Doorvertellen

Vandaag aflevering 5 in de rubriek ‘Genade geneest’.

 


 

Wat wordt daar vaak in de bijbel op aangedrongen, wat de Heere aan, met en voor Zijn kerk gedaan heeft, doorvertellen, daarover spreken, het doorgeven aan het volgende geslacht. Als wij, door het Woord van God onderwezen, de geschiedenis van kerk en wereld nagaan, dan zullen we moeten en ook inderdaad zeggen: het spreekt alles van de Heere.

En dan zijn wij er ook wel van overtuigd: hier is alle roem van en in mensen volkomen uitgesloten.

Het is de Heere, die de Zijnen beschermt, bewaart, beveiligt, Die onder alles Zich Zijn kerk vergadert, en in die kerk wil wonen, die kerk, die opgebouwd is uit zondige mensen. Die kerk is de stad van God. En het is een heel groot voorrecht, een rijke genade, als u door de werking van de Heilige Geest een lid van die kerk, een burger van die stad mag zijn. En zou u dan niet het welzijn van de stad ter harte gaan? En zou u dan niet graag willen spreken over de werken van God aan haar? Niet graag oververtellen aan het na u komende geslacht, van de wonderen van de Heere, aan haar gewerkt?

Of dat altijd wel gebeurd is en gebeurt?

Het zou kunnen zijn, dat wij dachten: wat zullen wij tegenwoordig nog van Sions heerlijkheid kunnen vertellen in de tegenwoordige tijd? Wat heerst in die stad vaak nijd en twist, hoogmoed en eigengerechtigheid? Is het soms niet beter om maar te zwijgen? Maar dat is niet juist gedacht. Ook nu is het evangelie een heerlijk evangelie. Want het is het evangelie van Jezus Christus. In de kerk klinken de woorden van de Heere, die de woorden van het leven zijn. In de kerk wordt door het Woord de verzoening uitgereikt aan allen, die geloven. In de kerk verkeren wij onder het zachte juk van Jezus Christus.

En zullen wij dan zwijgen? Zullen wij niet vertellen van de weldaden in de kerk van de Heere ontvangen? Dat mogen wij niet nalaten. Naar de mens gesproken hangt de toekomst van de kerk aan de trouw van haar leden, ook in het oververtellen van wat God heeft gedaan in lang vervlogen tijden en in dagen, die nog maar kort zijn vergaan. Daar schamen wij ons toch niet voor? Daar zijn Gods weldaden toch te groot voor!

Misschien denkt u, dat u daarvoor toch niet de aangewezen persoon bent. U bent oud, u bent zwak, u bent ziek. Wat is van u nog te verwachten? Veel, heel veel. Ik heb ze gekend, oude broeders en zusters, die graag spreken van de grootheid van de Heere, zieken, die op het ziekbed ook nog geplaagd door pijnen, graag spreken van wat God voor en aan zijn kerk gedaan had, die graag doorgaven wat ze wisten van de daden van de Heere. Die graag spraken over het werk van de Heere, in de grote Reformatie, de Afscheiding, de Doleantie, de Vereniging in 1892 en vooral, van het werk van de Heere, dat ze zelf persoonlijk hadden meegemaakt: de Vrijmaking.

Als we de Schrift lezen, wat hebben onze broeders en zusters dan nog een mooie taak. Lees maar eens psalmen als 71 en 92. Wat is de kerk gelukkig die zulke mensen in haar midden mag hebben. Kan een kerk wel bloeien, als er niet met blijdschap en dankbaarheid verteld wordt van Gods daden. Och, wat wij aan mensenwerk meemaken in de kerk van de Heere, is vaak zo mooi niet. Maar we hoeven ook niet te roemen in mensen, gelukkig niet. Wie roemt, roeme in de Heere.

Oververtellen: bent u ook een van hen, die het graag doet? Of zwijgt u liever?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

image_pdfimage_print