Een ingezonden stuk van de Gereformeerd Onderwijs Vereniging Oost.
Aanvullend gereformeerd onderwijs wat op de bijbelschool gegeven wordt, is bedoeld om de jonge kinderen van de kerk (samen met het onderwijs thuis) een goede basis te geven.
Helaas is de eenheid kerk-school-gezin er op dit moment niet. Maar wat er wel is dat is de eenheid kerk-onderwijs-gezin! De kinderen van gelovige ouders zijn eigendom van Vader in de hemel.
“Door de Here aan onze zorgen toevertrouwd”.
De kerk heeft ‘als gemeenschap der heiligen’ een verantwoordelijkheid voor haar leden. Opvoeding en onderwijs zijn dan ook niet uitsluitend een zaak voor ieder stel ouders apart. De leden van de kerk zijn ook gezamenlijk verantwoordelijk voor de jeugd van de kerk. Eerst de ouders, daarna de kerkgemeenschap. Samen verantwoordelijk voor de opgroeiende jeugd om de jeugd naar vermogen toe te rusten voor hun leven in het verbond.
Opdat ze hun vertrouwen op de HERE gaan stellen en zijn geboden onderhouden.[1]
Christus heeft Zijn hoge staat – het aan God gelijk zijn – niet voor Zichzelf gehouden en genoten, maar Hij heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen – om ons tot God te brengen. Hij bleef in deze gestalte wel volkomen boven de zijnen staan. Hij zegt tegen zijn discipelen: ‘Gij noemt Mij Meester en Here, en gij zegt dat terecht, want Ik ben het’. Tegelijk verhindert dit Hem niet het wasbekken te nemen en de voeten van de discipelen te wassen. Daarmee zegt Hij tot ons: Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik gedaan heb.
Dit geldt natuurlijk voor alle verhoudingen in onze onderlinge omgang; niet specifiek voor de opvoeding, maar wel óók daarvoor. In ons ouderschap blijven we boven de kinderen staan: Zij noemen ons ouders en zeggen dat terecht, want wij zijn het. Dit mag ons tegelijk niet verhinderen hen te dienen. We hebben de kinderen niet voor eigen genot en eigen eer, maar we hebben hen-naar de gezindheid van Christus-tot God te brengen. Dat betekent, dat we veel voor hen over moeten hebben, en hen eens los moeten laten. Misschien is dat voor ons nog wel de meest ingrijpende dienst die we hen moeten verlenen. Maar ook daarvan zegt Christus: “Zalig zijt gij, als gij het doet’.
Opvoeden is een heerlijke bezigheid, maar met een soms benauwende verantwoordelijkheid. We kunnen hen met ons voorbeeld ook in de weg staan tot God te komen. En we falen zo dikwijls in zoveel opzichten. De kinderen, die we naar de mens gesproken ‘op de wereld zetten’, maar die Schriftuurlijk gesproken ‘ons toevertrouwd’ zijn, zijn mensen voor de eeuwigheid. Wat voor eeuwigheid zal dat zijn, legt God mede in handen van ouders, leerkrachten en predikanten.
Dat is de grote ernst in alle taken van opvoeding en onderwijs. Het vraagt van alle opvoeders een vroom en godvrezend leven, onder veel gebed.
[1] Het gedeelte hierna is genomen uit “Opvoeden doen we samen” van J. Veenstra.