Deputatocratie

Door: J. Bos

 

Op 6 juli a.s. zal door het kerkverband van De Gereformeerde Kerken (DGK) een buitengewone synode worden gehouden, om verdere stappen te zetten richting eenwording met de Gereformeerde Kerken Nederland (GKN). Opvallend is de rol die twee DGK-deputaatschappen hebben gespeeld in de aanloop naar deze synode.

  1. Het deputaatschap ACOBB heeft betreffende de gesprekken met de GKN van de GS Lansingerland als instructie o.a. meegekregen:

In geval van zeer positieve bevindingen m.b.t. het onder 17 a.-b. genoemde, zo nodig aan deputaten ad. art. 49 voor te leggen of er reden is om een vervroegde synode bijeen te roepen.

  1. Dit deputaatschap kwam tot de conclusie dat er inderdaad sprake is van een dergelijke situatie. Het schrijft daarover in het tussentijdse rapport aan de synode[1]:

Gezien de positieve uitkomst van de gesprekken met GKN hebben deputaten ACOBB de volle vrijmoedigheid gehad om conform haar instructie (17.d) een voorstel te doen aan deputaten art. 49 KO om een vervroegde synode samen te roepen om als synode met dankbaarheid uit te spreken dat wij de GKN herkennen als kerken van Christus.

  1. Wat dit deputaatschap gedaan heeft richting deputaten ad Artikel 49 KO is echter niet hetzelfde als ‘voorleggen of er reden is om een vervroegde synode bijeen te roepen’. Het woordje ‘of’ in de instructie schijnt stilzwijgend te zijn veranderd in ‘dat’. We hebben iets dergelijks eerder gezien van dit deputaatschap[2]. Met een voorstel wordt sturing in de gewenste richting gegeven. Bovendien staat in de instructie helemaal niets over het indienen van een voorstel.
  1. Het deputaatschap ACOBB bestaat uit acht deputaten: zes dominees en twee ‘gewone’ gemeenteleden. Het deputaatschap ad Artikel 49 KO bestaat uit negen deputaten: zeven dominees en drie ‘gewone’ gemeenteleden. Van de negen deputaten in het deputaatschap ad Artikel 49 KO zitten er zes (allen dominee) ook in het deputaatschap ACOBB. Vanwege de dubbele petten kon van het deputaatschap ad Artikel 49 KO moeilijk een objectief oordeel worden verwacht. Had dit gegeven deze deputaatschappen niet tot enige bescheidenheid behoren te bewegen?
  1. Op zondag 19 mei 2019 is in de mededelingen of afkondigingen namens de kerkenraad voorafgaand aan de kerkdiensten in de DGK-gemeentes [3] de volgende mededeling namens deputaten ad Artikel 49 KO voorgelezen:

In de afgelopen week werd bekend dat de gesprekken die door de deputaten Binnenlandse Betrekkingen zijn gevoerd met woordvoerders van de GKN een positieve en dankbaar stemmende uitkomst hebben. In verband hiermee is door de deputaten ad Artikel 49 van de kerkorde besloten om de samenroepende kerk van de eerstvolgende generale synode te verzoeken om op zo kort mogelijke termijn een vervroegde generale synode bijeen te roepen. Op deze buitengewone synode zal dan het rapport van de deputaten Binnenlandse Betrekkingen met betrekking tot de gesprekken met de GKN behandeld worden.

Er werd dus door de DGK-kerkenraden als vaststaand feit aan de gemeentes doorgegeven dat de gesprekken ‘een positieve en dankbaar stemmende uitkomst’ hebben. Ook in de gebeden die we beluisterden werd het in die zin verwoord. Maar hoe konden deze kerkenraden daar nu al vanuit gaan, terwijl deze zaak nog niet door een synode behandeld is, laat staan door henzelf geratificeerd? Alleen op gezag van de deputaatschappen ACOBB en ad Art. 49 KO. Maar nergens in de instructie van het deputaatschap ad Art. 49 KO staat dat zij subjectief getinte mededelingen, die de sfeer beïnvloeden, naar de kerkenraden dienen te sturen. Bovendien werden gemeenteleden die vraagtekens zetten bij de gesprekken met de GKN, als gevolg van deze ‘kanselboodschap’ gedwongen om mee te danken voor iets waarover ze zich misschien wel grote zorgen maken.

  1. Deputaten ACOBB schrijven in hun rapport, dat ze op 6 maart 2019 in een gesprek met een afvaardiging van de GKN-deputaten een verklaring hebben voorgelezen. Daaruit citeren zij het volgende (onderstrepingen jb):

Wij menen dat het voor Gods aangezicht niet verantwoord is langer te wachten, dan strikt nodig is, met het gesprek, met het oog op kerkelijke eenheid.
(…) Unaniem is het deputaatschap van oordeel dat er, voordat de door uw synode gevraagde uitspraak over het kerk van Christus zijn door ons (de synode)  (?!, jb) gedaan wordt, er wel eerst nog (een, invoeging jb) gesprek moet komen over de katholiciteit van de kerk en over de plaats van het kerkverband. Bij dit laatste denken wij bijv. aan onderwerpen als het functioneren van het gezag van meerdere vergaderingen. Wij menen dat op basis van de uitkomst van dat gesprek ons deputaatschap een vervroegde synode bijeen kan roepen.

Ook hier komen de dubbele petten om de hoek kijken: Wij menen dat (…) ons deputaatschap een vervroegde synode bijeen kan roepen.

Verder lijkt het, gezien de gebruikte formuleringen, of voor de deputaten het resultaat van het gesprek al vaststond. Geen wonder dat er over dat gesprek, dat op 7 mei 2019 heeft plaatsgevonden, wordt geschreven:

Deputaten kijken terug op een zeer goed gesprek zowel qua sfeer maar ook wat betreft inhoud. Er is gesproken in een setting van vertrouwen en verlangen, wat ten goede is gekomen aan de inhoudelijke bespreking.

Men zou zich moeten afvragen of zo’n soort tekst überhaupt wel thuishoort in een deputatenverslag. Hebben ze dan zelf niet in de gaten dat dit een manipulatief karakter heeft? Of staat het er juist om die reden, met de bedoeling alvast een gunstige stemming te kweken? Ook een dergelijke praktijk hebben we eerder gezien van dit deputaatschap.[4]

  1. Vervolgens staat in dezelfde verklaring:

T.a.v. de scheuringen en schorsingen die er in het verleden hebben plaatsgevonden menen wij dat (die, invoeging jb) het beste op plaatselijk niveau besproken kunnen worden nadat wij elkaar op kerkverbandelijk niveau herkend/erkend hebben als kerken van Christus.

Even verderop in het verslag zelf:

Wat betreft de opdracht aan ons om te spreken over scheuringen en schorsingen zijn deputaten ACOBB van mening dat deze het beste op plaatselijk niveau besproken kunnen worden nadat wij elkaar op kerkverbandelijk niveau herkend/erkend hebben als kerken van Christus. Deputaten stellen voor om de vorm en wijze van bespreking hierover uit te stippelen in nauw overleg met de GKN.

Als grond onder het voorstel van deputaten ACOBB aan deputaten ad Artikel 49 KO staat o.m. vermeld:

2. dat (aan, invoeging jb) de door de Generale Synode van Lansingerland aan deputaten ACOBB opgedragen instructies is voldaan.

Dit klopt niet. Aan de instructies is niet voldaan, want de deputaten hebben op eigen initiatief een deel ervan overgeslagen. Daarin staat duidelijk dat van de kant van DGK als gespreksonderwerp aan de orde zou komen: 3. Scheuringen en schorsingen.

  1. In verband daarmee gaan we terug naar de GS van Groningen 2014. Uit de acta [5] nemen we het volgende over uit de overwegingen bij de besluiten omtrent het aangaan van gesprekken met de GKN (onderstrepingen jb):

4. Inhoud van contact op niveau van kerkverband

4.a. Het streven naar eenheid kan pas vorm krijgen wanneer wordt vastgesteld, dat er beiderzijds inderdaad kerkelijk leven op dezelfde grondslag is.   

Alleen bij deze vaststelling is er een goed uitgangspunt om op Schriftuurlijke en confessionele wijze over de scheuringen en schorsingen te kunnen spreken. Dit laatste zal dan vervolgens op plaatselijk niveau zijn beslag moeten krijgen.
4.b. Een bespreking met het kerkverband met GKN zal zich gezien bovenstaande dienen toe te spitsen op de volgende vragen (in onderstaande volgorde):
1. Staan wij inderdaad op dezelfde grondslag en functioneert deze grondslag als zodanig?
2.
Is er een erkenning van de vrijmakingen van 2003 en 2010 als het werk van de Here?
3.
Zoeken wij eenzelfde kerkelijk samenleven op basis van de gereformeerde kerkorde en art. 28 NGB? Is er de wil tot eenheid?
4.
In hoeverre zijn de voltrokken scheuringen en schorsingen wettig geweest?
En welke consequenties heeft dit voor DGK en GKN?

Hieruit blijkt dat er wel degelijk eerst op ‘kerkverbandelijk niveau’ over de wettigheid van de scheuringen en schorsingen en over de consequenties daarvan gesproken had moeten worden.

  1. Aan het slot van het rapport staat:

Als deputaten hopen we op korte termijn de synode nog te dienen met een concreet voorstel voor een besluittekst, waar de synode zich over kan buigen.
In dit voorstel zal dan centraal staan dat er verdere stappen gedaan moeten worden in opdracht van onze Heere Jezus Christus om ons in te spannen om zo spoedig mogelijk tot daadwerkelijke zichtbare eenheid te komen.

Ook dit komt niet overeen met de instructie van het deputaatschap. Nogmaals: daarin staat niets over het indienen van een voorstel. De synode moet toch eerst beoordelen of er inderdaad wel sprake is van ‘een positieve en dankbaar stemmende uitkomst’? In feite dicteren de deputaten vooraf, op een nogal dwingende manier, wat er moet gebeuren. Zodoende wordt het voor de synode vrijwel onmogelijk zelfstandig een afweging te maken.

  1. Deputatocratie. Dat is het kwaad dat door de generale synode benoemde deputaatschappen er met hun opdracht vandoor gaan en verbouwereerde synodes en daarin de kerken opzadelen met voldongen feiten, die moeilijk terug te draaien zijn.[6]

 

[1] https://gereformeerde-kerken-hersteld.nl/files/Deputatenrapport_ACOBB,_mei_2019.pdf

[2] https://semper-reformanda.nl/het-bestaansrecht-van-dgk-2/

[3] voor zover te beluisteren via https://kerkdienstgemist.nl/

[4] zie de link in noot 2

[5] https://gereformeerde-kerken-hersteld.nl/files/acta_generale_synode_groningen_2014.pdf, pag. 29

[6] Ad.J. Koekkoek, in: De jaren zestig (3): de gemeenschap verbroken, De Bazuin, jaargang 2, nr. 10, 12 maart 2008, pag. 132; http://www.gereformeerdkerkbladdebazuin.nl/artikel/255

image_pdfimage_print