Het legitimatiebewijs

Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van ds. M.B van ’t Veer.[1]


Maar Hij antwoordde en zei tegen hen: Een verdorven en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona, de profeet.

~Matth. 12:39

 

Het was wel de handigste zet van het afvallige Israël om een legitimatiebewijs te vragen van Jezus Christus. Er was geen beter middel om de schijn van goede trouw te bewaren en de verdenking van ontrouw op Hem te werpen, Die genoopt werd de echtheid van Zijn credentiebrief te bewijzen. Daarom vragen zij een teken.

 

Een teken uit de hemel
Elders wordt dit verduidelijkt door de bijvoeging “uit de hemel.” Daarop kwam het aan. Jezus deed vele tekenen, zó, dat de menigte zich ontzette en velen tot geloof kwamen. Maar dat was de menigte, die de thora (de wet) niet kende. Geen van de Schriftgeleerden zou in Hem geloven. Want zij werden door dié tekenen niet overwonnen. Ze gaven dadelijk het antwoord, dat dit nog evengoed een bewijs kon zijn, dat Hij van Beëlzebul gezonden was. Naar hun Joodse Messiaanse theologie moest de Messias zich legitimeren door een teken uit de hemel. De hemel moest getuigenis geven en dan zouden zij geloven.

Zo komen ze dan tot Jezus om een teken te verzoeken. Ze kunnen toch maar niet ieder, die zegt gezonden te zijn van de Vader, aannemen. Alleen langs de weg van de tekenen en op grond van de bewijzen zullen zij tot het geloof komen. Maar dan tekenen en bewijzen, die voor hen geen twijfel meer mogelijk maken. Ze moeten zéker zijn, dat de profeet wettig gezonden is en de Vader door hem spreekt. Want het is hun toch om Zijn stem te doen. Niemand anders dan de Heere willen ze horen. O, hoe bang is dat ‘getrouw’ Israël, dat het verleid zal worden van de Heere af te buigen.

 

Schijnvroomheid
Jezus oordeelt dit vragen om een legitimatiebewijs en verscheurt de waan van valse vroomheid. ’t Is een verdorven en overspelig geslacht. En dit teken-vragen bewijst het overspelig hart. De schijn van trouw kan het bewijs van ontrouw niet te niet doen. Wil een overspelige vrouw de schijn van huwelijkstrouw bewaren, dan moet ze trachten de man vóór te zijn. Immers, hij kon eens aan haar gaan twijfelen en een teken van haar eisen. Vraagt zij nu echter een teken van zijn huwelijkstrouw, dan is deze aanval de beste verdediging en wordt de bewijslast op de onschuldige partij gelegd.

Zo wil Israël door het eisen van een legitimatiebewijs alle verdenking van zichzelf afschudden en op de trouwe partij afwentelen. Zo kan ze het best haar eigen verbondsbreuk verbergen.

Maar Jezus tekent deze tactiek als het duivels spel van een overspelige vrouw. Juist het eisen van een teken bewijst reeds, dat de liefde geweken is. De liefde vraagt geen apart en opvallend teken, maar ziet óveral de tekenen opgestapeld. Wie twijfelt aan de liefde van de echtgenoot, wordt door de duurzaamste geschenken van die liefde niet overtuigd. Maar wie in de liefde leeft en van de liefde van de andere partij overtuigd is, ziet in alle gesprekken en daden, in elk gebaar en in het kleinste geschenk, het bewijs van die liefde.

Alleen het overspelig hart vraagt bewijzen, omdat het zelf het bewijs van de liefde niet bezit. Wie in de liefde leeft, heeft geen aparte bewijzen nodig, omdat dan alles bewijs wordt.

De mens komt niet door het aanschouwen van tekenen tot het geloof, omdat de tekenen alleen bewijzen zijn voor hem, die gelooft. Al wie tot Christus komt en eerst een teken verzoekt, eerst door ‘bewijzen’ van Zijn waarachtigheid wil overtuigd worden, bewijst alleen zijn onbekeerlijkheid en ontrouw. Waar we dit teken dan ook begeren te ontvangen, hetzij in de vorm van een wonder, hetzij in één of andere ervaring of zielsbevinding, waarin Christus Zich eerst moet legitimeren – het is alles bewijs van geschonden trouw en van weigering tot geloof. Dit teken-eisen verwerpt Hem en Zijn Woord.

’t Is dan ook schijnvroomheid, misschien ook zelfbedrog, wanneer het geloof van welk teken ook maar afhankelijk wordt gemaakt. Bevestiging (teken) is er alleen voor hen, die de betekende zaak (geloof) bezitten.

 

Het teken van Jona de profeet
Dit overspelig geslacht ontvangt tóch een teken.

Het teken van Jona de profeet.

De omschrijving door Lukas geeft verduidelijking: “Want zoals Jona voor de inwoners van Ninevé een teken geweest is, zo zal ook de Zoon des mensen het zijn voor dit geslacht.”

Dan komt de vraag op, in wélke zin Jona een teken kon zijn voor Ninevé.

In tegenstelling tot vele andere profeten heeft Jona zijn prediking niet ‘bewezen’ door tekenen en wonderen. Het enige, wat we van hem weten, is dat hij te Ninevé predikte. En de Ninevieten moesten het doen alleen met het gepredikte woord. Geen teken uit de hemel legitimeerde de zending van deze prediker. En toch hebben de Ninevieten een teken ontvangen. Niet een teken dat hij voor hun ogen dóet, maar het teken, dat God van hemzelf gemáákt had. Hij dóet geen teken, maar is een teken. Hij is dit in zijn komen, zijn verschijning, zijn prediken. Hoe zal hij een duidelijker en vaster legitimatiebewijs aan zijn hoorders kunnen verstrekken, dan te wijzen op zichzelf?

Is Jona in zijn predikend doortrekken door de straten van Ninevé niet een duidelijk bewijs van Goddelijke zending? Slechts Goddelijke kracht kon hem bewegen zijn profetisch woord aan deze stad te brengen. Slechts doordat met Goddelijk alvermogen alle koppige weerstand was gebroken, werd de weg van de profetische prediking naar Ninevé gebaand. Nee, Jona behoeft geen teken te dóen: hij is zelf het krachtigste bewijs, dat God hem gezonden heeft. De weg naar Ninevé kon alleen door de Heere zelf gebaand worden. Die weg is er gekomen, niettegenstaande het taai verzet van Jona zelf, niettegenstaande zijn vlucht van Ninevé af, niettegenstaande de storm, het in-zee-geworpen-worden; de grote opslokkende vis, het drie-dagen-lange graf in het binnenste van het monster. Zó heeft de Heere Zijn knecht naar Ninevé doen gaan! Wat zullen zij nog voor een teken vragen? Hij zelf in z’n verschijning is het grote wonder, het levendigste legimitatiebewijs.

Hier komt dan ook het teken op zijn plaats.

Het doet zijn werking aan hen, die geloven. De Ninevieten, die Jona’s prediking niet geloofden, en niet aanmerkten als het Woord van de waarachtige God, hebben ook dat wonderverhaal van zijn ‘fantastische’ reis niet geloofd. En indien het nog waar zou zijn, kon ieder ander het dan niet evenzo zijn overkomen?

Maar wie zijn woord als het Woord van de Heere aannamen, zagen in Jona’s wedervaren het helderste bewijs, dat hij werkelijk door de Heere gezonden was. Het bewijs daarvan hadden zij in Jona zelf.

 

Jezus is het teken
Zo zal nu ook aan het overspelig geslacht uit Jezus’ dagen geen ander bewijs gegeven worden dan de Ninevieten in Jona ontvingen. Jezus zal geen teken dóen, maar zelf voor hen het teken zijn. De Heere zal Hem tot een teken maken.

Zo zal Hij zelf een bevestiging zijn van Zijn Goddelijke zending. Een bevestiging van alles, wat Hij geleerd, verkondigd heeft. Dat zal Hij gemaakt worden en zijn in Zijn dood en begrafenis. Allen, die Zijn Woord geloofd hebben, zullen daarin  het Goddelijk legitimatiebewijs ontvangen. En het zal hun genoeg zijn. Meer dan alle tekenen, die Hij voor hun ogen zou verrichten. Hier komt het teken weer op zijn plaats. Niet als de weg tot het geloof, want wie Zijn woorden niet geloofd heeft, zal dit legitimatiebewijs van Zijn dood en begrafenis (en opstanding) niet toereikend achten. Het teken kan nimmer de weg zijn, die het ongeloof in geloof doet overgaan.

Toch ontvangt dit overspelig geslacht geen ander teken.

Zij vragen om iets, dat bij het Woord zou bijkomen en bewijskracht zou hebben in zichzelf. Ze ontvangen alleen bevestiging van het Woord, waardoor hun ongeloof zal worden verzwaard.

Maar wie aan het Woord, de prediking van Christus genoeg heeft – die heeft ook aan het teken van Jezus genoeg. Zijn geloof wordt er door bevestigd.

Hij heeft dan ook in Christus eerst geloofd omwille van Zijn Woord en ontvangt nu in Christus Zelf het legitimatiebewijs.

 

Genoeg aan het Woord
Zo zegt Christus tegen dit geslacht, dat het genoeg moet hebben aan Zijn Woord. Alleen het overspelig geslacht verlangt meer. Maar de trouwe bruid heeft genoeg aan de betuiging, aan het Woord van de Bruidegom. Of anders: de schapen kennen de stem van de Herder. Het geloof is te voornaam, dan dat het zou steunen op de zwakke draagbalken van de tekenen.

Zo zullen we nu als trouwe bruid aan het Woord van onze Heere genoeg moeten hebben. Meer hebben we niet nodig in deze wereld; in geen enkele omstandigheid, waarin we kunnen komen.

Alleen wie aan Zijn Woord genoeg heeft, zal straks in de grote ergernis van de eind-tekenen blijven staan.

Want tekenen komen er nog. Maar bij de anti-christ.

Straks is er een gemeente zonder uitwendige tekenen en alleen met de armoede van het Woord van de Heere. En tegenover haar is de anti-kerk waarin verblindende tekenen het overspelig geslacht tot zich zullen trekken. De ergernis zal groot zijn. Onze tekenen zijn ons ontnomen en het teken-loze zal voor velen bewijs zijn van het onbetekenende van de gemeente. De glans van het teken aan de overzijde zal voor velen betekenisvol zijn. In die verzoeking zal het openbaar worden of wij genoeg hebben aan het Woord van de Christus, bevestigd in het teken van Jezus.

Wie daaraan genoeg heeft, zal in de teken-loze openbaring van Christus’ kerk juist het teken zien van haar waarachtigheid – want ook dit is bewijs van het autarke (genoeg-zijnde, red.) Woord van de Heere.

 

[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: M.B. van ’t Veer, Het rijke woord (Goes: Oosterbaan & Le Cointre, z.j.), pp. 31-34. Voor de leesbaarheid zijn ook tussenkopjes toegevoegd.