De Zon der gerechtigheid. Aan de drempel van een nieuw jaar. (1)

Door: Henri Plaggenmars

 


Het getuigenis over de wederkomst des Heeren als de Zon der gerechtigheid naar Maleachi als volgt (SV):
Maleachi 4 vers 1: “Want zie, die dag komt, brandend als een oven. Dan zullen alle hoogmoedigen en allen die goddeloosheid doen, stoppels worden. En de dag die komt, zal ze in vlam zetten, zegt de Heere van de Legermachten, Die hen nog wortel noch tak zal overlaten”.


 

Deel 1: De kerk verwacht de wederkomst

 

Nieuwjaar
De jaarwisseling is inmiddels achter de rug. Nu staan wij aan het begin van een nieuw begonnen jaar. Beter gezegd: Anno Domini[1], in het jaar des Heeren 2022. In de afgelopen week ook een nieuw kabinet. En dan kan de mens bij de wisseling van de jaren een moment hebben om achteruit en vooruit te kijken.  Het kabinet komt met een nieuw regeerakkoord. En zelf kunnen wij plannen maken voor het komende jaar.

Vooruitzien en bezig zijn met de nabije toekomst is een goede bezigheid. Tegelijk staat er in Ps. 90 vers 12: “Leer ons zo onze dagen tellen”. En dat is belangrijk.  Maar in deze zelfde psalm staat ook dat de dagen van onze jaren snel worden afgesneden en losgemaakt. Omdat de mens moet weten[2] hoe hij of zij de korte tijd van het leven moet besteden tot Zijn dienst, immers de vreze des Heeren is wijsheid (Job. 28:28).

 

Vooruitzicht
Maar jaarwisseling of niet, de coronacrisis duurt voort. En evenals vorig jaar stijgen de besmettingen in ons land. En dat ook in de afgelopen weken.

Maar wat is nu het vooruitzicht voor de kerk in deze tijd? Want Hij regeert (Ps. 93) en duizend jaren zijn in Zijn ogen als de dag van gisteren (Ps. 90: 4).

In de brief aan de Hebreeën staat dit als volgt weergegeven: “Want: Nog een heel korte tijd en Hij Die komt, zal komen en niet uitblijven” (Hebr. 10:37). En de gelovigen hebben volharding en standvastigheid nodig opdat zij de vervulling van de belofte zullen verkrijgen (Hebr. 10: 36). En de rechtvaardige zal immers uit het geloof leven (Hebr. 10: 38). En dat ziet ook op de wederkomst van Christus.

En ook aan het begin van een nieuw jaar weet de kerk door Gods Woord dat de dag van de Heere komt (1Thess. 5: 2). En ook dat de tijd nabij is (Openb. 1: 3).[3] Hij komt spoedig en haastig om te oordelen de levenden en de doden (Openb. 22).

In dit eerste deel een schriftoverdenking over de verwachting van de kerk zelf. In het tweede deel zal verder worden ingegaan op de Dag des Heeren.

 

Wederkomst als een dag van oordeel
Het vooruitzicht dus wordt bepaald door de wederkomst van Christus.  Daarvan doet de Kerk vandaag belijdenis in Zondag 19 van de Catechismus, tot troost voor de gelovigen.

In het bijzonder met antwoord 52 en daarmee de belijdenis dat ik met alle droefheid en vervolging Hem als Rechter uit de hemel verwacht. De wederkomst waarin het oordeel zal worden voltrokken. Dat komt ook duidelijk tot uiting in de formulering in de Apostolische Geloofsbelijdenis; “dat Hij zal komen om te oordelen de levenden en de doden”. Christus zal komen om te oordelen.

Maar Hij zal ook komen tot troost van de gelovigen. En hoe kan het oordeel in de belijdenis over de wederkomst van Christus nu tot troost zijn? De Catechismus formuleert het antwoord hierop met de volgende woorden: “Hij zal dan al Zijn en mijn vijanden aan de eeuwige ondergang overgeven”. Maar voor de kerk, de gelovigen wordt in dezelfde zin beleden: “Maar mij met alle uitverkorenen tot Zich nemen in de hemelse blijdschap en heerlijkheid”.

De wederkomst komt met de ernst van het oordeel. Maar voor de gelovigen die Hem als Rechter uit de hemel verwachten is er troost omdat Hij de vloek zal wegnemen. En dat is een vooruitzicht voor de gelovigen, de vromen. Dat is het vooruitzicht voor de kerk ook in dit nieuwe jaar.

 

Geprofeteerd
Over de wederkomst als de dag van het oordeel is ook geprofeteerd in het Oude Testament. In het bijzonder in het laatste Bijbelboek van het Oude Testament, Maleachi.

De naam van deze laatste profeet van het Oude Testament betekent: “Mijn bode” en tegelijkertijd ook “de Bode van de Heere”, aldus dr. Ridderbos. De naam Maleachi zegt dus ook iets over de dienst die hij te verrichten had, te weten; het staan in de dienst van de Heere en het profeteren in de Naam van de Heere (Mal. 3:1).

Hij zou hebben geprofeteerd bij en na de opbouw van de tempel in Jeruzalem (Mal. 1: 7-10/Ezra 5:14).[4] Ook wordt in het Bijbelboek Maleachi gesproken over het verhandelen van de ‘tienden’, evenals hierover een vermelding staat in het Bijbelboek Nehemia (Neh. 10:37).

In dit laatste Bijbelboek komt de bestraffing van de Heere aan de orde over de ondankbaarheid van het volk. Maar vervolgens ook over het volksleven. De bestraffing over de gemengde huwelijken en over de priesters met hun godsdienstige vervalsing gevolgd door het vermaan tot boete en bekering tot de toekomst van Christus als de oprichter van de “ware godsdienst”. Deze laatste profetie van het Oude Testament besluit met de aankondiging van de Dag des Heeren (KV, p. 195).

De profetie in dit Bijbelboek typeert zich overigens als een dialoog. Een behandeling van de profetie in gespreksvorm met het volk zoals wij dat in dit Bijbelboek naar voren zien komen in vraag en antwoord vorm.

Gespreksvorm wordt al duidelijk in hoofdstuk 1 waar gevraagd en geantwoord wordt met de volgende woorden: “Was Ezau niet de broer van Jakob? Toch heb ik Jakob liefgehad” (Mal. 1:2). En ook in hoofdstuk 2 waarin de profeet de volkszonden benoemd in vraag en antwoordvorm, vooral in het laatste gedeelte (Mal. 2: 14-15).

En dit vinden wij ook terug in de profetie over ‘de Dag’ zoals dit vermeld staat in hoofdstuk 3 vers 18, met de volgende woorden: “Dan zult u opnieuw het onderscheid zien tussen een rechtvaardige en een goddeloze, tussen wie God dient en wie Hem niet dient”.  Het volk moet zich van de zonden terugkeren tot de verordeningen van de vaderen. Want niet de Heere is veranderd maar het volk is veranderd (Mal. 3: 6-7).

 

Het volgende deel over de Dag des Heeren (deel 2)
Het vooruitzicht voor de kerk wordt bepaald door de wederkomst van Christus. De Dag des Heeren. De dag van Zijn oordeel waarin het onderscheid tussen de rechtvaardige en de goddeloze naar voren zal komen. Wat houdt het vooruitzicht op die oordeelsdag in? In het tweede deel zal op deze vraag verder worden ingegaan.

 

[1] Opmerking uit de enkele bronnen: Anno Domini of christelijke jaartelling. Volgens de literatuur is de christelijke jaartelling voortgekomen uit de opstelling van een ‘paastabel’ ter bepaling van de paaszondag door Dionysius Exiguus en in 525 aangeboden aan Paus Johannes 1. Zie ook G. Declercq, Anno Domini (2000)
[2] De uitdrukking ‘ons leren’ staat hier in verband met ‘doen weten’ (Broers, Lex. P. 136).
[3] Zie ook kanttekeningen SV no. 9 bij Openb. 1:3.
[4] Evenals in de Geschiedenis der Godsopenbaring (Bakker, Kampen P456) verhandelt de Korte Verklaring (p. 192) bij dit Bijbelboek over de Perzische Tijd na de ballingschap vooral op basis van Mal. 1:8 waar gesproken wordt over Pecha, de titel van de Perzische stadhouder (Ezra 5:14 en Hag. 1:1).