Door: J. Bos
Het gespreksdocument van het DGK-deputaatschap ACOBB bevat een alinea waarin het zicht op kerken in het buitenland wordt behandeld. We plaatsen de gehele tekst, waarbij we deze in tweeën knippen om overzicht te houden. In dit artikel gaan we in op het eerste gedeelte, in het volgende op het tweede. Verderop in dit artikel staan ook citaten uit een ander document. We hebben enkele passages uit beide documenten onderstreept ter vergelijking en/of verduidelijking.
Gespreksdocument: Vanwege de katholieke eigenschap van de kerk dient in het zicht op kerken in het buitenland er rekening mee gehouden te worden dat Christus Zijn kerkvergadering in andere werelddelen doet plaatsvinden in de historie van die landen en volken, ‘zodat de kerken een eigen historie hebben, naar de aard van volk en land en hun strijd tegen dwaling en verdrukking, die zich weerspiegelt in de wijze waarop de waarheid Gods in eigen confessies met eigen onvolkomenheid beleden hebben. Zo kunnen er tussen de particuliere kerken van verschillende plaatsen en landen ingrijpende verschillen zijn in inrichting, liturgische gebruiken (vergelijk artikel 47 KO), terwijl men toch wezenlijk samenstemt in het belijden van de waarheid Gods en het handhaven van de ware leer en het bedienen van de sacramenten. Al zijn er andere afspraken inzake het kerkelijk leven, erkent men toch Jezus Christus als het enige Hoofd, terwijl men niet wil afwijken van wat Hij verordend heeft’. Dit wat langere citaat komt uit een Commissierapport dat gediend heeft op de GS van Groningen-Zuid, 1978. (…)
Het genoemde commissierapport is tijdens de synode van Groningen-Zuid 1978 aan de orde gekomen bij de besluitvorming inzake correspondentie met buitenlandse kerken. Het gaat in dit artikel niet om wát er toen is besloten. Evenwel zijn ten aanzien daarvan in de acta van de synode overwegingen opgenomen[1], waarbij er één is die overeenkomst vertoont met het geciteerde uit het commissierapport. Deze overweging luidt als volgt:
d. dat bij het vervullen van deze roeping er rekening mee gehouden zal moeten worden, dat de Here Christus Zijn Kerk vergadert onder verschillende volken en ook met Zijn Kerk onder die volken een weg van eigen historie van verdrukking en strijd tegen dwaling en reformatie is gegaan en nóg gaat; dat hierdoor tussen deze kerken ook verschillen aanwijsbaar kunnen zijn in de wijze waarop zij de waarheid Gods belijden en voorts in de uiterlijke inrichting en liturgische gebruiken en afspraken van kerkregering, terwijl ze toch samenstemmen in het belijden van het Woord van God en het handhaven van de ware leer en de bediening van de sacramenten en niet `.willen afwijken van wat Jezus Christus als het enig Hoofd heeft verordend (vgl. art. 32 N.G.B. en art. 86 K.O.);
Nu kan de vraag worden gesteld wat ‘voorrang’ heeft: een commissierapport of een overweging. Ons inziens een overweging, aangezien overwegingen voortkomen uit het bespreken van een rapport. Het zou dan ook logischer zijn geweest als deze overweging in het gespreksdocument was opgenomen, in plaats van het citaat uit het commissierapport. Weliswaar maakt het in dit geval wat de inhoud betreft niet zo heel veel uit, want die is in grote lijnen hetzelfde. (Tegelijk kan bij vergelijking van de onderstreepte zinsnedes wél worden geconstateerd, dat deze in de overweging minder ‘specifiek’ zijn geformuleerd dan in het commissierapport.) Belangrijker is echter dat in de acta van de synode deze overweging in verband staat met sommige van de andere overwegingen, een verband dat ontbreekt in het gespreksdocument. Daarover het volgende.
Opmerkelijk is dat er verschil is tussen de gronden die worden genoemd. We zetten de betreffende zinsnedes onder elkaar:
(Gespreksdocument) ‘Vanwege de katholieke eigenschap van de kerk dient in het zicht op kerken in het buitenland er rekening mee gehouden te worden (…)’
(Overweging acta) ‘dat bij het vervullen van deze roeping er rekening mee gehouden zal moeten worden, (…)’
In het gespreksdocument gaat het dus om de ‘katholieke eigenschap’, en in de overweging om ‘het vervullen van deze roeping’. Dit laatste leidt tot de vraag welke ‘roeping’ dan wel bedoeld kan zijn. Daarover wordt duidelijkheid gegeven in de twee aan overweging d. voorafgaande overwegingen:
b. dat het naar het Woord Gods en de belijdenis de roeping van de ware gelovigen en van de kerken in elke plaats en elk land is te staan naar kerkelijke gemeenschap met allen, die met hen eenzelfde geloof belijden en handhaven in prediking en dienst, kerkregering en tucht, en wel in eenheid van kerkelijk samenleven in elke plaats en land en waar dit door geografische afstanden, taalbarrières of andere oorzaken niet mogelijk is door kerkelijke correspondentie als oefening van kerkelijke gemeenschap;
c. dat het tevens de roeping van de ware gelovigen en kerken is met ijver en goede voorzichtigheid uit het Woord Gods te onderscheiden wat de ware kerk is, om met die ware kerk gemeenschap te oefenen en kerkelijke gemeenschap af te wijzen met kerken die openlijk van de leer en de ordeningen van het Woord Gods afwijken, of die zich schismatiek hebben afgescheiden van de ware kerk;
Ook valt te wijzen op de overweging die volgt op overweging d.:
e. dat in contact met kerken in het buitenland, die relaties hebben met andere kerken of kerkengroepen, met wie de Gereformeerde Kerken in Nederland geen kerkelijke correspondentie of gemeenschap hebben, voor de vraag van het aangaan van kerkelijke gemeenschap, zowel het onder c. als onder d. genoemde in rekening gebracht dient te worden;
Uit dit alles blijkt dat het óók tijdens de synode van Groningen-Zuid 1978 om de katholiciteit ging (overweging b.), maar dat er daarbij geen sprake was van de eenzijdigheid die het gespreksdocument typeert. Door deze synode werd toentertijd wél ‘met twee woorden’ gesproken, doordat ‘de ware kerk’ erbij werd betrokken (overweging c.: ‘dat het tevens de roeping … is’; overweging e.: ‘dat … zowel het onder c. als onder d. genoemde in rekening gebracht dient te worden’). Dat is in het gespreksdocument nagelaten.
[1] http://www.kerkrecht.nl/sites/default/files/ActaGKv1978.pdf. Deze overwegingen staan op pag. 52-53 van deze acta, het citaat uit het commissierapport staat op pag. 509.