Geen catalogus van gezichten! (1)

Een Schriftoverdenking van prof. B. Holwerda[1] over 2 Korinthe 12:6b:

“Ik onthoud mij daar echter van, opdat niemand méér van mij denkt dan wat hij aan mij ziet of van mij hoort.”


Korinthe was een gemeente van geestdrijverij. Dat wil zeggen: men hechtte hier overdreven waarde aan de charismata, de bijzondere geestelijke gaven, zoals de kerk die in de eerste tijd na Pinksteren ontving. Er was een belangrijke groep, die alleen maar vroeg naar bijzondere gezichten en openbaringen. En op de duur is men in Korinthe zover gekomen, dat men iemand slechts taxeert hiernaar, in hoeverre hij is een pneumatisch mens. Het aanzien in de gemeente stijgt, naarmate men meer vreemde talen spreekt, en van buitengewone ervaringen gewagen kan.

 

Het ‘bijzondere’ in plaats van het ambt
Uit deze eigenaardige Korinthische mystiek zijn te verklaren alle zonden, waartegen Paulus in Korinthe te vechten had, en alle moeite, die hij daar geleden heeft. Want natuurlijk als men van de charismata het een en al maakt, en daarin de eigenlijke rijkdom van Pinksteren ziet, dan taxeert men ook iemand als Paulus niet naar het ambt, dat hij van Christus ontvangen had, maar naar de gezichten, die hij had gezien, en naar de talen, die hij sprak. Dan vraagt men niet naar zijn lastbrief, omdat men feitelijk alleen interesse heeft voor zijn particuliere talenten. En omdat men van de bijzondere dingen bij Paulus vrijwel niets bespeurde, was hij in Korinthe niet de gevierde man; en zag hij zich genoodzaakt, telkens weer zijn apostolisch gezag te verdedigen.

 

Ervaringen in plaats van het Woord
Een tweede uitwas van deze ligging was, dat men ging leven bij ervaringen en niet bij het Woord; men kwam in de kerk niet voor de prediking meer, want de diensten ontaardden al meer in een demonstratie van aparte gaven; men sprak liefst niet in een voor allen verstaanbare taal, maar in vreemde talen, die niemand verstond; men weidde zichzelf, en stichtte niet de gemeente. Men had weinig aandacht voor het werk van Christus, in het verleden verricht; men begeerde openbaringen en verloor zich dus in apocalyptische dromerijen. Men fantaseerde maar raak over de dingen boven; en de dingen hier beneden, nu ja, die kwamen er minder op aan. Want de aarde verliest haar waarde voor wie in verrukking van zinnen de hemel mocht aanschouwen. Men had het zo druk over de Geest, dat het kwam tot spiritualistische verachting van het vlees.

Hieruit is te verklaren heel dat complex van zonden, waartegen Paulus de strijd aanbindt; de gevallen van ergerlijke ontucht; de wanordelijkheden bij de kerkdiensten; de uitspattingen tijdens de viering van het Avondmaal; de loochening van de opstanding van de doden, enzovoort.

 

Twisten en partijschappen
Een ander, derde gevolg van deze mentaliteit was, dat het kwam tot twisten en partijschappen. Want de Geest verleent vele gaven; maar de mens heeft er moeite mee, om die charismata gelijk te waarderen en in onderlinge samenhang te genieten; de één voelt hiervoor het meest; een ander kan slechts dát behagen; en nummer drie geeft de voorkeur aan nog weer een andere gave. Dan hokt men bijeen in kringetjes van gelijkgezinden; in groepen van dezelfde smaak en aanleg en richting; en dan schaart men zich achter een voorman, die in bijzondere mate het charisma heeft, dat men verabsoluteert.

Zo heeft men dan ook in Korinthe een partij van Petrus; een groep van Apollos; een kring, die zich noemt “van Christus”; en daarnaast heeft men dan nog de fractie van Paulus. En genoemde partijen leven permanent op voet van oorlog.

 

Een vergelijkend examen voor Paulus
Nu is op het ogenblik, dat Paulus deze tweede brief schrijft, de toestand wel aanmerkelijk verbeterd; echter vormt de invasie van pseudo-apostelen een nieuwe bedreiging. En deze mensen, die terecht begrijpen, dat Paulus hun gevaarlijkste tegenstander is, proberen op alle manier zijn autoriteit te breken. Blijkbaar hebben ze daarbij een staat van dienst overlegd, waaruit blijken kon, dat ze heel wat voor Christus’ kerk hadden gedaan; en, speculerend op de Korinthische zucht naar mystiek, hebben ze een mooi verhaal gedaan van de bijzondere openbaringen, die hun te beurt waren gevallen, en van de extraordinaire gaven, die de Geest zeer particulier aan hen had verleend.

De bedoeling, die daarbij voorzat, is direct doorzichtig: laat Paulus, als hij tenminste kan, daar nu eens iets tegenover stellen. Hij moet nu ook maar eens verhalen, wat hij heeft gepresteerd en opsommen, welke openbaringen hij ontving. Paulus wordt dus door zijn tegenstanders gesommeerd tot deelname aan een vergelijkend examen.

 

[1] Overgenomen uit: De wijsheid die behoudt (Goes: Oosterbaan & Le Cointre, 1957), p. 141 e.v. De tekst is licht gemoderniseerd en er zijn tussenkopjes aan toegevoegd.

image_pdfimage_print