Eerst geloven en dan zien

Onderstaande Schriftoverdenking is van de hand van ds. E. Th. van den Born (1900-1982).[1]


Als ik aardse dingen tegen u zei en u niet gelooft, hoe zult u geloven als Ik hemelse dingen tegen u zeg? ~ Joh. 3:12

Nicodemus is naar de Heiland gegaan om met Hem te spreken over het Koninkrijk van God. En nu zijn de feiten, dat een Nathanaël, een Petrus, eenvoudige en geen Schriftgeleerde, reeds iets gaan begrijpen van wat er plaatsvindt in hun dagen. Hun ogen gaan open voor het Koninkrijk van God. En hoe was dat zo gekomen, dat een eenvoudige Petrus een knappe Nicodemus ver vooruit is? Zij, Petrus en anderen, hadden gebogen voor Christus’ openbaringsgezag: voorwaar, voorwaar zeg Ik u. Zo hadden zij Zijn heerlijkheid gezien. Want in het Koninkrijk van God geldt de grondregel: eerst geloven dan zien, eerst een kind worden, dan wijs worden tot zaligheid.

En waarom had een Nicodemus er nog niets van verstaan en was hem het nabijgekomen Koninkrijk van God ontgaan hoewel hij er midden in stond? Omdat Nicodemus zich had laten leiden door de typisch zondige levensinstelling, waarvoor hij zelf blind was, eerst zien en dan geloven. Zo had hij wel gemerkt, wel waargenomen, dat er iets gaande was in zijn tijd: de prediking van Johannes, de tekenen van Jezus: maar dat de glorie van de toekomende eeuw bezig was door te breken, en dat er reeds kinderen van Abraham waren, die het Koninkrijk binnengingen, en heden ongelooflijke dingen zagen, daar had Nicodemus nog niets van gezien, dat was hem eenvoudig ontgaan.

Als Nicodemus dus niet radicaal verandert, als hij niet in gaat zien, dat ook zijn denken onder het openbaringsgezag van Johannes en van Christus moet, dat hij ook moet bukken voor de grondwet in het Koninkrijk van God: eerst geloven om daarna te zien, eerst het Woord aannemen en dan het waargenomen verklaren, dan zal hem nog veel meer ontgaan. Nu zijn hem reeds de aardse dingen ontgaan, dan ontgaan hem ook de hemelse dingen.

Want tot nu toe hebben Johannes en Christus alleen nog maar gesproken over de aardse, over de reeds bekend gemaakte dingen van het Koninkrijk van God. Zij hebben de eis van levensvernieuwing gesteld, niet als iets nieuws onder Israël, maar als de oude, reeds bekend gemaakte waarheid, dat de vleselijke geboorte zelf niet het Koninkrijk deed beërven. En dat Nicodemus hun prediking niet als de oude heeft herkend en heeft beaamd, en hun getuigenis niet aannam, dat bewijst, dat hij nog nimmer had leren bukken voor het Woord van God, en daarom gingen eenvoudigen hem voor.

En als Nicodemus de aardse dingen van het Koninkrijk van God niet gelooft, bukkende voor het openbaringsgezag van Christus, voorwaar, voorwaar zeg Ik u, hoe zal hij dan de hemelse, de nog niet bekend gemaakte dingen van dat Koninkrijk geloven? Hoe zal hij dan aanvaarden wat nog geen mens gezien en gehoord heeft? De aardse, de reeds bekend gemaakte dingen, die zijn reeds wonderlijk. Een mens, geboren uit water en geest, een mens, die weer als kind van het Koninkrijk arbeidt, een mens, die weer het leven heeft in verbondsverkeer met God. Een wonder, groter dan de opwekking van Lazarus. Wonderlijk, zeer wonderlijk. Maar de hemelse dingen, de nog door Jezus te zeggen dingen van dit Koninkrijk, die zijn nog veel wonderlijker.

Indien Nicodemus niet buigt voor het openbaringsgezag van Christus, alzo gelovende om dan te zien, hoe zal hij dan geloven, indien Jezus zegt, dat Hij door te sterven het eeuwige leven verwerven zal, geloven, indien hij hoort, dat Christus sterven moet aan het kruis en daarna met eer en heerlijkheid zal gekroond worden in de hemelen, geloven, indien hij hoort, dat er een Koninkrijk komen zal, dat naar geestelijke krachten werkende de wereld overwinnen zal? Het zal hem al dwazer en dwazer worden. Hij vindt het nu al dwaas van een wedergeboren mens te horen. Zulk een mens heeft hij nog nooit gezien of ontmoet, maar hoe dwaas zal het straks worden, als het komt tot Golgotha, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren? Dan zal Nicodemus er niets meer van geloven. Nu Jezus nog de aardse in herinnering brengt, nu er nog bekende tekenen geschieden, nu komt hij nog met Jezus debatteren. Maar als hij straks Christus de hemelse zal horen zeggen, dan zal hij, indien hij niet radicaal verandert, Christus verwerpen als de grootste dwaasheid.

Onze zondige levensinstelling is: eerst zien en dan geloven. Zo zijn wij geneigd het woord van Christus over het Koninkrijk van God te onderwerpen aan ons denken. Wij toetsen dan Jezus aan ons denken, en niet ons denken aan het woord van Christus. En zolang wij dat doen, zullen wij het Koninkrijk van God niet zien, hoewel het rondom ons is. Pas als wij zien, dat ons hoogmoedig denken ons in de weg staat, dat niet buigen wil voor openbaringsgezag, dan zien wij de heerlijkheid van Christus, Die met openbaringsgezag het Koninkrijk van God verkondigt. Wij leren dan de grootste les van ons leven. Het begint met te geloven. Niet hij, die het knapste verstand heeft, is de eerste, maar hij, die het diepst buigt voor het voorwaar, voorwaaar zeg ik u!

(Ps. 2:7, oude berijming)
Welzalig zij, die naar Zijn reine leer,
…..Voorwaar, voorwaar Ik zeg u.
In Hem hun heil, hun hoogst geluk beschouwen,
…..Here, U hebt woorden van eeuwig leven.
Die Sions Vorst erkennen voor hun Heer
…..En wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, toen wij diep voor Hem bogen.
Welzalig zij, die vast op Hem betrouwen.
…..Omdat wij een onwankelbaar Koninkrijk ontvangen.

Hij leert als machthebbende.
Ik leer als kind.

[1] Overgenomen en licht gemoderniseerd uit: E.Th. van den Born, Van Souvereine Liefde (Goes: Oosterbaan & Le Cointre, z.j.).

image_pdfimage_print