Eenheid zonder geloofsverdeeldheid

In de Gereformeerde Kerken kwam het na de Vrijmaking van 1944 tot een zogenaamde ‘doorgaande reformatie’, waarbij de reformatie (zo werd de Vrijmaking gezien) doorwerkte op alle levensterreinen. Hierbij kan gedacht worden aan een eigen politieke partij, de eigen scholen, een eigen krant, etc. Deze doorgaande reformatie viel niet bij iedereen in goede aarde; we zien dit bijvoorbeeld bij de schrijvers van de Open Brief in 1966 en bij prof. dr. J. Douma in 2001 in het boekje “Hoe gaan wij verder?”.  Laatstgenoemde merkt met betrekking tot gereformeerde organisaties op: “We komen zelfs een gereformeerde Toer- en Caravanclub tegen, met als doel het ‘bevorderen’ van contacten met gelijkgestemden op binnen- en buitenlandse campings, met name op de zondagen”.[1]

 

Op de website Semper Reformanda wordt geen pleidooi gehouden voor ‘De Gereformeerde Toer- en Caravanclub’ of iets dergelijks. De tijd van veel eigen organisaties is sowieso voorbij – in ieder geval voorlopig en wellicht definitief. Terzijde, als we letten op de doelomschrijving van deze ‘toerclub’ (“(…) met name op de zondagen”) was deze ‘club’ wellicht minder excentriek dan op het eerste gezicht lijkt.

 

Doorgaande reformatie moet echter onverminderd voortgaan, want dat is niets anders dan terugkeer naar de Schrift. Ook nu wij in de kerk en in alle levensterreinen in onze tijd de raad Gods moeten dienen (Hand. 13:36) zou dit ‘zomaar’ op weerstand kunnen stuiten, zoals eens de doorgaande reformatie na de Vrijmaking van 1944 op weerstand stuitte. Men hoort broeders en zusters dan weleens vragen: “We hoeven in de kerk toch niet allemaal hetzelfde te denken?!

 

In het verleden heeft ds. J. van Raalte (1894-1982) bij bovengenoemde vraag in een kort, pastoraal artikel stilgestaan onder de titel “De kerk is geen vergadering van gelijkgezinden”.[2] De achtergrond van zijn artikel, de doorgaande reformatie in zijn tijd met veel eigen organisaties, is wellicht minder actueel voor onze tijd. De grond voor doorgaande reformatie waarop deze predikant wijst is echter niet veranderd en moet ons heden meer motiveren dan ooit tevoren: “één Here, één geloof, één doop” (Efeziërs 4:5). Het leek ons daarom goed om zijn artikel hier te publiceren.

 


 

De kerk is geen vergadering van gelijkgezinden

Deze of een soortgelijke zegswijze komt men in de laatste tijd nog weI eens tegen.

Dat gebeurt vooral, wanneer pogingen in het werk worden gesteld om allen, die leden van Gereformeerde Kerken zijn, in het gelijke spoor te krijgen; in het spoor van wat weI wordt omschreven als “doorgaande reformatie”.

Het streven van hen, die niet alleen in de Kerk Gereformeerd willen zijn, maar ook in de andere levensverbanden: in de school, de maatschappelijke verhoudingen en de politiek.

Daarnaast zijn er ook, die dat in die laatstgenoemde verhoudingen niet willen, maar daar alles “bij het oude laten”.

Na de vrijmaking openbaarde zich het streven om, wat in de Kerk was gebeurd, ook te doen doorwerken in het gehele leven.

Toen zijn er velen geweest, die vroegen: “Moet dat nu ook al?”

Dat is een vraag, die ik goed kan begrijpen, gezien de gegroeide verhoudingen.

Want wij hadden merendeels zo geleefd, alsof de Kerk en die andere zaken geheel verschillende terreinen waren.

Het was zo: In de Kerk leef je apart, in je eigen kring, maar in de politiek kun je best samenwerken met mensen, die niet Gereformeerd zijn, en in de maatschappelijke verhoudingen ook, en evenzo in de school!

Daarbij waren weI zekere grenzen, die meer of min in acht werden genomen. Scherp afgebakend waren die evenwel niet.

Vaak was het zo, dat bij die samenwerking het Gereformeerde element de boventoon had, met name ten aanzien van het onderwijs.

Dat kwam door de ontwikkeling van zaken in de geschiedenis, want het waren de Gereformeerden, die eigen scholen wilden voor het onderwijs van hun kinderen; maar wanneer er bv. Hervormden waren, die daarin met hen wilden samenwerken, dan werden die ook geaccepteerd. Zo was het ook in de Anti-Revolutionaire Partij en in het Christelijk Nationaal Vakverbond.

Van samenwerken in die verbanden met de Roomsen was geen sprake; evenmin met de Liberalen en Socialisten.

Zo was een samenwerking gegroeid en met de “souvereiniteit in eigen kring” kon men dat gemakkelijk verdedigen.

Dat “groeien” heeft ook een geschiedenis gehad, maar die kan hier even blijven rusten.

Toen de Vrijmaking was gekomen, is dat anders geworden.

Toen gingen stemmen op, dat men ook in die andere verhoudingen moeilijk meer kon samenwerken, omdat men daarin toch handelen moest naar hetzelfde belijden, als dat in de kerkelijke verhouding van kracht is.

Van woorden is het ook tot daden gekomen.

Eerst in de politiek door de oprichting van het Gereformeerd Politiek Verbond.

Daar bleef het niet bij: de tweede stap was het streven naar Gereformeerde Scholen, wat ook weI bijzonder noodzakelijk was, en ook op maatschappelijk gebied kwam het tot een eigen organisatie.

Het is bekend, hoeveel moeite sommigen hebben gehad om dat te aanvaarden. Sommigen waren er direct mee klaar.

Naar mijn mening weI eens té radikaal, zodat zij woorden hebben gesproken, die principieel aanvaardbaar waren, terwijl men er om een andere reden toch een vraagteken achter kon zetten, daar zij er niet voldoende rekening mee hielden, dat velen altijd in een andere richting waren gegaan en hun dat als de juiste weg was aangewezen en zij zich daarvoor ook met hun krachten naar vermogen hadden ingezet.

Zo waren zij daar helemaal ingegroeid en in vastgegroeid.

Daaruit kan men zich niet altijd zo maar met één ruk losmaken.

Dat kost altijd moeite, al is de éne er eerder mee klaar, dan de andere.

Zo kwam dus het werk van de “doorgaande reformatie”.

Eigenlijk was dat al vóór de Vrijmaking begonnen. Reeds toen waren er, die inzagen, dat het Gereformeerde leven in een verkeerde richting koerste en die hebben daar tegen gewaarschuwd. Als voorbeeld daarvan wil ik noemen de bezwaren, die Professor Dr. K Schilder had tegen de gang van zaken in de Gereformeerde Studentenbeweging en er op heeft aangedrongen, dat men daar behoorde te beantwoorden aan de naam, die men droeg. Zo kan men dus niet zeggen, dat het streven naar “doorgaande reformatie” een direct gevolg is geweest van de Vrijmaking.

WeI is het zo, dat zij, die dit nastreefden, in het algemeen genomen met de Vrijmaking zijn meegegaan.

Daardoor is het ook te verklaren, dat daarna dit streven in de Gereformeerde Kerken sterk toenam, daar zich nu de gelegenheid voordeed om het ook door te voeren.

Daarbij heeft de Vrijmaking zelf het ook weI in de hand gewerkt.

Dat is met een reformatie in de Kerk steeds het geval en als het niet zo is, dan is er iets niet in orde, want alle levensverhoudingen hangen samen met het leven in de Kerk.

Als voorbeeld daarvan kan de Afscheiding worden genoemd. Toen die feit was geworden, duurde het niet lang, of er verrezen stemmen: Nu moeten wij ook Gereformeerde scholen hebben! Die zijn er ook geweest, soms heel primitief ingericht, maar zij werden verboden, op een – ik meen – viertal na.

Toch was toen het onderwijs op heel veel plaatsen nog weI “christelijk”: de Bijbel werd op de scholen nog gebruikt.

Maar men kan ook onderwijs uit de Bijbel geven op een wijze, dat het beter niet gebeurde.

Ik weet van een school, waar ook “christelijk” onderwijs werd gegeven, maar waar het voorkwam, dat de onderwijzer de kinderen een gedeelte uit de Evangeliën had verteld en toen zei: “Wanneer jullie het geloven wilt, kinderen, is het mij best; maar ik geloof het niet!”

Dat was niet in Nederland, maar even over de Nederlandse grens, ongeveer 100 jaar na de Afscheiding.

Maar dat voorbeeld laat zien, dat onderwijs uit de Bijbel op school nog geen garantie is, dat ook werkelijk Bijbels onderwijs wordt gegeven en dat hebben onze afgescheiden Vaderen goed begrepen.

De Afgescheidenen wilden “wederkeren”.[3]

Later is dat weer anders geworden.

Toen gingen zij ook “wederkeren”, maar in de zin, zoals dat in de 2e brief van Petrus staat: 2:22.       .

Het was maar een klein beginnetje.

Zij hebben dat ook niet door gehad, meen ik.

Maar men ging weer samenwerking zoeken, zonder dat de “wederkeer” van de Acte van Afscheiding had plaatsgevonden.

Dat gebeurde niet in de Kerk, maar wel op de andere terreinen.

Tenslotte gingen er ook stemmen op, die zoiets in de Kerk bepleitten, zij het op voorzichtige wijze.

Het bleek wel, dat de andere levensverbanden niet los staan van de Kerk!

Vanuit die verbanden drong de deformatie ook in de Kerk door. Daar moest de samenwerking ook weer komen…!

Toen kwam de Vrijmaking.

Daarna begon men dat gevaar van de samenwerking meer te zien en kwam daarbij ook tot zichtbare resultaten, zoals wij dat in het begin reeds noemden.

Maar er waren er ook, die die weg niet op wilden.

In de Kerk apart – dat kon nog.

Verder evenwel niet.

In feite dacht men echter ook anders, verschillend, over de Kerk en de roeping, die men als lidmaat van de Kerk heeft. En zo is men er toe gekomen om te zeggen, dat de Kerk geen vergadering is van gelijkgezinden of gelijkdenkenden. Wat moet men daarvan zeggen?

In de eerste plaats wil ik weI opmerken, dat ik het geen juiste terminologie vind, want de Kerk is de vergadering van gelovigen.

Daarom betekent die uitdrukking in feite, dat de Kerk een vergadering is van niet gelijk gelovenden.

En daar ligt mijn bezwaar tegen die uitdrukking.

Wij hebben als Gereformeerden toch allen met elkaar de Drie Formulieren van Enigheid aanvaard?

En daarmee zijn wij één in het geloof.

Of hebben wij soms door zulk een eenheid te eisen en te belijden iets gedaan, dat in strijd is met het Woord van God?

Wordt daarin een eenheid met geloofsverdeeldheid geleerd? Volstrekt niet!

Want in het Woord van God staat, dat wij één Heere hebben, één geloof en één doop. Eén geloof!

De geloofsinhoud is gelijk en daarom geloven wij ook gelijk. Indien het dan voorkomt, dat niet gelijk wordt geloofd, zo is er iets niet in orde.

Het kan weI voorkomen.

Dat kwam reeds voor in de Kerk in de tijd van de apostelen. Maar toen zich dat openbaarde, hebben de apostelen daartegen met kracht gewaarschuwd.

De apostelen niet alleen.

De Heere Jezus heeft dat ook gedaan.

Daarvoor moet men de brieven maar eens nalezen, die Hij aan de zeven Kerken in Klein-Azië heeft geschreven, waar ook van die verschillen aan het licht waren gekomen en die men in sommige van de kerken ook “duldde”; die in de Kerk een plaats wilde geven.

Toen heeft Hij die Kerken opgeroepen tot bekering, en als zij zich niet bekeerden, bedreigd met Zijn oordeel.

Hij heeft tot de Kerk te Efese, waar men de Nicolaieten ook had toegelaten, gezegd: Als u daarmee niet ophoudt, laat Ik u verdwijnen.[4]

Dat moeten wij bedenken!

Tegenwoordig gebruikt men de inhoud van deze brieven soms om er verkeerde toestanden in de Kerk mee te verdedigen: dat je er uit zien kunt, dat bij heel wat misstanden de Heere Jezus een Kerk toch als Kerk blijft erkennen…

Maar dat is wat anders, dan de Heere met die brieven op het oog heeft.

Die stelt de Kerk te Efeze voor het dilemma: Bekering of verdwijning! En Hij verklaart, dat Hij de Kerk te Laodicea uit Zijn mond spuwt! Daarom moet men niet zeggen, dat de Kerk geen vergadering is van gelijkdenkenden of gelijkgezinden.

Wanneer men dat zegt, werkt men de gedachte in de hand, dat het er niet zo nauw op aan komt, wat men gelooft, al wil ik toegeven, dat men tot op een zekere hoogte zo’n gezegde kan gebruiken.

Maar men is er zo maar aan toe om daarmee misstanden te verdedigen en afwijkingen goed te praten, die niet mogen bestaan. Afwijkingen van de Belijdenis, die wij samen hebben aanvaard als de inhoud van het geloof naar het Woord van God.

En nog eens: de Kerk is een vergadering van mensen, die allen hetzelfde geloven, want die geloofsinhoud is vastgelegd.

 

[1] J. Douma, Hoe gaan wij verder? Ontwikkelingen in de gereformeerde kerken (vrijgemaakt) (Kampen: uitgeverij Kok), p. 101 e.v.

[2] J. van Raalte, ‘De kerk is geen vergadering van gelijkgezinden’, ?, 19 oktober 1968.

[3] Deze term uit de Acte van Afscheiding of Wederkeer wordt vaak verkeerd verstaan; zij bedoelden er mee, dat zij wilden wederkeren tot het oude reformatorische standpunt. Dat deden zij, en dat wilden zij ook van de Hervormden. Beslist geen wederkeer naar de Hervormde kerk.

[4] De Nicolaieten waren mensen, die meededen aan de heidense offerdienst om geen moeite met de overheid te krijgen en voorgaven, dat zij dat deden op gezag van Christus; als door Hem gezondenen; Openb. 2 : 2.