Het oude verhaal

In De Gereformeerde Kerken worden een drietal kenmerken beleden (zuivere prediking, sacramentsbediening en tuchtuitoefening) waaraan de ware kerk te herkennen is (zie bijv. art. 29 NGB). Veel christenen zijn van mening dat het niet uitmaakt bij welke kerk je behoort: het gaat er erom dat de preken nog ‘goed’ zijn, de kerk echt ‘thuis’ voelt – en hoe dan ook, aan de hemelpoort zal niet worden gevraagd van welke kerk je lid bent geweest! Op deze laatste opmerking is ds. J. van Raalte (1894-1982) ingegaan in een pastoraal artikel in een kerkblad wat wij onlangs terugvonden (ongedateerd). We geven dit artikel hieronder weer.

 


 

Het oude verhaal

Er is een oud verhaal, dat blijkbaar maar niet uitsterven wil; wat ik ook best kan begrijpen, omdat er zoveel mensen zijn, die het nodig hebben ter geruststelling van hun geweten.

Vandaag – dat wil zeggen: toen ik het even op klad noteerde; wij zijn nu al weer enkele dagen verder – heb ik het voor de zoveelste maal nog eens weer door iemand horen vertellen.

Het is een eigenaardig verhaal.

Misschien zit er nog wel een restje in van de oude roomse zuurdesem; want het is wonderbaar, hoe lang sommige dingen bij de mensen kunnen blijven hangen! Ik heb mensen wel eens dingen horen vertellen, die nog overblijfsels waren van het oude Wodanisme; van het oude germaanse heidendom.

En dat waren dan mensen, die lid waren van een Gereformeerde Kerk! Waarom zou er dan niet iets zijn overgebleven van Rome? Bij de Roomsen hoor je, als je met hen in aanraking komt, ook soortgelijke verhalen vertellen als ik nu op het oog heb.

Uit hun mond heb ik meermalen op zeer plastische wijze vernomen hoe het in de hemel zou toegaan.

Vreemde dingen, waarbij dan bijna altijd de apostel Petrus de ene of andere rol speelde.

Die wordt in dit verhaal niet genoemd, hoewel ik een zeer sterk vermoeden heb, dat dit oorspronkelijk toch wel enigermate het geval is geweest. Doch het niet noemen van hem er in zal wel komen, doordat het geen verhaal van Roomsen is, doch van mensen, die met Rome hebben gebroken, en niettemin nog wel wat rooms materiaal hebben vastgehouden en dat nu hebben “verprotestantiseerd”.

Als je protestant bent mag je van het werk van Petrus in de hemel immers niet zoveel zeggen? Ik geloof trouwens, dat wij daar ook niet veel van zeggen kunnen.

Wel geloof ik, dat Petrus in de hemel is. Dat zeg ik er even bij. Anders zou iemand de conclusie kunnen trekken, dat ik van de gedachte uitging, dat Petrus helemaal niet in de hemel is, maar dat hij dood is en daarmee voor goed zou hebben opgehouden te bestaan; dat van hem niets over zou zijn, dan het stof, waarin zijn lichaam is overgegaan, aangezien hij nooit een ziel zou hebben gehad.

Zie, daar geloof ik op grond van Gods Woord n i e t s van. Dat kan iemand alleen maar geloven op grond van de ene of andere filosofische redenering.

Want als een andere apostel zegt, dat hij eigenlijk wel ontbonden zou willen worden om met Christus te kunnen wezen, omdat dat zeer verre het beste is, dan is het duidelijk, dat Paulus niet heeft geloofd, dat hij na zijn sterven niet meer bestaan zou; want dan zou hij het niet beter hebben gekregen: dan kreeg hij niets.

Daarom geloof ik ook, dat Petrus in de hemel is. Daar “weten” de Roomsen echter heel wat van! Volgens hen is het onder meer zo, dat Petrus aan de hemelpoort staat om de mensen te controleren, die daar binnen willen en dan uitmaakt, wie wel binnen mogen en wie niet.

Hij stelt hun daar allerlei vragen over wat zij wel en niet hebben gedaan.

Daar hebben niet-Roomsen het ook wel eens over. Zoals ik al zei: Die noemen Petrus daar niet bij. Maar zij hebben het er wel over, dat je aan de “hemelpoort”, als je gaat sterven, allerlei zal worden gevraagd en niet zal worden gevraagd in verband met het al of niet in de hemel toegelaten te worden.

Ik geloof persoonlijk NIETS van dat verhaal.

Als u straks gaat sterven, wordt u niets gevraagd; en als ik straks ga sterven, wordt mij ook niets gevraagd; totaal niets. “Wij gaan ten hemel in. En erven Koninkrijken!”

Ik bedoel daarmee: Wij gaan rechtstreeks naar de hemel, zonder dat er ook maar iets wordt gevraagd, dat wij gedaan of nagelaten zouden hebben met het oog op het daar binnen gaan.

Daar heeft de Heere Jezus voor gezorgd met Zijn verzoeningswerk, waarmee Hij voor onze zonden heeft betaald.

Dáárom behoeft u of mij niets meer gevraagd te worden!

Maar in dat oude verhaal is dat anders.

Daarin wordt het zo voorgesteld, dat je bij het sterven aan de hemelpoort komt en daar allerlei vragen worden gesteld, die beantwoord moeten worden.

Als het dan met die antwoorden in orde is, word je toegelaten; is het niet in orde, dan gaat de poort voor je neus dicht en heb je het toekijken…

Dan kun je anderen zien binnen gaan en een glimp van de heerlijkheid aanschouwen, maar je blijft er buiten…

Het is een beetje cru gezegd zo, maar zo is het, als het verhaal waar is.

En wat wordt je dan gevraagd?

Och, van alles over hoe je op aarde geleefd hebt.

Of je je ouders gehoorzaam was?

Of je iemand hebt doodgeslagen?

Of je een inbreker was?

Of je hebt gestolen?

Of je hebt gelogen en bedrogen?

Of je wel eens iets hebt begeerd tegen de Geboden Gods?

Ook zal je worden gevraagd, of je wel eens afgoderij hebt bedreven?

Of je God recht hebt gediend?

Of je de naam van Jahweh niet hebt gebruikt op verkeerde wijze?

Misschien ook nog – maar dat is een beetje een dubieuze kwestie…! – of je naar het Gebod des HEEREN hebt gerust?

Dat allemaal.

Want dat zijn dingen van betekenis en die er over beslissen, of je wordt toegelaten, of niet.

Daarbij is opvallend, dat men al die dingen wel bedoelt, maar er gewoonlijk betrekkelijk weinig van zegt.

Meestal wordt dan iets genoemd, dat je dan “niet zal worden gevraagd”; en dan kun je er zeker van zijn, dat altijd één ding wordt genoemd: “Aan de hemelpoort zal je (ook) niet worden gevraagd bij welke kerk je hebt behoord!”

Wat heb ik dat vaak horen zeggen.

Vroeger al!

Veel van mensen, die Hervormd waren en die dat als afweerwapen gebruikten, wanneer zij er door een Gereformeerde aan herinnerd werden, dat zij als gelovigen niet in het hervormd genootschap thuis behoorden.

Ook heb ik het wel eens horen zeggen door Gereformeerden, die de leer van de pluriformiteit van de Kerk er mee probeerden te verdedigen.

Tegenwoordig gebruikt men dat verhaal nog. Van alle kanten hoort men het.

Niet van de Roomsen.

Dat is begrijpelijk: volgens hen gaat alles, dat niet Rooms is, voor eeuwig verloren en als er dan nog iemand zalig wordt, dan komt dat, doordat hij “met zijn ziel” bij hun kerk heeft behoord.

Maar verder zegt en denkt bijna iedereen zo. De Nederlandse Geloofsbelijdenis laat een ander geluid horen en spreekt van een ware en valse kerk en zegt dan, dat ieder schuldig is om zich bij de ware Kerk te voegen. Desondanks zijn er ook wel Gereformeerden, die het met de inhoud van dat verhaal eens zijn…! Al hebben zij ook verklaard, dat zij de leer aanvaarden, “die in de Christelijke Kerk alhier geleerd wordt”, en al hebben zij die instemming door hun handtekening bekrachtigd…

Nu stel ik mij voor de vorm even op dat genoemde standpunt: dat je aan de hemelpoort vragen worden gesteld. Allerlei vragen die je leven naar de wil van God betreffen.

Natuurlijk, want dat is toch belangrijk!

Maar dan vraag ik mij af, of het dan niet belangrijk is, dat wij den Heere gehoorzaam zijn in het zich -voegen-bij-de-door-Hem-vergaderde Kerk?

Kan Hem dat niets schelen?

lk zou wel eens willen weten, wat Petrus op de Pinksterdag zou hebben gezegd: Wij zullen wel geloven, dat de Heere Jezus de Zaligmaker is, maar wij vinden het heus niet nodig, dat wij daarmee ook onze geestelijke leidslieden in de steek laten; die blijven wij erkennen en volgen! Naar die keuze zal aan de hemelpoort niet gevraagd worden!

Wat dunkt u daarvan?

Zou dat goed zijn geweest?

Kom, kom, dat weet u wel beter!

De Heere Jezus heeft eens gesproken over de vraag, wie Zijn schapen zijn en waaruit het blijkt, dat iemand een schaap van Hem is.

Hij heeft gezegd: Dat blijkt, doordat zo iemand naar de stem van de Herder luistert en Hem volgt, en geen vreemde.

Dat moet in alles.

Ook in de kerkelijke keuze.

Overigens zeg ik nog eens weer, dat ik van dat stellen van vragen aan de hemelpoort niets geloof. Bij het ingaan in de hemel, als wij sterven, worden geen vragen gesteld.

Dan behoeven wij ook niet aan een poort te wachten. Dan gaan wij, wanneer wij in den Heere Jezus Christus hebben geloofd als onze Zaligmaker, rechtstreeks naar de hemel.

Want dát beslist daarover: Zijn werk!

Dan komen wij in de hemel ondanks het feit, dat wij veel zonden hebben gedaan; zonden tegen elk Gebod van de Wet van God! Ook tegen het vierde Gebod!

Dat noem ik er even opzettelijk bij. U weet wel, waarom.

Als u het niet weet, is het nog beter!

Maar dan gaan wij als gelovigen daar heen, doordat het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, van alle zonden reinigt.

Ook van de ZONDE van een verkeerde kerkelijke keuze, die iemand hier heeft gedaan door zich niet bij de Kerk te voegen, die Christus door Zijn Woord en Geest vergadert. Dát is een nóg ouder verhaal!

Dat dateert reeds uit het paradijs!

En het is niet van de Roomsen overgenomen, of aan roomse Petrus-verhalen zijdelings ontleend: het is door God Zelf als Evangelie geopenbaard!

 

[1] Dit artikel is van de hand van ds. J. van Raalte en eerder verschenen als kerkbode-artikel.