‘Groeiende verandering’ (5)

Door: J. Bos

 

In ons vorige artikel in deze serie constateerden we, dat het draaipunt van de groeiende verandering binnen DGK ligt in de manier waarop de leer over de kerk werd c.q. wordt toegepast. Het uitgangspunt van beleid is verlegd van ‘het adres van de kerk’ naar de ‘katholiciteit van de kerk’. We lieten zien dat dit een principiële verandering is, omdat het uitgangspunt niet meer wordt genomen in iets wat concreet aanwijsbaar is (het adres van de kerk), maar in iets wat we los van het concreet aanwijsbare adres niet kunnen waarnemen (de katholiciteit van de kerk). We kunnen het ook als volgt weergeven: het uitgangspunt van beleid wordt niet meer bepaald door de kenmerken waaraan men de ware kerk kan kennen (genoemd in art. 29 NGB), maar door (een van) de eigenschappen van de kerk (zie art. 27 NGB).

Om het verschil tussen ‘kenmerken’ en ‘eigenschappen’ aan te geven, citeren we nogmaals uit ‘Het amen der kerk’ van ds. J. van Bruggen:

‘De kenmerken der kerk zijn niet haar eigenschappen (…), waarin het eigenaardige van haar leven altijd slechts gebrekkig uitkomt, maar de normen, die God in de Schrift voor haar werkzaamheid heeft bekend gemaakt.’
(…)
‘Dus is het bij elke aan-éénsluiting der gelovigen de vraag, of hun gemeenschap hierin trouw is en dit doet op de wijze, waarop de Heere het bevolen heeft. Indien dit door Gods genade zo is, dan zal er ook bij die vergadering nog veel gebrek overblijven en zullen de eigenschappen der kerk bij haar nog slechts gebrekkig aan de dag treden, maar dan wordt daar toch vergaderd, bijeengebracht en bijeengehouden, naar het Woord des Heeren.’[1]

Hieruit leren we dat de ‘kenmerken’ de (vaste) normen zijn die gehanteerd behoren te worden, en dat de (gebrekkig functionerende) ‘eigenschappen’ geen normen zijn, en ook niet kúnnen zijn. Zoals we hebben gezien, houdt de ‘groeiende verandering’ binnen DGK in dat de eigenschap ‘katholiciteit’ uitgangspunt van beleid is geworden. Als gevolg daarvan wordt er een ‘katholieke maatstaf’ gehanteerd, waardoor deze eigenschap boven de kenmerken wordt gesteld. Het besluit van de synode van Lansingerland 2017/18 met betrekking tot de Liberated Reformed Church Abbotsford (LRCA) bijvoorbeeld, spreekt wat dat betreft boekdelen. Besloten is namelijk: ‘om met de zusterkerk te Abbotsford het gesprek aan te gaan over de katholiciteit van de kerk met betrekking tot de rechtmatigheid van haar afscheiding en haar kerkelijke positie van nu.’ De ‘katholiciteit’ wordt hier als breekijzer gebruikt om de rechtmatigheid van de vrijmaking van de LRCA en haar ‘ware kerk’-zijn ter discussie te stellen. Terwijl deze een- en andermaal door DGK zelf als wettig zijn erkend. Maar dat was dan ook in een vroegere tijd, toen het juiste uitgangspunt nog werd gehanteerd. Tegenwoordig heeft een andere geest de touwtjes in handen. Opmerkelijk is in dit verband overigens dat juist de LRCA in 2008/09 voluit katholiek handelde, toen zij contact zocht met DGK[2] en, als enige kerk ter wereld, de rechtmatigheid van de Vrijmaking van 2003 erkende.

 

[1] Ds. J. van Bruggen, Het amen der kerk; de Nederlandse Geloofsbelijdenis toegelicht, Goes, Oosterbaan & Le Cointre N.V., 1964, pag. 145
[2] http://www.lrcabbotsford.com/offdocs/3-Letter%20to%20Deputies%20BBK%20Hersteld.PDF

image_pdfimage_print