Vandaag aflevering 54 in de rubriek ‘Genade geneest’. We komen nu aan het einde van de rubriek ‘Genade geneest’, dus dit is de laatste aflevering.
Het geloof in de beloften van God, ik kan ook zeggen, in de gekruisigde en opgestane Heiland, is onmisbaar tot zaligheid. Het wordt in ons hart gewerkt door de Heilige Geest, Die in de regel daarvoor gebruikt de verkondiging van het Evangelie. Want het heeft God behaagd door de prediking zalig te maken, die geloven. Het werd in Paulus’ dagen wel dwaasheid geacht, al dat preken, zoals ook in onze dagen de ambtelijke verkondiging, de herautendienst van ’t Woord van God meer en meer in diskrediet geraakt, maar toch blijft dit het middel dat God gebruikt om het geloof in het hart te doen geboren worden.
Daarom zendt de kerk verkondigers van de blijde boodschap van de Heere naar de heidenen. Daarom wordt dat Evangelie onophoudelijk gepredikt in het midden van de gemeente. Zoals Paulus het Timotheüs op het hart bindt: verkondig het Woord, dring er op aan, gelegen of ongelegen, wederleg, bestraf en bemoedig met alle lankmoedigheid en onderrichting.
Daarom is ook de prediking in het midden van de gemeente van zo groot belang: niet alleen voor de werking, maar ook voor de sterking, voor de onderhouding, voor het in stand blijven van het geloof.
Want zoals ons natuurlijk leven om in stand te blijven, gedurig gevoed moet worden, zo heeft ook het leven dat door het Woord Gods als door het Instrument des Gemeente, in ons werd gewerkt steeds voedsel nodig. Welnu, datzelfde Woord van God, dat het geloof werkte, sterkt het ook. En ook dat sterken hebben wij bitter nodig. Het geloof wordt immers onophoudelijk aangevochten, door de satan, die daarvoor ook vaak onze levensomstandigheden gebruikt. Vooral tegenheden als pijn, ziekte, armoede, ellende, vereenzaming en zoveel meer.
Daarom kunnen wij de prediking niet missen. Daarom is elke ledige plaats in de kerk op zondag een aanklacht tegen hem of haar die zonder voor de Heere geldige reden die plaats leeg gelaten heeft. En onze kinderen zo gauw ze daartoe in staat zijn, nemen we mee. Helaas zijn er in elke kerk wel mensen die met het komen tot de prediking geen ernst maken. Er zijn zelfs wel gemeenten bekend om hun ontrouwe kerkgang. Geen wonder dat dan het geloofsleven niet bloeit, maar kwijnt. Geen wonder dat we zwak worden, als wij weigeren te eten. Geen wonder dat we geestelijk zwak worden als we de voor ons bereide geestelijke spijs verachten.
Door de prediking wordt het geloof mede in stand gehouden. Dat wil zeggen: niet automatisch, maar als wij naar het gepredikte woord luisteren en het ook aanvaarden. Wij kunnen ook met gesloten harten naar de kerk gaan. Onachtzaam zijn, slapen. Verstrooid zijn. Wij hebben onder de prediking werkzaam te zijn. Want horen is inspannend werk.
Elke voor de Heere niet te verantwoorden lege plaats is een aanklacht. Er zijn echter ook lege plaatsen, die door het bestel van de Heere leeg staan. Dat zijn de plaatsen van onze zieke, zwakke en oude broeders en zusters. Al voelen zij het als een gemis dat ze niet mee kunnen gaan, toch komen ook zij niet tekort. Dan zorgt De Heere wel dat het Woord op andere wijze tot hen komt om hen te sterken. Door het bezoek van de dominee en de ouderlingen bij voorbeeld. Wat een genade dat de Heere ambtsdragers gaf. Door goede lectuur. Bovenal door het lezen en horen lezen van de Heilige Schrift. Als ons geloof- wie we ook zijn en hoe het ook met ons gesteld is- zwak is of kwijnt, het ligt aan de Heere niet. Hij is getrouw, ook in het uitreiken van ons geestelijk voedsel.