Door: J. Bos
In deze zevende aflevering van de serie artikelen naar aanleiding van het gespreksdocument van het DGK-deputaatschap ACOBB wijzen we op enkele passages die elkaar in feite tegenspreken.
Gespreksdocument: Van die éne katholieke of algemene kerk mag niemand zich afscheiden. Het kan zover komen dat de gelovigen zich moeten afscheiden van een kerkinstituut. Dan moeten zij, zegt art, 28 NGB, zich afscheiden ‘van hen die niet bij de kerk horen’. (…) Afscheiding is dán nodig, als deze vereist is om katholieke kerk van Christus te blijven (…).
Gespreksdocument: (…) Als blijkt dat er kerkelijke gemeenschappen naast elkaar bestaan, die zich voluit willen houden aan de Schrift en aan de Schriftuurlijke belijdenis, dan drijft het Woord van de Here tot kerkelijke eenheid (Efez. 4:1 – 6; Joh. 17). Als het ‘oecumenisch willen’ ontbreekt, dan is de katholiciteit van de kerk in geding.
Dan kan niet volstaan worden met het beleven van geestelijke eenheid over de ‘kerkmuren’ heen. Kerkverbandelijke eenheid en het zich houden aan kerkverbandelijke afspraken is ook met deze Schriftuurlijke opdracht tot eenheid gegeven (Openbaring 1 – 3).
Met betrekking tot het eerste citaat hebben we eerder iets geschreven in het tweede artikel in deze reeks.[1] Deze keer willen we de aandacht vestigen op een ander aspect, nl. het feit dat er (op zich terecht) staat dat de gelovigen zich, naar art. 28 NGB, moeten afscheiden ‘van hen die niet bij de kerk horen’. De vraag is dan echter op basis waarvan in het tweede citaat wordt gesproken van het naast elkaar bestaan van ‘kerkelijke gemeenschappen, (…) die zich voluit willen houden aan de Schrift en aan de Schriftuurlijke belijdenis’, en van ‘het beleven van geestelijke eenheid over de ‘kerkmuren’ heen’. Want de huidige kerkelijke situatie in Nederland is het gevolg van de opeenvolgende reformaties die vanaf de 16e eeuw hebben plaatsgevonden, waarbij we ons hebben afgescheiden ‘van hen die niet bij de kerk horen’.
Ten eerste: er wordt gesproken van ‘kerkelijke gemeenschappen’. Maar het onderwerp is toch ‘de katholiciteit van de kerk’, en niet ‘de katholiciteit van kerkelijke gemeenschappen’? Natuurlijk, iedere ware kerk vormt óók een kerkelijke gemeenschap, maar niet elke ‘kerkelijke gemeenschap’ is een ware kerk. (Evenzo: iedere ware kerk is de katholieke kerk ter plaatse, maar niet elke zich katholiek noemende ‘kerk’ is de ware kerk.) Verder: kan ‘het beleven van geestelijke eenheid over de ‘kerkmuren’ heen’ überhaupt bestaan, nu er afscheidingen zijn geweest? Afscheiden betekent immers dat de geestelijke eenheid verbroken is. (Overigens is het merkwaardig dat in een ‘gereformeerd’ document ‘het beleven van’ als uitgangspunt wordt gehanteerd.)
Wij houden er liever aan vast dat de ‘ware kerk’ en een, zeg maar, ‘orthodoxe kerkelijke gemeenschap’ niet op hetzelfde niveau staan. Als blijkt dat ergens een ‘kerkelijke gemeenschap’ zich voluit wil houden aan de Schrift en aan de Schriftuurlijke belijdenis, kunnen die gelovigen dat toch het best tonen door zich in overeenstemming met de roeping van art. 28 en 29 NGB bij de ware kerk te voegen, met (onbekrompen) erkenning van haar recht op die benaming? Sterker nog, als zij zich metterdaad voluit zouden houden aan de Schriftuurlijke belijdenis, zouden zij overeenkomstig art. 29 (het adres van) de ware kerk al hebben ‘onderscheiden’ en opgezocht (of er in voorkomende gevallen niet mee hebben gebroken).
Met het aanvaarden van het gespreksdocument van deputaten ACOBB, dat ook wel als de theologische onderbouwing van de zgn. ‘katholieke afslag’ kan worden beschouwd[2][3], heeft het kerkverband van DGK zichzelf geprofileerd als ‘een’ orthodoxe kerkelijke gemeenschap. En inderdaad, op die manier zal met (leden van) andere orthodoxe kerkelijke gemeenschappen ‘het beleven van geestelijke eenheid over de ‘kerkmuren’ heen’ mogelijk zijn. Maar dat is dan niet de geestelijke eenheid van de ware kerk.
[1] https://semper-reformanda.nl/gespreksdocument-2/
[2] https://semper-reformanda.nl/groeiende-verandering-6-slot/
[3] https://semper-reformanda.nl/gespreksdocument-3/