hoedanigheid aanduidt en daarom hier de vertaling ‘een god’ of ‘goddelijk’ gebruikt moet worden?

 

In de Nieuwe Wereldvertaling wordt in een appendix de vertaling “en het Woord was een god” verdedigd.[2] Daarbij wordt verwezen naar een in 1973 gepubliceerd artikel in het Journal of Biblical Literature door Philip B. Harner, getiteld “Qualitative Anarthrous Predicate Nouns: Mark 15:39 and John 1:1”, waarin opgemerkt wordt: “Ik denk dat in Johannes 1:1 de kwalitatieve kracht van het predikaat zo sterk op de voorgrond treedt, dat het zelfstandig naamwoord niet als bepaald kan worden opgevat”.[3] Met andere woorden: het naamwoord ‘God’ is onbepaald (zonder lidwoord) en moet dus vertaald worden als ‘een god’.

 

Het lidwoord

Laten we de bespreking van Joh. 1:1c door Philip B. Harner in voornoemd artikel over “Kwalitatieve predikaatsnomina zonder lidwoord” langslopen om te zien wat daarin wérkelijk wordt beargumenteerd. Philip B. Harner geeft aan dat er in Joh. 1:1c vijf mogelijkheden waren om een relatie tussen het Woord en God aan te geven. We zullen deze vijf mogelijkheden in een woord-voor-woord vertaling weergeven (onderstreept is hetgeen in Joh. 1:1c staat):

  1. het woord was de god;
  2. god was het woord;
  3. het woord god was;
  4. het woord was god;
  5. het woord was goddelijk.

 

Constructie A zou betekenen dat ‘het woord’ en ‘de god’ gelijkwaardig en uitwisselbaar zijn. In Johannes 1:1b wordt echter juist gezegd dat het Woord bij God was, zodat het Woord en God niet identiek kunnen zijn.

 

Constructie D daarentegen zou betekenen dat het Woord tot de algemene categorie ‘God’ behoort, maar een afzonderlijk wezen is. Constructie E zou hiervan een afgezwakte vorm zijn: het Woord is goddelijk, zonder aan te geven in welke mate.

 

Constructies B en C zijn beiden kwalitatief en geven aan dat het Woord dezelfde natuur heeft als God. Wel is er een verschil in nadruk: constructie C zou benadrukken dat het Woord (in plaats van iets anders) God is; constructie B benadrukt dat het Woord God (in plaats van iets anders) is.

 

Het dogma

Als we ervan uitgaan dat de Heilige Geest de auteur is van de Bijbel en de zinsconstructie in Johannes 1:1c niet zonder goede reden is gehanteerd, onderstreept dit vers juist de Schriftuurlijke leer van de Drie-eenheid: God was het Woord!

 

In de kerkgeschiedenis zijn allerlei dwalingen opgekomen rond de leer van de Drie-eenheid; veelal ging (en gaat!) het hierbij om twee klippen waarop men schipbreuk lijdt: modalisme of subordinationisme.  In het eerste geval (modalisme) gaat de eenheid ten koste van de drie Personen; in het tweede geval (subordinationisme) gaan de drie Personen ten koste van de eenheid.

 

Modalisme is de ketterij dat God één persoon is, die zich openbaart op drie manieren (‘modi’). Deze ketterij wordt ook sabellianisme genoemd, naar de ketter Sabellius uit de derde eeuw na Christus, die leerde dat de Vader, de Zoon en de Heilige Geest drie verschillende namen zijn voor dezelfde persoon. De bovenstaande constructie A (“het woord was de god”) zou de ketterij van het modalisme inhouden.

 

Subordinationisme is de ketterij dat de Zoon en de Geest ondergeschikt zijn aan de Vader in natuur en wezen. De ketter Arius in de vierde eeuw na Christus en zijn volgelingen (arianisme) gingen nog verder en leerden dat de Zoon door de Vader is geschapen. De bovenstaande constructies D en E zouden de ketterij van het subordinationisme inhouden.

 

Volgens Philip B. Harner geeft de gebruikte constructie B aan dat “(…) ho logos (het Woord, red.), niet minder dan ho theos  (God, red.), de natuur van God heeft”.[4] De Jehova’s getuigen maken misbruik van een enkele zinsnede uit zijn artikel, zonder het gebruikte begrip “kwalitiatieve predikaatsnomina” eerlijk, zoals door hem bedoeld, weer te geven. Ook wordt de uitgebreide bespreking door Philip B. Harner van de mogelijke zinsconstructies van Johannes 1:1c helemaal niet genoemd, terwijl zijn bespreking juist aangeeft dat in deze tekst niet voor niets gebruik is gemaakt van déze constructie!

 

Johannes had niet beter en korter de leer van de Drie-Eenheid kunnen weergeven.  Om het met Luther, die het belang van de zinsopbouw in Johannes 1:1 sterk heeft aangevoeld, te zeggen: “‘het Woord was God’ is tegen Arius; het Woord was met God’ tegen Sabellius!”.[5]

 

Dit is het algemeen geloof. Wie dit niet oprecht en standvastig gelooft, zal niet behouden kunnen worden!

 

[1] J.P. Knorren, ‘Een lidwoord en een dogma’, Onze Taal 59-4 (1990): p. 61.

[2] Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift – met studieverwijzingen (New York: Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc., 2006): p. 1579.

[3] Philip B. Harner, ‘Qualititative Anarthrous Predicate Nouns: Mark 15:39 and John 1:1’, Journal of Biblical Literature 92 (1973): pp. 75-87. Vertaling uit Nieuwe-Wereldvertaling, loc. cit.

[4] Op. cit., p. 87.

[5] Citaat in Daniel B. Wallace, Greek Grammar Beyond the Basics – An exegetical Syntax of the New Testament (Grand Rapids: Zondervan, 1990): p. 268, voetnoot 30.

image_pdfimage_print