Door: J. Bos
Nu de zomervakantie voorbij is, pakken we de draad van de serie artikelen naar aanleiding van het ‘gespreksdocument’ weer op. Aansluitend aan het vorige artikel[1] gaan we deze keer wat nader in op het feit dat binnen DGK het ‘meerderheidsrapport’ met betrekking tot de Westminster Confessie ‘slechts’ als studierapport fungeert. Nu lijkt het er niet op dat er veel is of wordt gestudeerd in dit rapport. Terwijl studie wel noodzakelijk zou zijn, alleen al vanwege het feit dat daarin de Westminster Confessie ‘een niet te onderschatten gevaar voor de kerk’ wordt genoemd. Het rapport is niet aanvaard, maar de in veler ogen omstreden inhoud is ook niet afgewezen. De vraag blijft dan: is het waar wat daar in dat rapport staat? Aan deze vraag wordt nog steeds voorbijgegaan. De praktijk toont echter een ontkenning, waaruit blijkt dat men geen gevaar ziet, of niet (meer) wil zien, dan wel niet (meer) kan zien.
Gespreksdocument: Dat [2] neemt niet weg dat kritiek te oefenen valt op enkele onderdelen van de Westminster Confessie.
Het kan duidelijk zijn dat hier een compromisformulering is gebruikt: er valt kritiek te oefenen; van welke orde die kritiek is, wordt echter in het midden gelaten. Hiermee kan eenieder uit de voeten. Wie zover gaat met zijn kritiek dat hij de Westminster Confessie een gevaar voor de kerk noemt, zou deze formulering kunnen onderschrijven, en ook degene die er slechts enkele kanttekeningen bij wil plaatsen. Maar zo maakt men zich wel gemakkelijk af van de vraag waar het werkelijk om draait, nl. of er wat betreft de Westminster Confessie al dan niet sprake is van principiële verschillen, met andere woorden: of deze belijdenis dwalingen bevat of niet.
Het meerderheidsrapport toont duidelijk aan dat er inderdaad fundamentele verschillen zijn tussen de drie formulieren van eenheid en de Westminster Confessie. Ook toont het aan dat die verschillen voortkomen uit een on-Bijbelse opvattingen in de Westminster Confessie. Met het oog daarop valt te wijzen op het Ondertekeningsformulier voor ouderlingen en diakenen c.q. dienaren des Woords, waarin staat (onderstrepingen jb):
Wij ondergetekenden (…) verklaren hierbij voor het aangezicht van de Here, oprecht en met een goed geweten dat wij er hartelijk van overtuigd zijn dat de leer van de drie formulieren van eenheid – de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels – in alle delen geheel met Gods Woord overeenstemt.
Hierop volgt in het formulier voor uderlingen en diakenen:
Wij beloven daarom dat wij ieder naar eigen ambt deze leer met toewijding zullen onderwijzen en trouw verdedigen en elke dwaling, die daarmee in strijd is, zullen afwijzen.
Dit gedeelte luidt in het formulier voor dienaren des Woords aldus:
Wij beloven daarom dat wij deze leer met toewijding zullen onderwijzen en trouw verdedigen, zonder dat wij openlijk of anderszins, al of niet rechtstreeks, iets zullen leren of publiceren wat daarmee in strijd is.
Verder beloven wij dat wij niet alleen elke dwaling, die in strijd is met deze leer, zullen afwijzen, maar die ook zullen weerleggen, bestrijden en helpen weren.
Er staat: elke dwaling. Er wordt dus geen uitzondering gemaakt voor het buitenland.
[1] https://semper-reformanda.nl/gespreksdocument-5/
[2] namelijk: ‘(…) dat de Westminsterconfessie door gereformeerde synodes (Amersfoort-West 1967) getypeerd kon worden als een belijdenis naar het Woord, een gereformeerde confessie.’