Het Messiaanse licht, door Gideon verduisterd

Op zondag 10 december 1950 is door prof. B. Holwerda een preek gehouden over Richteren 8:18-32, met als thema en punten:

Het Messiaanse licht, door Gideon verduisterd.
Dat blijkt uit de houding, die hij aannam tegenover:

  1. het volk van God;
  2. het koninkrijk van God;
  3. het Woord van God.

 

Hier volgt het derde punt van deze preek.

3. En nu kom ik tot het laatste: Gideon verduisterde het messiaanse licht door zijn houding tegenover het Woord van God. Want immers, we lezen hier, dat hij het koningschap weigerde; maar tegelijk erop aandrong dat ieder van zijn aandeel in de buit hem een gouden ring zou geven. En zo krijgt hij, behalve zijn eigen aandeel dat groot was, van het volk nog toegewezen 1700 sikkelen in goud, een gewicht van ongeveer 30 kilo, en daarvan maakte hij een efod. Nu kan ik niet zeggen, hoe een efod eruit zag. Sommigen denken aan een afgodsbeeld, wat het zeker niet was; anderen spreken van een kleed, omdat ook de hogepriesterlijke dracht een efod omvatte; maar voor een kledingstuk lijkt me een gewicht van 30 kilo wel te hoog; anderen denken aan een soort tent, nog weer anderen aan een doos of kist. Ik denk dat de laatsten het dichtst bij de waarheid zijn, al valt verder niets te zeggen over vorm en afmetingen. Dat is ook niet erg: we weten voldoende over de bestemming en het gebruik van een efod. Het was een orakelinstrument. Al kunnen we niet zeggen hoe het precies werkte, men gebruikte het altijd in tijden van nood, om God te vragen. Als David door Saul achtervolgd wordt, laat hij telkens de priester de efod brengen; en daardoor geeft God hem antwoord op de vragen, die hem bezighouden, b.v. of Saul hem hier zal achtervolgen, of de Zifieten hem zullen uitleveren enz. Het was dus een instrument om op geheel concrete punten de toekomst te kennen.

Dan begrijpt u ook, waarom Gideon zo gebrand was op het hebben van een efod. De schrik van de laatste jaren zit hem en zijn volk nog in de leden. Wat hebben ze wat geleden. Het volk zegt nu: onze ellende was, dat we geen koning hadden; als we een koning hadden gehad, was ons dit niet overkomen; laten we nu voor de toekomst maatregelen nemen en het erfelijk koningschap aan Gideon aanbieden. Maar Gideon zegt: nee, mensen; we hadden wel een koning, de Here, en Hij moet ook onze koning blijven. Maar weet u wat onze ellende was? We wisten niet, wat die Koning met ons van plan was; we wisten niet in welke omstandigheden Hij ons zou brengen, en evenmin welke maatregelen we dan moesten nemen. Als we in het vervolg dus niet weer zulke onaangename verrassingen willen beleven, dan moeten we zorgen, dat we de plannen van God kennen. We moeten zo vaak het nodig mocht zijn, direct Hem kunnen vragen: wat gaat er gebeuren? En hoe moeten we handelen? We hebben een efod nodig.

Maar de bijbel zegt er weinig goeds van. Die efod werd het ongeluk voor Gideon en zijn huis; en heel Israël hoereerde de efod na. En nu zegt u misschien: maar David gebruikte toch ook een efod? En God zelf had die laten vervaardigen, opdat ze in kritieke tijden Hem konden ondervragen? Ja, ja; maar daar zegt u zelf al het een en ander. God zelf had één orakelinstrument aan Israël gegeven, en precies gezegd, wat die efod moest bevatten: de urim en thummin. Maar wat deed Israël? Men vond zo’n efod zo’n prachtig ding, dat men eigenmachtig ze vervaardigde; en dan deed men er terafim in, een paar afgodsbeeldjes, die de toekomst voorspelden. Men wilde een God, wie men zijn plannen kon ontfutselen, een god van waarzeggerij. Maar de Here had gezegd: geen kwestie van; geen afgodsbeelden; en ook geen God van waarzeggerij. Eén efod met urim en thummin voor heel het volk is allang voldoende. In kritieke tijden mag u Mij zo eens naar mijn plannen vragen. Maar het blijft uitzondering. U mag er maar heel spaarzamelijk gebruik van maken. Waarom? Wel, u hebt geen God nodig, die u de toekomst onthult. U hebt een God, die in het verleden u verschenen is, en die u verlost heeft. En u hebt maar één ding te doen: u moet u aan die God van de heilsfeiten vastklemmen, en gehoorzaam Hem dienen. En maak u dan over de toekomst maar niet druk; vertrouw dat maar aan de Here toe; Hij laat u nooit alleen en helpt u overal doorheen. Daarom is ook de profeet heel wat anders dan de waarzegger. De laatste licht de mensen over de toekomst in; hij gaat voorspellen wat er te gebeuren staat. Maar de profeet verkondigt de mensen, wat de Here in het verléden deed, en zegt: geloof. De profeet zegt, wat God héden gebiedt, en zegt: doe dat. Waarom keerde de Here zich zo fel tegen de waarzeggers en tegen het gebruik van de efod? Omdat daarmee de hele dienst van God werd verdorven. Men gelooft niet meer in de God, die in het verleden zijn verlossingswerken openbaarde; men dient niet meer de God, die in het heden zijn eisen stelt. Men heeft slechts aandacht voor wat God mórgen van plan is. De efod vermoordt het geloof. In efod en waarzeggerij herleeft de zonde van het paradijs, dat men at van de vrucht van de boom der kennis van goed en kwaad. Dat was niet omdat men zelf god wilde zijn; maar dat was de begeerte om op eigen benen te kunnen staan, en bij voorbaat te weten wat goed zou gaan en wat verkeerd zou aflopen. En daarom gebruikt de bijbel hier zulke sterke woorden: dat het voor Gideon werd tot een strik; het werd zijn ongeluk; en het hele volk ging daar hoereren; men werd afgetrokken van het geloof. Want de mensen zijn allemaal vervuld van de toekomst, en ze zeggen: we moeten morgen niet weer zoiets beleven. Maatregelen nemen voor de toekomst! Welke? Het volk zegt: we zijn safe als we een koning hebben. Nee, zegt Gideon, als we maar een efod hebben, dan weten we altijd waar we aan toe zijn. Niemand klemt zich vast aan die God, die zulke grote verlossingen deed; niemand wil geloven; niemand vraagt naar zijn geboden; ze zullen nog op eigen benen staan, met een koning of met een efod; maar de Here verlaten ze, als ze net gezién hebben wat Hij voor zijn volk is. Ze weten, dat de ellende kwam vanwege het afhoereren van de Here. Als de nood voorbij is, gaan ze maatregelen nemen dat de ellende zich niet herhaalt. En hun afweermaatregelen zijn juist een herhaling van hun grote zonde, een volharden in de afval. De reformatie zette zich niet door.

Nu, wat zien we vandaag? De Here heeft ons enkele jaren terug bevrijd. En de wereld is opnieuw vervuld van spanning. Waar zoeken de mensen hun toevlucht? In het vertrouwen op zijn genade in Christus Jezus? Steunen ze op Hem, die in het verléden zich hun toevlucht bewees in tijden van benauwdheid? Dienen ze nu Hem naar zijn geboden, in het vaste geloof dat Hij dan wel verder zal zorgen? Dit is het ongeluk: je hoort de mensen niet over de God van het verléden; ze maken zich niet druk over zijn geboden in het héden. Maar ze interesseren zich alleen voor wat Hij morgen brengen zal. Ze lopen allen naar de waarzeggers. De één zonder de bijbel: hij laat zich een horoscoop trekken, of hij leest nonsens over de pyramiden. De ander met de bijbel: de sekten rijzen als paddestoelen uit de grond: adventisten, zoeklichtbeweging, mensen van het 1000-jarig rijk, Jehovah-getuigen en noem maar op. Hoe dol ze de bijbel lezen, het doet er niet toe. Ze maken propaganda, en verslaan hun tienduizenden. Maar de Schrift zegt: het is allemaal waarzeggerij; en dat wordt het ongeluk; het is de grote hoererij.

Is het dan geen gespannen tijd? Natuurlijk. Maar hoe komen we eruit? Wanneer we ons gelovig aan de God van het verleden vastklemmen, en vandaag gewillig Zijn geboden doen; wanneer we het Woord geloven, dan zal Hij onze weg naar de toekomst volkomen effen maken.

De reformatie van Gideon is direct verzand. Zal het vandaag beter gaan en zullen we werkelijk doorgaande reformatie krijgen? Als u maar verstaat, dat doorgaande reformatie niet is een eigen organisatie voor alles en nog wat. Maar dat die ligt in de keus van ons hart.

Zullen we het volk van God liefhebben, zonder onderscheid van stand, en zonder van de kerk ooit een familiezaakje te maken?

Zullen we werkelijk God in Christus als onze Koning erkennen, en dus wegdoen de wereldse levensstijl en alles wat ons daarmee infecteert?

Zullen we, goddeloos of “vroom”, naar de waarzeggers gaan, of zullen we hopen op Hem, die ons in het verleden verloste, en ons vandaag zijn geboden geeft, in het geloof dat dan de toekomst voor ons zal opengaan?

De vorige maal zei ik: Gideon en de mensen van toen zijn allang dood; maar de God van Gideon leeft nog, gister en heden dezelfde.

Vandaag vraag ik: zijn Gideon en de mensen van toen werkelijk dood? Of wandelen ook wij in hun zondige wegen? Als u dan maar weet, dat de Here, de levende God, die zonden ziet en wreekt; vandaag erger dan toen. Och, of gij dan nog heden bekendet hetgeen tot uw vrede dient.

Amen.

image_pdfimage_print