Het bestaansrecht van DGK

Door: J. Bos

 

De Vrijmaking van 2003 lijkt de laatste tijd steeds meer ondergesneeuwd te raken. Aangezien het bestaansrecht van DGK juist in die Vrijmaking gelegen is, willen we in dit artikel in het kort eens nagaan waar het toendertijd eigenlijk om ging. We zullen daarbij niet allerlei zaken bespreken die tot de Vrijmaking hebben geleid (zoals de besluiten met betrekking tot het vierde en zevende gebod, Liedboek-liederen, enz.), maar we willen ons concentreren op het essentiële punt. Verder willen we aandacht besteden aan de manier waarop het bestaansrecht van DGK wordt gerelativeerd.

Het essentiële punt van de Vrijmaking van 2003 is dit, dat in 2003 in de ‘Akte van vrijmaking of wederkeer’ is uitgesproken dat de GKv ‘niet langer gezien kunnen worden als ware Kerk (artikel 29 Nederlandse Geloofsbelijdenis)’. Op grond daarvan werd gezegd ‘… dat het niet langer verantwoord is om deel te blijven uitmaken van een gemeenschap die zich, ondanks herhaalde oproepen tot reformatie en bekering, vastgelegd heeft op afwijking van Schrift en belijdenis.’

Nadat op grond van de Vrijmaking van 2003 gemeentes waren geïnstitueerd, als voortzetting van de GKv, mochten deze zich met recht (de wettige adressen van) de ware kerk in Nederland noemen. Toen werd het eigenlijk heel eenvoudig. Volgens art. 28 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis handelen allen die zich niet bij de kerk voegen, in strijd met Gods bevel. Dat gold dus ook voor iedereen die op dat moment zonder geldige reden in de GKv achterbleef, en zich niet bij een DGK-gemeente voegde.

Zoals hierboven gezegd, lijkt de Vrijmaking steeds meer ondergesneeuwd te raken. Zo wordt in commentaren op de verkeerde koers en de verontrusting in de GKv een verwijzing naar de Vrijmaking vaak pijnlijk gemist. Er wordt ach en wee geroepen over hoe erg de besluiten van de GKv-synode toch wel zijn (en dat zijn ze), en meegeleefd met de verontrusten, en ze krijgen bemoedigende woorden. Maar ze worden er niet op gewezen dat ze zich in strijd met Gods bevel niet bij de ware kerk voegden en dat ze zodoende hun verontrusting in feite aan zichzelf te wijten hebben. Dit betekent een sterke relativering van de Vrijmaking van 2003, en daarmee van het daarin gegronde bestaansrecht van DGK.

Als voorbeeld van deze relativering noemen we een artikel van ds. M.A. Sneep van DGK Groningen, dat op 14 juli 2017 is gepubliceerd op de website eeninwaarheid.info[1]. Hij heeft het over allerlei wissels die zijn omgegaan of nog kunnen omgaan, en komt dan met de volgende uitspraak: ‘De trein van de GKv bevindt zich op zeer gevaarlijk spoor en dreigt al langere tijd te ontsporen. Als zij al niet ontspoord is.’ Wij zeggen: ‘Wakker worden, dominee! Een trein kan maar één keer ontsporen en dat is met deze trein al gebeurd in 2003.’ Verderop schrijft hij dat hij GKv-ers in nood probeert ‘te bemoedigen, aan te sporen niet de moed te verliezen maar trouw het spoor achter Christus aan te volgen.’ Maar wat kan het spoor achter Christus aan in deze situatie nu anders zijn dan het zich voegen bij de ware kerk? Daarover schrijft hij echter geen woord. Dat verontrusten in de GKv dit niet zien, is nog te begrijpen, maar het is op z’n zachtst gezegd nogal vreemd dat een dominee van een DGK-gemeente ze daar niet op wijst.

Over de relativering van het bestaansrecht van DGK hopen we meer te schrijven in een volgend artikel.

 

[1] http://eeninwaarheid.info/index.php?rub=7&item=1458

image_pdfimage_print