Het aanvullend gebed

Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van ds. E. Th. van den Born (1900-1982).[1]


…maar Elia klom naar de top van de Karmel, boog zich voorover ter aarde. Vervolgens legde hij zijn gezicht tussen zijn knieën ~ 1 Kon. 18:42b

 

Het is na het offer op de Karmel door Elia en na het doden van de Baäl-priesters bij de beek Kison een bijzondere gebeurtenis. Elia zegt wel tot Achab: trek op, eet en drink, want er is een geruis van een overvloedige regen; hij hoort dus wel profetisch in zijn geest de nadering van de regen, het beloofde verbondsgeschenk, maar de zon blijft schijnen en de lucht verandert niet. Had die regen nu niet onmiddellijk moeten komen? Is de Heere niet betrouwbaar? Heeft hij niet gezegd (1 Kon. 18:1) dat Hij regen geven zou op de aardbodem? Ja, dat is ons geloofsuitgangspunt: de Heer is zo getrouw als sterk. Dus waarom komt de regen niet, nu de Heere weer als God erkend is, vers 39, en nu de gruwel onder Israël is weggedaan, de zondige baäl-cultus, vers 40, waarom keert de Heere nu niet in gunst tot Zijn volk terug, en bezoek Hij Zijn erfvolk niet met Zijn zegen?

Er heeft aan dit alles één ding ontbroken. Het erkennen van de Heere, het wegdoen van de gruwel van de afgoderij is van de zijde van het volk een opus operatum geweest, een verbondsgehoorzaamheid, waarbij men gelooft, dat de verbondszegen er automatisch mee meekomt. Maar de verootmoediging van de harten, het wederkeren tot de Heere met schuldbelijdenis, dat is op de Karmel niet gezien. Zover was Israël met zijn koning ontwend aan de omgang met de Heere, zo weinig verstond het meer van de vrees van de Heere, dat noch de koning, noch het volk zagen, wat hier nog ontbrak, wat hier nog de hemel gesloten hield, wat hier nog de vloek deed branden, namelijk het gebed van de verootmoediging.

Alleen Elia, de man van God, de ambtsdrager, die ziet het, die begrijpt het. Het werk is nog niet af, de terugkeer van Israël is nog niet naar het Woord van God. Immers, wij lezen in 2 Kron. 7 bij de inwijding van de tempel, dat de Heere aan Salomo verscheen en tot hem zei: Ik heb uw gebed verhoord, en Ik heb voor Mijzelf deze plaats verkoren als offerhuis. Wanneer Ik de hemel sluit, zodat er geen regen valt… en Mijn volk, waarover Mijn Naam is uitgeroepen, in ootmoed buigt en bidt, en zij Mijn aangezicht zoeken… dan zal Ík vanuit de hemel horen, hun zonden vergeven en hun land genezen. Maar dit heeft Israël nog niet gedaan. Zij hebben op de Karmel de Heere erkend, de afgoderij weggedaan, maar zij hebben niet in verootmoediging tot God gebeden, en zo naar de geopenbaarde dingen de verbondszegen afgesmeekt van de Verbondsgod. En dit heeft Achab ook niet gedaan. Hij heeft er ook niets van begrepen, wat zijn theocratische roeping wel was op dit ogenblik. Hij heeft van David niets verstaan in zijn verootmoediging op de dorsvloer van Arauna.

En zo wordt ons Elia’s handeling duidelijk. Hij gaat bidden. En zijn gebed is het aanvullend gebed om zo het land te verbidden, en de vloek te doen ophouden. Als dit gebed niet gebeden wordt, dan blijft de zon stralen, en de vloek branden, dan keert God nog niet terug in gunst om de levensbronnen voor Zijn volk weer te openen.

En als wij van Elia lezen, dat hij zich voorover boog ter aarde, dat hij dus op de grond ging zitten, zijn knieën optrok, en zijn hoofd tussen zijn knieën legde, dan hebben wij hier de man van God, die zich voor het gehele volk verootmoedigt voor de Heere, de man van God, die hier bidt als één voor allen, en schuldbelijdenis doet, en zo, conform het Woord van God, de belofte van God lossmeekt van de Heere. Nu Elia zich verootmoedigt voor geheel het volk, nu wordt alles gedaan, wat de Heere van Zijn volk vraagt: de erkenning van Zijn Naam, het wegdoen van de gruwel, en de verootmoediging van de harten. Als Elia zal gebeden hebben, dan moet de Heeren horen, want zo heeft Hij Zichzelf verplicht te luisteren naar Zijn volk.

Maar dit gebed van de verootmoediging, dit aanvullend gebed moet volkomen zijn. De Heere laat Eliza zeven maal bidden. De Heere laat hem dus een symbolische volkomenheid bereiken in zijn verootmoediging. Elia wordt dus niet verhoord omdat zijn verootmoediging volkomen is, maar omdat Elia aan Christus vooruit gaat, omdat Christus straks komen zal. Als Christus gekomen is, dan zal gezien worden, waarom het hier op de Karmel en over de velden van Israël begon te regenen, en het leven weer begon op te bloeien. Israël wordt aangezien in Hem. En Zijn werk zal volkomen zijn. De erkenning van de Naam van de Heere, de vervulling van alle gerechtigheid en de volkomen verootmoediging. En Zijn verootmoediging zal zo volkomen zijn, dat Hij Zich laat verbrijzelen door de Heere, om zo als Verbondshoofd de verbondszegen los te werken voor al de Zijnen.

Omdat Christus komen zou, daarom wordt Elia’s gebed op de Karmel verhoord. Dus die regen, die toen de velden verkwikt heeft, en weer leven vergund heeft aan het volk Israël, die regen was er om Christus’ wil. En ons brood en water is er ook om Christus wil. Elke dag is het er vanwege de genade in Christus Jezus. Hoe zullen wij ons dan dagelijks bekeren tot God, om elke dag te doen de wil van de Vader, Die in de hemel is! Alleen zo is het waar: Zijn gunst alom verspreid, zal bestaan in eeuwigheid.

[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: E.Th. van den Born, Van Souvereine Liefde (Goes: Oosterbaan & Le Cointre, z.j.).