Het fundament van belijdenis en kerkorde (een boekrecensie)

Door: M.R. Vermeer

 

‘We mogen de belijdenis niet bóven de Schrift stellen.’ ‘De kerkorde bevat menselijke afspraken, die niet rechtstreeks op de Schrift zijn gebaseerd.’ We hebben allemaal weleens dergelijke uitspraken gehoord. Uitspraken die een kern van waarheid bevatten. Toch, wanneer dit zo wordt gezegd, voel je soms aan… is hiermee wel álles gezegd? Wordt hiermee wel écht recht gedaan aan de belijdenis en de kerkorde?

Het is daarom goed om stil te staan bij een boekje waarin wordt gewezen op het levensbelang van de gereformeerde belijdenis. Dit is het boekje ‘Het historisch fundament’ door J.F .Munneke, tweedehands nog goed verkrijgbaar en in duidelijke taal geschreven.[1] We willen de inhoud van dit boekje eens kort langsgaan.

 

De belijdenis, een historisch fundament
Wat is dat nu eigenlijk, het ‘fundament’ van de kerk? Een belangrijke vraag. We herinneren ons dat nog kort geleden in De Gereformeerde Kerken (DGK), tijdens de synode van Groningen (2014-2015), deze zaak naar voren is gekomen. Door sommige afgevaardigden is geageerd tegen de gedachte dat de belijdenis en de kerkorde tot het fundament van de kerk zouden behoren. Het ‘fundament’ van de kerk? Dat is toch alleen het fundament ‘van apostelen en profeten’ (Ef. 2:20)?

Wat is hiermee toch een onjuiste voorstelling gegeven! Tijdens de synode destijds waren er dan ook afgevaardigden die zich hiertegen (nog) durfden verweren. Het fundament van de kerk, dat is inderdaad Jezus Christus. Jezus Christus zoals Hij is geopenbaard in Zijn Woord, zoals dat is verkondigd door apostelen en profeten. Maar dit Woord dient ook uitgedragen te worden. Zo is de kerk een ‘publicatiezuil’ van de waarheid (1 Tim. 3:15). De kerk spreekt daarbij de Schrift na, als een ‘amen’ op het Woord. De belijdenis van de kerk is dus een naspreken van Gods Woord, met mond én hart.

In het onderhavige boekje wordt duidelijk op dit alles gewezen. De belijdenis wordt hier als nagesproken Woord terecht gerekend tot het fundament van de kerk. Een historisch fundament.

Een historisch fundament wat een eenheid vormt, en waaraan we dan ook niet moeten ‘knutselen’, door er een eigen interpretatie aan te geven, of door een onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken binnen de belijdenis. Wat dit laatste betreft had de auteur nog kunnen wijzen op een beeld van K. Schilder: een cirkel heeft een middelpunt (een kern) en een omtrek, maar de ‘kern’ kan er alleen maar zijn, doordat er een omtrek is. Laten er ‘bijzaken’ zijn, ze behoren toch helemaal bij de cirkel en vallen er niet buiten!

Duidelijk wordt in dit boekje ook de wérkelijke katholiciteit van de belijdenis aangewezen: de leer van de kerk is algemeen, spreekt een ieder aan, alle eeuwen door.

 

Oók de kerkorde
Maar hoe zit het dan met de ‘kerkorde’? Goed, laat de belijdenis de Schrift naspreken, de kerkorde bevat toch overduidelijk allerlei menselijke afspraken? Zijn niet, om een voorbeeld te noemen, in DGK (hersteld) na 2003 de afspraken met betrekking tot een Particuliere Synode geschrapt, omdat er te weinig ‘mankracht’ was?

En wat moet je dan met art. 3 van de Kerkorde over de ‘wettige roeping’ van ambtsdragers wanneer er geen of weinig predikanten of leespreken zijn? Dan maar bijvoorbeeld recente leespreken van hedendaagse predikanten uit de GKv of CGK die wel ‘goed’ zijn? Een praktijk die voorkomt in bijvoorbeeld de Gereformeerde Kerken Nederland (GKN).

De auteur wijst in dit boekje op het grote belang óók van de kerkorde. De kerkorde is de praktische uitwerking van de belijdenis. Zonder een kerkorde hangt de belijdenis als het ware in de lucht! De kerk is niet een groep losse personen, maar een organisatie met afspraken. Afspraken die gegrond zijn in de belijdenis als nagesproken Woord van God.

Uiteraard – de auteur wijst daar ook op – bevat de Kerkorde afspraken met een verschillend ‘soortelijk gewicht’. Zo is bijvoorbeeld de afspraak dat minstens iedere drie maanden een classisvergadering moet plaatsvinden (art. 41 KO) andersoortig dan de bepaling dat een ambt niet zonder wettige roeping mag worden bekleed (art. 3 KO). Het geeft eens te meer aan hoe zorgvuldig met de Kerkorde als historisch fundament moet worden omgegaan. De paragraaf waarin over de betekenis van de Kerkorde wordt gesproken (par. 5.7) had wat mij betreft ook in het eerste hoofdstuk mogen staan, waarin vooral de plaats van de belijdenis wordt behandeld.

 

Een rijke historie
Uitvoerig wordt in dit boekje stilgestaan bij de geschiedenis waarin dit historisch fundament (wat de Drie Formulieren betreft) is gelegd. De levensgeschiedenis van Guido de Brès wordt nagegaan, ook hoe zijn blijven staan op dit fundament heeft geleid tot zijn martelaarschap. Het ontstaan en de betekenis van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Kerkorde worden behandeld. Lees een aantal hoofdstukken maar eens rustig door als u tijd hebt.

Het blijft altijd weer opvallend (maar toch ook weer niet verrassend, zie bijv. Gal. 1:6), dat vaak zo kort nadat het fundament is verstevigd, toch de sloophamers weer tevoorschijn komen. Dit gebeurde bijvoorbeeld rond 1618/19, tijdens de Remonstrantse twisten. Wat is er toen gevochten om het behoud van de kerk, om het aloude geloof. In dit boekje wordt een duidelijk licht geworpen op de historische gebeurtenissen rond de Synode van Dordrecht.

Ook wordt erop gewezen dat later, in de 19e eeuw door de Afscheiding en in de 20e eeuw door de Vrijmaking, gehandeld moest worden overeenkomstig de ‘belofte van Dordt’. Overeenkomstig de belofte om in de belijdenis van het geloof standvastig te volharden. Ook toen is er al spoedig weer verzet gekomen tegen de Schriftuurlijke leer, bijvoorbeeld door de ‘Open Brief’ van 1967. Ook toen mochten de kerken bewaard blijven bij het Woord.

 

Een waarschuwing
Zo gaat van het lezen over de kerkgeschiedenis voor ons een rijke troost uit: de Here zal blijven zorgen voor Zijn kerk. Ook een waarschuwing: we mogen dit nooit als een vanzelfsprekendheid beschouwen. Wat is er in de geschiedenis van Gods kerk niet gestreden om het behoud van de kerk, laten ook wij zo ‘werkzaam’ zijn.

In het slothoofdstuk van dit boekje (de 2e druk is van 1985) wordt erop gewezen dat wolken zich samenpakken boven de kerk: “Er is zwaar weer op tilt. Zal de kleine kerk staande kunnen blijven als de storm aangroeit tot orkaankracht?”  Gewezen wordt op een nieuw levensgevoel waarin de ervarende mens centraal staat. “God is een ervaring in het horizontale vlak. Je hebt een verrassende ontmoeting of een goed gesprek, je ontvangt onverwacht hulp van je buren: dat is de werking van Gods Geest. Je beleeft iets wat extra fijn is of diep schokt. Daarin heb je God. Jouw ervaring is Zijn openbaring.”

Wij die nu leven, maken deze tijd nu mee, een tijd waarin de ‘ervarende mens’ centraal staat. We maken ook mee dat de kerk met kleine kracht mag overwinnen in deze strijd. Wanneer we zo mogen blijven staan op het historisch fundament, zullen we het óók meemaken te mogen staan op het Schriftuurlijk fundament van het Nieuwe Jeruzalem, het fundament van de  apostelen en het Lam (Openb. 21:14).

 

[1] Zie www.boekwinkeltjes.nl.

image_pdfimage_print